Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OP HET SCHERP VAN DE SNEDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OP HET SCHERP VAN DE SNEDE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

OP HET SCHERP VAN DE SNEDE posthuum gesprek met prof. dr. A. A. van Ruler. Uitg. Ton Bolland, Amsterdam, 1972. Omvang:181 pag. ; prijs ƒ 12, 90.

De bespreking van dit boek wil ik beginnen op een nogal ongebruikelijke wijze, nl. met mijn verontschuldigingen te maken aan het adres van de uitgever. Immers, reeds al te lang wachtte dit werk op een recensie in dit blad.

"Op het scherp van de snede" bundelt het belangrijke artikel van wijlen prof. dr. A. A. van Ruler dat hij kort voor zijn overlijden schreef voor Wapenveld onder de titel "Ultragereformeerd en vrijzinnig" en een achttal kommentaren daarop uit de kring van de Ger. Bond in de N. H.-Kerk, verschenen in De Waarheidsvriend.

Wie was Van Ruler? Allereerst mag hij wel gekarakteriseerd worden als: een gereformeerd theoloog met een scherpe en brede visie. Een man ook die voor zijn visie stond en er uit leefde. Die zijn zienswijze op een boeiende wijze onder woorden bracht in prediking, gesprek en kollege, in een groot aantal lezingen, artikelen en boeken. Niet zonder reden kon zijn opvolger aan de RU van Utrecht in het Utrechts Nieuwsblad een artikel schrijven met als opschrift "Prof. A. A. van Ruler, groot man uit de geschiedenis van Kerk en theologie".

Met het bovenstaande is natuurlijk slechts een geringe karakterisering gegeven, maar niet in eigenlijke zin gezegd wie Van Ruler was. Dat is ook een vraag die vlugger gesteld is dan beantwoord! Drs. P. F. Th. Aalders vergelijkt de vraag om een weergave van de theoretische denkwereld van Van Ruler met het volgende beeld: een kind op het strand vragen de zee leeg te scheppen in zijn kuiltje (Woord en Werkelijkheid, Nijkerk 1973, pag. 11). Drs. Aalders ziet als sleutelformule de tweepoligheid in Van Rulers denken (Rijk èn predestinatie, Christus èn de Geest, Kerk èn staat) en gebruikt het beeld van de ellips met zijn twee brandpunten.

Dr. Velema typeerde hem als denker vanuit het einde (het eschaton). Dikwijls is hij aangeduid als theokraat. Uit deze en meerdere typeringen blijkt reeds dat Van Ruler een breed terrein overzag: de kerk, de theologie, politiek en kuituur. In dit blad wil ik graag - omdat dit nog altijd zeer de moeite van lezing en bestudering waard is - noemen wat hij (o.m. ? ) over het onderwijs schreef: Kerstening van het voorbereidend en middelbaar onderwijs, Nijkerk z. j. ; De christelijke school en de wetenschap, Den Haag z.j. ; De idee der humaniteit in de opvoeding, opgenomen in het jaarverslag van de Raad voor Kerk en School, april 1947; Opvoeding in schoolverband naar de emotionele zijde, uitgave C. P. S., 1954; Onderwijs in reformatorische zin, maandblad C. V.O., december 1956; De school, het evangelie en de cultuur, juni 1958.

Het boek bevat allereerst Van Rulers artikel (83 pag. !) waarin hij ingaat op wat zijns inziens "ketterijen" zijn in het ultra-gereformeerde. Hij beschrijft hier waarin naar zijn mening de ultra-gereformeerden zijn afgeweken van het gereformeerde, calvinistische spoor. Deze analyse is biezonder kritisch, maar anderzijds blijkt zijn wezensverbondenheid met deze kring. Kwam Van Ruler er niet zelf uit voort? In feite w& s hij een van hen.

