Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Knechtelijke wil (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Knechtelijke wil (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reformatie herdenking

W. van Vlastuin, Katwijk aan Zee

Inleiding

Volgens Luther zelf is zijn 'De Servo Arbitrio' zijn beste theologische werk. Als men in 1537 een bundel verzamelde werken van Luther uit wil geven, bepaalt Luther dat de verhandeling over de knechtelijke wil daar ook een plaats in moet hebben. Dat is veelzeggend. De uitleg van Psalm 118 was Luther ook dierbaar. Met welk een hartstocht heeft hij zijn uitleg van Galaten geschreven. En hoe wezenlijk was zijn boekje over de vrijheid van de christenmens. Al deze werken passeert hij ten gunste van 'De knechtelijke wil.' We hebben in dit te doen met de sleutel om Luthers werk te verstaan. Persoonlijk heeft het lezen van dit werk van Luther diepe indruk op mij heeft gemaakt. Buitengewoon schriftuurlijk, indringend, humoristisch, soms zelfs op het sarcastische af, weerlegt hij de opvattingen van Erasmus en belijdt hij het hart van het evangelie. Er is geen boek dat mij het afgelopen jaar zo heeft geraakt als dit werk. Luther maakt duidelijk dat God de zondaar met het door God geschonken geloof de door God geschonken rechtvaardiging aanneemt. God is niet alleen de auteur van de rechtvaardiging, maar ook van het geloof. Het 'Sola Fide' wortelt in het 'Sola Gratia.'

Het vraagstuk van de vrije wil is voor Luther geen detail, maar hier komt de kern van Gods genade naar voren. Hij verwoordt dat zelf in zijn conclusie waarin hij zich tot Erasmus richt: "U alleen hebt wezenlijke dingen aangesneden. U hebt mij niet ver­ moeid met kwesties of de paus, het vagevuur, aflaten en dergelijke beuzelingen (...) U en u alleen, hebt de spil gezien waar alles om draait (...) Daarvoor zeg ik u hartelijk dank."

De reformatie van Erasmus

Desiderius Erasmus werd ergens tussen 1466 en 1469 geboren. Al vroeg komt hij in aanraking met het bederf in het kerkelijke leven van zijn dagen. Hij ziet het als zijn roeping om hierin verandering te brengen. Het lijkt erop alsof er niemand is die meer geschikt is om een reformatie in de kerk op gang te brengen dan Erasmus. Hij heeft enkele opvallende kwaliteiten:

In de eerste plaats is hij integer en hoogstaand. Erasmus is geen man die zichzelf zoekt. Neen, hij leeft voor idealen. Hij weigert een aantrekkelijke kerkelijke positie. Intellectuele vrijheid is voor hem meer waard. Zo verschijnt in 1511 zijn originele en scherpe satire 'De lof der zotheid.' Vooral de hoogmoed, de wellust, de hebzucht en de duisternis van de kerk stelt hij onder scherpe kritiek. In enkele jaren zijn er talloze herdrukken.

In de tweede plaats maakt zijn grote geleerdheid hem een geschikte kandidaat als kerkhervormer. Er is niemand in zijn dagen die zo de klassieke talen beheerst als hij. Hij is beroemd en wordt overal in Europa met groot respect ontvangen. De uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks (1516) was wellicht de grootste stap in de geschiedenis van de bijbelse exegese. De aantekeningen van Erasmus bij deze tekst maken het heel eenvoudig om het bijbelse christendom te vergelijken met de kerk van pausen, kardinalen en rechters. Een geestelijke aardbeving is het gevolg.

Het is in deze tijd dat een jonge en onbekende hoogleraar in de Kasteelkerk van Wittenberg drie preken houdt tegen de aflaat. Een jaar later preekt Luther op de avond voor 'Allerheiligen' over de aflaat en over Gods genade. Dezelfde dag slaat hij de 95 stellingen aan de slotkapel van Wittenberg. Aflaten geven valse vrede. Het geld voor de aflaten had beter kunnen worden besteed aan de armen dan aan een schitterend kerkgebouw in Rome. In twee weken zijn zijn stellingen in heel Duitsland bekend en in enkele maanden in geheel Europa.

Aanvankelijk lijken deze twee critici van de Roomse kerk helemaal bij elkaar te horen. Erasmus weet Luther te waarderen. Toch verbindt Erasmus zich nooit loyaal aan Luther en zijn boodschap. Hij maakt altijd een voorbehoud. Zo verklaart hij: "Ik houd mij zoveel ik kan neutraal, om des te beter de opbloeiende bonae litterae van nut te zijn."

Erasmus is positief over de vijfennegentig stellingen, maar hij is bang voor oproer. Luther moet de apostelen volgen in hun voorzichtigheid en er vooral voor waken om de paus te kwetsen. Constant wijst hij op de noodzaak van een gematigde opstelling. De waarheid mag niet altijd worden gezegd. Heel karakteristiek is zijn opmerking: "Hoe zou ik wensen dat u altjid een vluchtgat openhield, vooral als u in discussies wordt aangevallen." Hij onderneemt ook actie. Hij waarschuwt zijn drukker in Bazel (Froben) om geen werken van Luther te publiceren.

Het wordt echter steeds moeilijker om de Gamaliël-rol te spelen. Men beweert dat Luthers leer steunt op Erasmus en dat hij de eigenlijke drijvende kracht achter Luther zou zijn. Hij zou zelfs de boeken van Luther hebben geschreven. Als de universiteit van Leuven in november 1519 uitspraken van Luther veroordeelt, richt de verdenking zich ook direct op Erasmus.

In dat licht is het bijzonder moedig van Erasmus dat hij openlijk afstand durft te nemen van de bul Exsurge Domine waarin eenenveertig stellingen van Luther officieel veroordeeld werden. Hij richt zich ook tot de paus zelf. Hij verklaart dat hij trouw wil blijven aan Rome. Hij onderstreept dat hij niets met Luther heeft te maken. Maar aan het einde van zijn brief geeft hij als zijn mening dat men Luther eerst had moeten weerleggen, daarna pas veroordelen.

De eigenlijke crisis komt als Luther zijn 'De captivitate babylonica' publiceert, waarin hij afrekent met het zevental sacramenten. Dit boek was een frontale aanval op Rome. Elke poging om Luther te behouden, was nu door hemzelf onmogelijk gemaakt. Erasmus schrijft: "Ik richt mij naar pausen en keizers, als ze goede beslissingen nemen: dat is rechtmatig. Ik verdraag hen, als ze verkeerde beslissingen nemen: dat is veilig. Ik meen dat dit ook rechtschapen mannen geoorloofd is, als er geen enkele hoop is op resultaat.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De Knechtelijke wil (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's