Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

I Correspondentie voor deze rubriek aan: | T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam-ZuidJ

A. ter B. te den D. vraagt of ik iets wil schrijven over de gezangenkwestie.

Antwoord: Het gezang is van ouds een uiting geweest van droefheid of blijdschap des harten, zowel individueel als gezamenlijk. De vrouwen van Israël met Mirjam aan het hoofd zongen aan de Schelfzee. Bij Davids terugkeer na het slaan van Goliath, zongen de vrouwen met reien. Men zong in de huizen, in de tempel, bij de opgang naar de grote feesten. De psalmen geven uiting aan de verschillende toestanden der ziel, die noopten tot klagen of loven. Het gezang is altijd in de Christelijke kerk een deel geweest van de godsdienstoefening. Dit ter inleiding.

Onder de gezangenkwestie verstaat men de strijd, die in de 19e eeuw, en tot hiertoe is gevoerd over de „Evangelische gezangen', die in 1807 in de Ned. Herv. Kerk, onwettig ingevoerd, eerst aanbevolen, daarna verplichtend gesteld zijn. Bij de afscheiding in 1834 openbaarde zich de sterke afkeer van de evangelische gezangen. Ds. de Cock van Ulrum schreef tegen de gezangen, evenals later Dr. Kuyper. Een vijftal artikelen in De Heraut, waarin bezwaar werd gemaakt tegen het zingen van gezangen in de kerk, deed Ds. L. Schouten in zijn pen klimmen, die in een Open Brief het weer opnam voor de gezangen. De kwestie bleef bestaan ook na de doleantie, onder verschillende partijen in de Hervormde kerk. De „Gereformeerden" (Gereformeerde Bond tot vrijmaking van de Ned. Herv. Kerk, welks wekelijks orgaan „De Waarheidsvriend" is) hebben een afkeer van de gezangen. De Confessionelen houden vast aan het zingen van gezangen, maar maken er slechts matig gebruik van en zingen nooit uit de Vervolgbundel. De Ethischen hebben geen onderscheid.

Men verwarre de gezangenkwestie niet met de vraag naar het z.g.n. vrije kerklied. Wie tegen de „Evangelische Gezangen" waren, wilden niet beschouwd zijn als tegenstanders van het vrije kerklied. Prof. A. Brummelkamp Sr. sprak zich in 1869 vurig uit ten gunste van een bundel liederen. Predikanten der Christelijk Ger. Kerk, als Ds. Lindeboom en Ds. Gispen waren in 1875 reeds voorstanders. Ds. A. Brummelkamp Jr. stelde in 1878 veertien redenen op, waarom cle invoering van een bundel gezangen in cle kerk wenselijk schijnt. Onder meer zegt hij daar: „Omdat apostelen, kerkvaders, hervormers, martelaren ons in het zingen van gezangen zijn voorgegaan en wij de stroom der geestelijke lofzangen eigenmachtig stremmen als we cle geestelijke liederen van de lippen der Gemeente weren.

In cle Gereformeerde kerk kwam de zaak van het kerklied telkens ter sprake. In 1916 sprak Ds. Huismans op de pastorale conferentie van Geref. predikanten over het „Gereformeerde kerklied." Hij verdedigde ondermeer de stelling, dat zuiver schriftuurlijke gezangen niet minder te achten zijn dan de berijmde psalmen. Op verschillende Synoden kwam het kerklied ter sprake.

Hoewel de zaak lang nog niet ten einde is, hebben de Geref. Kerken enige gezangen toegevoegd aan de negen, die ook in onze kerken gezongen worden. Hun aantal is nu in totaal negen en twintig. Daaronder behoren b.v. „Een vaste burcht is onze God, " „Te Deum" „Alle roem is uitgesloten", Avondlied" enz.

Ik hoor u al zeggen: „Heeft u bezwaar tegen gezangen in de kerk? Het antwoord, dat ik hierop geven zou behoeft nog niet afwijzend te zijn. Niemand kan bezwaar hebben tegen een goed Nieuw-Testamentisch lied. De Psalmen zijn Oud-Testamentische liederen.

Toch zij voorzichtigheid de boodschap. Met het invoeren van een goed Nieuw-Testamentisch lied zou er wel eens een grote beroering kunnen komen in de Geref. Gemeente. Daar hebben we geen behoefte aan.

A. Ter B. te den D. vraagt mijn oordeel over rythmisch zingen.

Antwoord: Ik zou zeggen, laten we daarmee maar niet beginnen in de kerk. Niet omdat het een beginselkwestie is, maar omdat wie gewoon zijn te zingen op hele noten. Invoering van nieuwigheden geeft veel beroering. Ik geloof, dat we verstandig doen cle psalmen niet te gauw, maar ook niet te langzaam te zingen.

De zang van Gods volk is een voorspel voor het lied, clat alle gelovigen eenmaal zullen zingen aan de oevers van de glazen zee.

„De hemel looft, o Heer, Uw wondren, dag en nacht."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1957

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1957

Daniel | 8 Pagina's