Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (55)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (55)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mara en Elim

”Want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester” (Ex. 15:26)

Al spoedig moest het leger weer verder trekken. Zij kwamen nu in de woestijn Sur en het woestijnleven ging beginnen! Door de barre zandwoestijn zou de Heere Zijn volk in Kanaan brengen. Hoe gevaarlijk en onveilig de wegen ook waren, het volk had de Heere als Leidsman. De vuur- en wolkkolom getuigde van Zijn voortdurende zorg en aanwezigheid, zodat de Israëlieten zelfs in de woestijn wel konden zingen:

De HEER', de God der legerscharen, Is met ons, hoedt ons in gevaren; De HEER', de God van Jakobs zaad. Is ons een burg, een toeverlaat. (Ps. 46:6)

Toen het volk drie dagen in de woestijn gereisd had, was het meegenomen water uit Egypte helemaal op. Wat moest het volk nu beginnen?

Gelukkig werd al gauw een plaats ontdekt waar een bron was. Natuurlijk ging iedereen daar meteen op af Helaas, toen de Israëlieten wilden drinken, bleek het bitter water te zijn. Nu was er nog geen water! Boos ging het volk naar Mozes en klagend sprak het: "Wat zullen wij drinken? " O, de Israëlieten waren nijdig op de Heere en op Zijn knecht. In de Bijbel staat dat zij "murmereerden". Dat betekent, dat zij op een zondige manier over de Heere klaagden.

Mozes merkte hun boosheid, maar zei niets. Hij zocht het aangezicht van de Heere, Die hem op een hout wees. Dat hout moest hij nemen en in het bittere water werpen.

Toen Mozes dit op Gods bevel deed, veranderde de Heere door een wonder dit bittere water in heerlijk drinkwater. Nu konden de mannen, de vrouwen en de kinderen met alle beesten volop drinken. Ter herinnering aan het bittere water, werd deze plaats Mara genoemd, dat "bitterheid" betekent.

Toch ging de Heere, Die zo onverdiend goed geweest was, aan dit zondige klagen van Zijn ondankbare volk niet zomaar voorbij. De reis was nog maar goed en wel begonnen en het volk had nu al tweemaal gemurmereerd. Ze hadden gemurmereerd toen ze dachten door Farao's handen vermoord te worden en nu hadden ze het opnieuw gedaan. Wat een vreselijke zonde was dit. Had de Heere niet een pad in de zee gemaakt? Waren ze niet droogvoets door het water geleid? Had Hij geen grote verlossing geschonken? Nog maar een paar dagen geleden hadden ze van Gods machtige daden gezongen!

En zou Hij Zijn volk dan in de woestijn laten versmachten? Zou Hij Zijn volk niet op tijd drinkwater gegeven hebben? Waarom aan Zijn goedheid en almacht getwijfeld? Waarom steeds dat zondige geklaag?

Daarom sprak de Heere bij Mara nog eens nadrukkelijk, dat Hij voor hen zorgen zou. Zijn volk moest op Hem vertrouwen. De Heere wilde zeggen:

Geen ijd'le zorg doe u van 't heilspoor dwalen; Houd in uw weg het oog op God gericht, Vertrouw op Hem, en d' uitkomst zal niet falen. (Ps. 37:3)

Tot moed en troost van Zijn door de woestijn trekkend volk, sprak de Heere: "Ik zal voor u zorgen en als u op Mij vertrouwt en naar Mij luistert, zal het u naar ziel en lichaam goed gaan, want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester! Vergeet dat nu nooit meer!”

Wat een trouwe Gids was de Heere voor Zijn volk. Wat was Zijn zorg groot. Hij wilde hun Heelmeester, hun Medicijnmeester zijn.

Toen vertrok het volk van Mara naar Elim. Hier was een oase en het volk trof hier twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen aan. Nu ondervonden de Israëlieten opnieuw de blijken van Gods trouwe zorg. In deze rustplaats, waar ze in de schaduw van de palmbomen konden uitrusten, was er volop drinken en kon men krachten verzamelen om de reis voort te zetten.

Na een kort oponthoud werd al weer opgebroken. Hoe aangenaam het in Elim ook was, de tenten moesten weer opgebroken worden, want Elim was het land van de rust niet. Het doel van hun reis was immers Kanaan, het beloofde land.

Voor het volk nu verder opnieuw de woestijn introk, leidde de Heere het even naar de Schelfzee terug. Daar zagen ze weer de Rode Zee, waardoor de Heere hen zo wonderlijk geleid had en waarin de Egyptenaars de dood gevonden hadden. Het was alsof de Heere wilde zeggen: "Blijf er toch aan denken, hoe Ik u hier hielp. Dat deed Ik hier en dat deed Ik ook bij Mara en dat zal Ik blijven doen. Ik breng u veilig onder Mijn vuur- en wolkkolom naar het beloofde land!”

Kennen ook wij de Heere als onze Leidsman door deze aardse woestijn? Als dat door genade zo is, zullen we ook Zijn trouwe zorg ondervinden, net als het volk van Israël.

Hierna kwam het volk in de woestijn Sin.

”Zou God Zijn gena vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Heeft Hij Zijn barmhartigheèn Door Zijn gramschap afgesneên? " 'k Zei daarna: "Dit krenkt mij 't leven; Maar God zal verand'ring geven; D'Allerhoogste maakt het goed; Na het zure geeft Hij 't zoet." (Ps. 77:6)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (55)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's