Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herinneringen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herinneringen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

7

God kroont Zijn eigen werk en maakt dat ook zeker openbaar, wat wij thans zullen zien uit een geschiedenis, die wij mochten meemaken, en waarover wij in het vorige nummer beloofd hebben iets te schrijven.

Het gaat weer over een jeugdig leven, dat wij van kindsheid af van nabij hebben gekend. Uiteraard zullen wij ook thans daar niet veel over schrijven, want het gaat niet om de persoon, maar om het werk Gods in haar verheerlijkt. In het vorige nummer, Herinneringen 6, merkten wij op dat het openbaar zal komen wat de Heere gewerkt heeft, en dat dat zo heel eenvoudig kan zijn.

Zo ging het ook wat wij thans in het kort willen vertellen. Zoals wij reeds schreven, van kindsheid af hebben wij haar van nabij gekend. In alle stilte en eenvoudigheid ging zij haar weg. Van huis uit onderwezen in de noodzakelijkheid om wederomgeboren te moeten worden, lag zij geheel onder beslag van het Woord Gods, waardoor zij bewaard werd om de paden der zonde te bewandelen, en een zeer voorbeeldig leven leidde.

U vraagt wellicht: is dat dan het bewijs van het werk Gods? Wacht even met uw oordeel, want inderdaad hebben wij in ons leven er velen gekend, die in hun jeugd een voorbeeldig leven hadden, ja die al heel jong met indrukken van dood en eeuwigheid vervuld waren, toen zij nog op de zondagsschool zaten, van wie later gevraagd moest worden is er nog iets van overgeschoten?

God kroont Zijn eigen werk en maakt dat ook openbaar, was het doel van ons schrijven. Zo ging het ook hier.

Op een zekere dag vernamen wij dat zij ziek was, en hoewel niet van ernstige aard, brachten wij haar spoedig een bezoek.

Dat bezoek is onvergetelijk geworden en….. gebleven! Ze lag in een eenvoudig kamertje, dat uitzicht gaf op een weiland, waar koeien rustig graasden.

Na geïnformeerd te hebben naar haar ziekte, zei zij al spoedig: wilt u de deur even dicht doen? Dat die vraag bij mij verwondering wekte, zult u verstaan, waarom ik dan ook direkt vroeg naar de reden daarvan. Zij kon haar tranen niet meer bedwingen en antwoordde op mijn vraag waarom zij zo weende: „Ach, ik wil u eens vertellen, wat ik tot heden niemand verteld heb, omdat ik het niet durfde te doen, en u moet mij beloven het ook niemand te zeggen, want men moest er eens iets van maken”. Dat woord gaf mij aanleiding /nader te vragen, wat haar dan wel vervulde? Zo kwam zij tot ontlasting van haar overvol gemoed en sprak zo ongeveer het volgende: „Ik gevoel mij van binnen zo diepongelukkig, die koeien daar zijn gelukkiger dan ik, want die hebben geen ziel voor de eeuwigheid geschapen, maar ik wel, en zoals ik leef kan ik niet voor God bestaan. Van de buitenkant ziet niemand het aan mij, maar, o die binnenkant! Ik kan het niet uitdrukken hoe erg dat is. Ik ween het maar uit voor de Heere, och Heere, och wierd mijn ziel door U gered. Die innerlijke smart over de zonde, daar kan ik wel over blijven wenen. En zou ik nog met God verzoend kunnen worden? Ik durfde het tol niemand te zeggen, maar het moest er nu uit”.

Dal gehele gesprek zal ik hier niet weergeven, want het gaat niet om de mens, maar om het werk Gods in dat jonge, eenvoudige leven geopenbaard. Ruimschoots gaf de Heere te spreken. Hij opende de Schrift, om uit Gods Woord overeenkomstig de behoefte van haar hart te wijzen op Hem, Die alleen helen kan, namelijk gebrokenen van hart.

Nadat gebeden was ging ik weg, heel diep onder de indruk van hetgeen gehoord was. Nogmaals moest ik beloven het aan niemand te zeggen, wat ik ook gedaan heb, omdat mijn overtuiging is, dat de Heere Zijn eigen werk Zelf openbaar maakt. Laten wij dat maar gerust aan de Heere overlaten. Zij herstelde spoedig en bleef als voorheen als een eenvoudige (Ps. 116) haar weg gaan. Vanzelfsprekend is er altijd kontakt gebleven, en uit de behoefte van het hart sprak zij het liefst over haar innerlijke leven. Haar plaats in Gods huis was altijd bezet, en door middel van de prediking ontving zij menigmaal geestelijk onderwijs, waardoor zij steeds behoefte ontving om meer en meer onderwezen te worden. Hoe meer wij op de school der genade leren, hoe leergieriger wij worden, omdat wij dan juist gevoelen nog niets te weten.

Zo ging het ook haar, altijd ontdekte zij, met hetgeen zij leren mocht, een gemis, wat haar weer nauwer aan de Heere verbond.

Haar uitzien bleef om te mogen komen tot een persoonlijke toeëigening van het Borgwerk van Christus. Het best kunnen wij haar leven beschrijven zoals wijlen Prof. De Bruin dat uitdrukt in zijn predikatie over zondag 23, waaraan ik dacht toen genoemde predikatie werd gelezen. „Een kleine geloofshand is zo zwak en vandaar is het, dat vele oprecht gelovigen maar niet kunnen vasthouden wat hun uit genade geschonken is, enz. enz.” Bijzonderheden uit haar leven gaan wij ook stilzwijgend voorbij, want de Heere maakt Zijn eigen werk wel openbaar. Het gaat niet om de mens, hoewel het wel in de mens wordt uitgewerkt, want al wat Hij wrocht zal juichen tot Zijn eer, en dat is bevestigd geworden in haar leven.

Zij is later gehuwd, moeder van kinderen geworden, totdat op het onverwachtst een einde kwam aan haar leven op middelbare leeftijd. En wat kwam toen openbaar? Dat God Zijn eigen werk kroont en openbaar maakt. Toen zij gevoelde dat het sterven werd, verlichtte de Heere haar geloofsoog, zodat zij met Ps. 73 : 12: „’k Zal dan gedurig bij U zijn, in al mijn noden angst en pijn”, afscheid van alles nemen kon, met de blijde wetenschap in het hart, dat haar een beter lot bereid was, en haar Heilzon daagde.

Zo hebben wij getracht in een tweetal herinneringen voor te stellen, dat er zo veel kan schijnen dat niets is, en daartegenover zo eenvoudig (weinig) dat alles is.

Laten wij daarom besluiten met de bede van Ps 139 : 14:


Doorgrond m’ en ken mijn hart, o Heer’
Is ’t geen ik denk niet tot Uw eer?
Beproef m’ en zie of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt;
En doe mij toch met vaste schreden
De weg der zaligheid betreden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Herinneringen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's