De ontsporingen die in dit artikel aangewezen worden, zijn er nog al wat. Ik wil er een aantal noemen: verachting van het historische heil in de historische Christus doordat bij de ultra-gereformeerden de innerlijke Christus het een en het al wordt; vervanging van de (vertroostende!) waarheid der dubbele predestinatie door de predestinatie-idee als logisch systeem; het als "natuur-lijk" beschouwen van zonde en zondestaat, zonder dat deze als schuld wordt gezien; de toestand van twijfel als normaal met voorbijzien van de reformatorische notie der geloofszekerheid; annexering van het werk van de Heilige Geest voor het binnenste der individuele mens; avondmaalsmijding; maar toch gemakkelijk gebruikmaken van het

doopsakrament of zich tot ouderling laten verkiezen; pal voor "de waarheid" en voor de konfessie, maar met "belijdenis" onwedergeboren te zijn; verabsolutering van eigen inzichten; onderwaardering van het natuurlijke ten opzichte van het geestelijke; weinig aandacht voor het ethische; geen of weinig zicht op plaats en taak van de Kerk in deze wereld; etcetera.

***** Natuurlijk komt bij lezing van dit artikel de vraag bij je op wie Van Ruler met de ultra-gereformeerden eigenlijk bedoeld heeft. Ultra-orthodox genoemd worden wil niemand graag. Immers zo'n naam duidt reeds ontsporing aan. Nergens noemt hij de groep die hij op het oog heeft konkreet. In zijn artikel is wel een keer sprake van een jonge predikant (een oud-ieerling) in een Ger. Bondsgemeente die door sommige gemeenteleden maar versleten wordt voor een Christus-mannetje; tegen het eind van zijn artikel noemt hij het optreden van de S. G. P., in positieve zin. Naar ik dacht doelt professor Van Ruler op de groep die voorkomt in verschillende kerken: in de uiterst rechterflank van de Hervormde Kerk, in sommige sektoren van de Christelijke Gereformeerde Kerken, in Gereformeerde Gemeenten en Oud-Gereformeerde Gemeenten. Soms zelfs verwijdt hij de grens en stelt dat in het gehele gereformeerde protestantisme in Nederland ultra-orthodoxe tendensen aanwezig zijn. Ergens in zijn artikel zegt hij: "Wij zullen nooit de Nederlandse volksziel volledig kunnen aanvoelen en verstaan, tenzij we er ons van bewust zijn, hoezeer zij doortrokken is van de ultra-gereformeerde vraagstellingen". Aan het slot zegt de auteur ook: "Als ik in het bovenstaande de ultra-gereformeerden in het vlees gesneden heb, dan hob ik tegelijkertijd in het eigen vlees gesneden".

* * + • + Van Rulers artikel heeft in bredere kring de aandacht gekregen die het verdiende. Soms ook bij mensen die de groep die Van Ruler hier beschrijft niet van binnenuit kennen. Ik denk hierbij konl^reet aan wat de Kamper hoogleraar Rothuizen te berde bracht als eerste reaktie op het artikel in Wapenveld. Zo kunnen met Van Rulers uitspraken mensen versterkt worden in hun vertekende beeld van de kring die Van Ruler op het oog had.

Gelukkig is ook uit meer geestverwante hoek op het artikel "Ultra-gereformeerd en vrijzinnig" respons gekomen. Van de meer uitvoerige en serieuze benaderingen zijn hier te noemen een artikelenserie van Drs. A. Vergunst in De Saambinder en een aantal artikelen in De Waarheidsvriend. Laatstgenoemde artikelen zijn in dit boek opgenomen, van Ir. J. van der Graaf (2x), Prof.Dr. C. Graafland en de predikanten G. Boer, L. Kievit {2x), A. van Brummelen en H. G. Abma. Eensdeels lezen we in deze artikelen instemming met het door Van Ruler geschrevene, anderzijds afwijzing, steeds evenwel wordt geschreven vanuit eenzelfde verbondenheid met en begrip van de ultra-orthodoxie zoals bij Van Ruler het geval was.

Het zou te ver voeren uitvoerig weer te geven wat door deze schrijvers als antwoord op Van Rulers magistrale analyse gegeven wordt. Met het reële gevaar een vertekening te geven van de gehele en eigenlijke strekking haal ik uit al deze hier gebundelde artikelen enkele citaten.

