Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (162)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (162)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rehabeam

“Het geschiedde nu als Rehabeam () sterk geworden was, dat hij de wet des HEE­ REN verliet en gans Israël met hem.” (2 Kronieken 12 : 1)

Het maakte een groot verschil uit in Juda of in Israël te wonen. In het kleinere rijk Juda regeerde Rehabeam, de zoon van Salomo, die regelmatig opging naar de tempel, het huis des HEEREN. Hierin was hij een voorbeeld voor zijn volk geweest. Ook waren in Juda de door de Heere aangestelde levieten en priesters werkzaam en werd de Heere gediend op de manier zoals Hij voorgeschreven had. Verder hoorden we al, dat er veel kinderen van de Heere naar Juda uitgeweken waren. Zij werden niet meer geduld door koning Jerobeam of zij moesten zich aanpassen aan de nieuwe godsdienst.

Het rijk van Juda was er goed mee, dat die kinderen van God in hun land kwamen wonen. In de Bijbel staat dat zij het koninkrijk versterkten en een steun voor Rehabeam waren. Dat betekent dat het niet alleen ijverige mensen waren die de koning en het land goed hielpen, maar het wil vooral zeggen, dat zij voor de koning en het land baden. Zij deden, wat we van Samuel lezen:

Ook was Samuel, Op Gods hoog bevel. Biddend voor Zijn volk. Als een hemeltolk; (Psalm 99:5)

Daarom betekende het een grote zegen voor Juda, toen er kinderen van God naar hun land kwamen.

Tijdens de eerste jaren van zijn regering trachtte Rehabeam naar het voorbeeld van zijn opa David te leven, die de Heere met liefde gediend had. We hoorden, hoe koning Rehabeam geluisterd had naar de profeet Semaja, toen Juda van plan was geweest om tegen Israël op te trekken. "Gij zult niet optrekken noch strijden tegen uw broederen, want deze zaak is van Mij geschied, " had de Heere gezegd. Zo was er geen oorlog uitgebroken tussen Juda en Israël, al leefden de twee rijken voortaan wel als vijanden naast elkaar. Daarom staat er in Gods Woord: "En er was krijg tussen Rehabeam en tussen Jerobeam al hun dagen." Maar er brak gelukkig geen oorlog uit.

Rehabeam probeerde zijn koninkrijk en zijn residentie Jeruzalem zo sterk mogelijk te maken. Daarom liet hij in de omgeving van de hoofdstad vijftien steden versterken. Het waren vestingsteden, waarin hij wapenvoorraden zoals grote schilden en steekwapens opsloeg, terwijl hij ook grote hoeveelheden koren, olie en wijn insloeg. Op die manier versterkte en beveiligde hij zijn koninkrijk. Tot oversten of gouverneurs over die steden stelde hij zijn zonen aan, die allemaal moesten luisteren naar Abia, de lievelingszoon van Rehabeam, die straks koning zou worden. Hierin deed Rehabeam niet wat de Heere gezegd had, want Hij had bepaald dat de oudste zoon zijn vader moest opvolgen en Abia was niet de oudste. Om echter moeilijkheden bij de troonopvolging te voorkomen, had Rehabeam het bestuur van de sterke vestingsteden aan zijn zonen opgedragen, die daarmee tevreden waren.

Helaas ging het niet lang goed met koning Rehabeam.

In de Bijbel staat dat hij maar drie jaren wandelde in de voetsporen van David en Salomo. Daarna week hij van de goede weg af Hoe kwam het, dat de koning niet langer de Heere wilde dienen? Niemand had zo'n wijze vader gehad dan hij. Rehabeam wist immers heel goed hoe de Heere gediend moest worden!

Helaas, hij ging vertrouwen op zijn eigen kracht. Wat kon hem eigenlijk nog gebeu­ ren? Hij woonde in het prachtige paleis van zijn vader Salomo in de sterke hoofdstad Jeruzalem. Om die stad lagen vijftien sterke vestingsteden. De koning meende het verder wel zonder de Heere en Zijn hulp te kunnen stellen. Daarom verliet hij de Heere en Zijn dienst. Maar er was nóg een oorzaak.

Rehabeam had namelijk een heidense moeder. We weten hoe Salomo veel heidense vrouwen had, die hem van de ware dienst van de Heere aftrokken, zodat hij vreemde goden ging dienen. Eén van die vrouwen heette Naama, een invloedrijke vrouw, die een Ammonitische was. Zij was de moeder van Rehabeam en door haar invloed keerde haar zoon zich meer en meer van de dienst van de ware God af om de afgoden te gaan dienen. Het duurde niet lang of de hoogten en de opgerichte beelden met de bijbehorende afgodische bossen van de heidense Kanaanieten werden opnieuw opgericht. Zo voerde Rehabeam de oude heidense godsdienst van de Kanaanieten weer in, terwijl de Heere juist die volkeren om hun verschrikkelijke godsdienst uit hun land verdreven had. Dat wist Rehabeam heel goed. En tóch ging hij in zijn verkeerde weg door en luisterde naar zijn heidense moeder.

Het erge was, dat hij niet alléén zondigde. Nee, hij trok ook het volk van Juda van de Heere en Zijn dienst af Overal in het land verrezen afgodsbeelden en altaren. Als blinden dwaalden de koning en zijn volk af van de God van David en Salomo, de God der vaderen.