Ir. Van der Graaf schrijft onder het opschrift "Een geestelijk testament", waarbij hij o. m. opmerkt dat het artikel van Van Ruler, samen met de eveneens na zijn overlijden verschenen studie in Vox Theologica, niets minder is als een geestelijk testament. Van der Graaf gaat ook in op de uitspraak van Van Ruler dat de "ketterijen" van de ultra-orthodoxie vergeleken met die van de vrijzinnigheid slechts kinderspel zijn. Van Ruler typeerde zo, aldus Van der Graaf, "omdat hij in feite de vrijzinnigheid minder serieus neemt dan de ultra-orthodoxie."

In zijn tweede artikel gaat Van der Graaf in op wat Van Ruler schreef onder het kopje "de tyrannic van de geestelijke mens". Hij zegt hier o.m. : "Een goed conventikel zou geen overbodige luxe zijn" en wijst op de bewarende funktie die sommige gezelschappen gehad hebben voor de kerk.

Een ander citaat uit deze bijdrage: "Een prediking, waarin de kinderen Gods een aparte vermelding krijgen en niet mee begrepen zijn in de opwekking tot boetvaardigheid, mist een dimensie, die juist voor het leven des geloofs ontdekkend en heilzaam is."

Wijlen Ds. G. Boer schrijft over "de naturalisering van de zonde". Hieruit twee aanhalingen. "De Catechismus is voor ons allen een heilzame correctie op onze eenzijdigheden. " En uit het slot van diens artikel: "Het gaat natuurlijk alle perken te buiten, wanneer men stelt, dat men in de armen van de eeuwige verkiezing gelegen heeft zonder bemiddeling, zonder de Middelaar. (...) De verkiezing is geen zelfstandigheid in of buiten God, maar de verkiezende God Zelf."

Ds. L. Kievit schrijft over "de Christusprediking" en over "de verkiezing Gods."

Ook hieruit enkele vrij willekeurige citaten: "Het valt mij tenminste wel eens op, in de loop van de mij toebetrouwde bediening, dat de vijandschap veel meer ontvlamt als Christus ons wordt aangeprezen, dan wanneer ons de wet wordt gelezen. " "Er is geen geestelijke kennis dan die van het eenvoudige geloof! Weten wij met het geloof niet goed raad meer, dan bezweren wij de mensen: het moet beleefd worden en kondigen daarmee een nieuwe wet af. Dat beleefd-worden houdt dan met prediking en geloof geen enkel verband, het speelt zich elders en anders af. Daartegenover dient met klem te worden vastgehouden: wordt het geloofd, dan wordt het beleefd en wordt het beleefd, dan wordt het geloofd. " En: "Wij prediken niet Gods besluiten, hoe zouden wij. Wij prediken Gods beloften en Gods geboden."

Ds. A. van Brummelen handelt over "de toepassing van het heil". Hij gaat hier o.m. in op het onderscheid tussen voorwerpelijke en onderwerpelijke prediking, op de (gerechtvaardigde) klacht dat in veler prediking weinig diepgang zit. Hij wijst op het gevaar van gnosis, hogere kennis aangaande het eeuwig-ware achter de wisselende vergankelijkheid. "Overal waar men de kloof tussen wijsgerig denken en evangelische verkondiging gevoelt, komt de verzoeking op, het Evangelie in hogere algemene waarheden op te lossen. "

Dr. C. Graafland neemt een allerbelangrijkst facet van Van Rulers theologie onder de loep, nl. zijn denken over de verhouding tussen het natuurlijke en het geestelijke. Graafland gaat in op hetgeen Van Ruler dacht over de schepping en het schepselmatige. Heeft Van Ruler de zonde wel ernstig genomen in haar doorwerking in de schepping? Voor Van Ruler is de zonde bij de schepping gekomen. Erbij! De verlossing doet de zonde te niet. Zo houden we dan de pure schepping over. Genieten van de schepping is voor Van Ruler de hoogste vorm van heiliging; de verlossing slechts een noodmaatregel.

Graafland acht het onjuist dat dit de voorstelling van de Reformatie is geweest of dat dit legitiem bijbels denken is: "de zonde is op deze wijze bij de schepping gel^omen, dat de schepping daardoor verdorven is geworden". "Door de verlossing komt er een nieuwe schepping. En die nieuwe schepping is daarom herschepping, omdat zij voluit schepping zal zijn". Ik geloof dat hiermee een centraal gegeven uit de grondstruktuur van Van Rulers denken wordt afgewezen. Steeds staat bij hem (en bijna ieder artikel van Van Ruler is wel te beschouwen als een pars pro toto, waarin hij de grondgegevens van zijn theologie laat doorklinken) zijn optimistische waardering van het natuurlijke op de achtergrond. Van Ruler heeft vanuit deze visie op een gelukkige wijze doperse trekken ter rechter of ter linker zijde kunnen afwijzen. De schepping is schepping van God gebleven. De Here laat ook hier niet varen het werk van Zijn handen! Ik denk hier ook aan hetgeen b. v. H. Bavinck schreef (Ger. DogmatiekS, III, blz, 119 v. v.), nl. dat na de val de mensen wezenlijk dezelfde schepselen zijn, "met dezelfde substantie, .dezelfde vermogens, dezelfde krachten. Wat veranderd is, is niet de substantia, de materia, maar de forma waarin deze zich vertonen, de richting waarin zij werken". Mensen zijn mensen gebleven, dieren dieren. Maar toch is de schepping wezenlijk door de zonde aangetast, verdorven. "En in feite is zij ook onherstelbaar aangetast. Namelijk in die zin, dat de verlossing niet volstaan kan met de zonde er weer af te trekken, zodat dan de pure schepping weer overblijft", aldus Graaflands kritiek op Van Ruler. Graafland gaat in zijn korte artikel ook in op een sleutelwoord bij Van Ruler: "uiteindelijk" en op zijn waardering van de Nadere Reformatie.

Ds. Abma tenslotte snijdt in zijn artikel "Ad extra niet extra" eenzelfde problematiek aan als hierboven aangeduid. Hij trelrt wat vergelijkingen tussen de visie van W. Aalders en van Van Ruler. Uit zijn bijdrage een citaat "Het gaat er tenslotte maar om dat we terdege begrijpen dat het kwade niet identiek is met het stof, dat niet het stof als zodanig doodeenvoudig een ander woord is voor zonde of kwaad. Indien al kwaad huist in de stof dan hebben we het er helemaal zelf ingestopt".

De bespreking van het boek "Op het scherp van de snede" is nogal ruim uitgevallen. Maar de door Van Ruler hier en elders aangesneden thema's vereisen ook de nodige aandacht. "De Gereformeerde Gezindte kan niet dan tot haar eigen schade de geestelijke erfenis van Van Ruler onbenut laten" (stelling bij het proefschrift van J. Poortman). Wie Van Ruler leest, merkt dat iemand aan het woord is van wie zeer veel te leren valt voor een gereformeerd zicht op vele terreinen. Ook voor het onderwijs. Wordt er door de man of vrouw voor de klas in klassiek-gereformeerde zin, d.w.z. op voluit reformatorische wijze gedacht over meest wezenlijke zaken? Of soms ultra-gereformeerd? Of.. . is gereformeerd-zijn een ook onder ons allang gepasseerd stadium? Het zou goed zijn als velen uit het onderwijs zich ook in deze grondproblematiek gingen verdiepen. De betekenis van de taak die onderwijsgevenden toebedeeld hebben gekregen is niet licht te overschatten.

Van Rulers artikel leest beslist niet moeilijk maar is als altijd helder als glas. Ook van de andere waardevolle artikelen mag dit in grote lijnen wel gezegd worden.

Het kan een vriend zijn die feilen toont. Maar u hoeft hiermee beslist geen Van Ruleriaan te worden. Liever niet. Trouwens Van Ruler had aan epigonen volstrekt geen behoefte. Bovendien had hij de waarheid niet in pacht. Dat heeft geen mens. Bepaalde noties in zijn denken zijn moeilijk 'mee-te-maken'; bepaalde uitspraken moeilijk te onderschrijven. Tenslotte is er slechts Eén van Wie wij navolgers mogen zijn. Het gaat uiteindelijk om legitiem bijbels geloven en denken.

Houten (U)

J. van Oort

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1974

De Reformatorische School | 60 Pagina's

OP HET SCHERP VAN DE SNEDE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1974

De Reformatorische School | 60 Pagina's