Natuurlijk kon de Heere dat niet ongestraft aanzien.

Koning Sisak van Egypte verklaarde onverwachts Rehabeam de oorlog en viel met een sterk leger Juda binnen. Hij had twaalfhonderd strijdwagens en zestigduizend ruiters bij zich. In korte tijd had hij de sterke vestingsteden, waarop Rehabeam zijn vertrouwen zo gevestigd had,

(Vervolg op blz. 96)

(Vervolg ‘Uit de Bron’)

ingenomen en niet lang hierna stond hij voor de poort van de hoofdstad Jeruzalem. Het scheen of Sisak het hele koninkrijk in korte tijd onder de voet zou lopen. In deze hachelijke toestand werd de profeet Semaja door de Heere naar koning Rehabeam gestuurd.

“Koning, " sprak de profeet, "u begrijpt wel, waarom dit alles gebeurt. U hebt de Heere verlaten en nu laat Hij toe dat de vijanden uw steden innemen en verwoesten.”

O, de koning, zijn hovelingen, zijn raadslieden en zijn gouverneurs wisten maar al te goed, dat de profeet de waarheid sprak. Moedwillig hadden zij de ware dienst van de Heere verlaten. Hun eigen geweten veroordeelde hen en zij moesten bekennen dat het rechtvaardig was wat de Heere deed.

“De HEERE is rechtvaardig, "gaven ze toe. Toen zij dat eerlijk voor de Heere bekenden en er verdriet over hadden, werd de profeet voor de tweede keer naar de koning gestuurd.

“Koning, ” sprak hij, "ik heb weer een boodschap van de Heere. Hij heeft gezien dat u er verdriet over hebt en daarom zal Hij u helpen. Koning Sisak zal binnenkort weer naar zijn land terugkeren. Wel zult u hem heel veel schatten en kostbaarheden moeten geven, voordat hij vertrekken zal. Maar als u dat alles gegeven hebt, zal hij naar zijn eigen land teruggaan.”

Het gebeurde precies zoals de profeet voorzegd had.

Sisak roofde de schatten en kostbaarhe-den uit de bijgebouwen van de tempel, nam de beroemde gouden schilden die Salomo gemaakt had mee en palmde alles in wat hij maar te pakken kon krijgen. Met spijt moest Rehabeam aanzien dat de overwinnaar, beladen met veel goud, zilver en kostbaarheden, naar zijn land terugtrok. Ook legde koning Sisak een zware belasting op het volk, zodat het er voor iedereen droevig uitzag.

Wanneer Rehabeam met zijn lijfwacht opging naar de tempel was hij altijd gewoon dat zij de gouden schilden van Salomo droegen. Maar die schilden waren nu verdwenen. Daarom liet de koning koperen schilden dragen, die voortaan de gouden schilden moesten vervangen. In het hele land waren de vreselijke gevolgen van Sisaks soldaten te zien.

Toch wilde de Heere nog helpen en het hele land niet aan de verwoesting overgeven. Hij betoonde nog een goedertieren en lankmoedig God te zijn over een zich schuldig voelend volk, zodat zij ook nu wel konden zingen:

Hij handelt nooit met ons naar onze zonden; Hoe zwaar, hoe lang, wij ook Zijn wetten schonden, Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. (Psalm 103:5)

Gelukkig waren er ook nog goede dingen in Juda.

De ware godsdienst werd nog in de tempel uitgeoefend, terwijl er nog trouwe knechten van de Heere en kinderen van God woonden. Eén ervan was Ethan, de bekende en oud geworden opperzangmeester uit de tijd van David. Ethan had de koningen David en Salomo nog goed gekend en gezien hoe de Heere Israël bijzonder gezegend had. Nu hij oud geworden was, moest hij aanzien, hoe het eens zo grote Israël in tweeën gescheurd was, terwijl er heel veel kostbaarheden uit de tijd van David en Salomo naar Egypte als buit werden meegenomen. Geen wonder, dat hij in de door hem gemaakte 89-ste Psalm zijn leed voor de Heere uitzong.

Wat hebben Gods knechten en kinderen getreurd over de zonden die zij in Israël en Juda zagen.

En koning Rehabeam? Luisterde hij naar de Heere? Gaf hij acht op Gods uitredding? Ging hij de Heere dienen en brak hij de oude heidense godsdienst af?

In de Bijbel staat: "En hij deed wat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte om den HEERE te zoeken." De koning ging door-in zijn verkeerde weg.

Toen hij zeventien jaren geregeerd had, nam de Heere hem door de dood weg en werd zijn zoon Abia koning in zijn plaats.

Maar ach, mijn God, waar blijkt Uw trouw nu, waar Uw eer? Gij stoot en werpt, vergramd, thans Uw gezalfde neer; Gij schijnt niet van 't verbond met Uwen knecht te weten; Zijn kroon, ontheiligd, ligt ter aarde neergesmeten; Zijn sterke muren zijn door 's vijands macht verbroken. Zijn vestingen verwoest, en in het stof gedoken. (Psalm 89:16)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2004

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Uit de Bron (162)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2004

De Wachter Sions | 12 Pagina's