Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Trouwelooze verlating  van den dienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Trouwelooze verlating van den dienst

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dieze uitdrukking komt voor, zooals bekend is, in art. 80 van onze kerkorde. Ze valt daar onder de opsomming van die grove zonden, welke waardig zijn met-opschorting of afstelling van den dienst gestraft te worden, dus onder de „zonden en grove feiten, die den bedrijver voor de wereld eerloos maken, en in een ander gemeen lidmaat der Kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden."

De vraagl kan opkomen: wordt nu in art. 80 gedoeld op trouwelooze verlating van den dienst van eiken bijzonderen ambtsdrager, onverschillig of hij predikant, ouderling of diaken is — of ziet die uitdrukking misschien speciaal op de dragers van één dezer ambten, b.v. op de predikanten alleen?

b.v. op de predikanten alleen? Dit laatste is ongetwijfeld het geval. Om dit duidehjk te maken, moet wel even de latijnsche tekst worden aangesproken; ter geruststelling van hen onder onze lezers, die bij deze mededeeling geneigd zouden zijn aanstonds op een ander artikel over te gaan diene echter, dat naar ik meen, aan de verstaanbaarheid van wat volgt niet zal tekort gedaan worden.

volgt niet zal tekort gedaan worden. De latijnsche tekst (die hier au t h e n t i e k is) heeft voor „trouwelooze verlating van den dienst": p e r f i d a (eerste beteekenis van perfidus: zijn belofte verbrekend) ministerii (het ambt van den minister, letterlijk: dienaar, in 't kerkelijk latijn steeds de aanduiding van den dienaar des Woords) s u i (zijn) desertio (verlating, in-den-steek-lating). Hier is dus sprake, niet van het ambt van ouderling of diaken, maar van het ambt van den dienaar des Woords.

Het gaat hier alzoo over het geval, dat een predikant zijn dienst troiiweloos verlaat. Het kan zijn nut hebben, hierop te letten, temeer wijl de artikelen 79 tot 81 in 't algemeen handelen van „censuur over kerkedienaren", terwijl bovendien art. 79 en art. 81 uitdrukkelijk al de bijzondere ambten noemen. Bovendien: ook ouderlingen en diakenen kunnen, zou men zeggen, even goed , .trouweloos hun dienst verlaten" als predikanten. Als nu in art. 80 alleen de dienaren des Woords worden bedoeld, kan dan geen vergissing in 't spel zijn ? Is deze „eenzijdigheid" misschien te verklaren uit zekere onnauwkeurigheid?

Naar onze meening stellig niet. De bewoordingen van onze kerkorde zijn met groote zorgvuldigheid gekozen. Dat blijkt, als geraadpleegd wordt de tekst van het voorgaande artikel, dat met art. 80 in zoo nauw verband staat. De oorspronkelijke tekst heeft daar niet minder dan drie woorden, waar de Nederlandsche vertaling slechts één enkel woord (dienst) heeft. Immers art. 79 luidt:

„Wanneer dienaars des Goddelijken Woords, ouderlingen of diakenen een openbare grove zonde bedrijven, die der kerk schandelijk, of ook bij de overheid strafwaardig is, zullen wel de ouderlingen of diakenen terstond door voorgaand oordeel des kerkeraads derzelver en der naastgelegen gemeente in hun dienst (latijn r m u n u s) geschorst of daarvan afgezet worden, maar de dienaars alleen geschorst worden (latijn: a f unclione suspendentur, letterlijk: van hun functie worden ontheven). Of deze (dus de predikanten) geheel van den dienst (latijn: ministerium) af te zetten zijn, zal aan het oordeel der classis staan, met advies van de in art. 11 genoemde deputaten der particuliere synode."

Men ziet: waar de nederlandsche tekst alleen het woord dienst heeft, gebruikt de latijnsche tekst drie woorden: munus, functio, ministerium.

Eerst is er sprake van den dienst of het ambt van ouderlingen en diakenen. Dan wordt gebruikt het zeer algemeene woord voor ambt of dienst: munus.

Vervolgens gaat het over schorsing van dienaren des Woords. Iemand die geschorst wordt verliest het ambt niet, maar alleen (is de schorsing wettig) het recht tot uitoefening van het ambt. Daarom hier niet het algemeene woord munus, ook niet het woord ministerium, dat speciaal ziet op het ambt van den dienaar des Woords, maar functio, dat is het ambt gezien naar zijn actieve zijde, de uitvoering, de uitoefening van het ambt.

Terwijl ten slotte als weer gehandeld wordt over het ambt of den dienst van de dienaren des Woords, de term ministerium gebezigd wordt.

Welnu, als nu art. 80 spreekt over trouwelooze verlating van het ministerium is elke gedachte aan onnauwkeurigheid, gebrek aan acribie, te verwerpen: hier loopt het opzettelijk over trouwelooze dienstverlating van een dienaar des Woords.

Dat wil dus zeggen: als een ouderling of diaken trouweloos zijn dienst verlaat, kan men niet zeggen: hier wordt art. 80 van kracht. Men kan niet zeggen: dit valt onder de zonden, die den bedrijver voor de wereld eerloos maken en die in een ander gemeen lidmaat der kerk der afsnijding waardig zouden gerekend worden. Want art. 80 spreekt eenvoudig niet van het trouweloos verlaten van den dienst door ouderling of diaken.

Beteekent dat nu: het komt er bij het ambt van ouderling of diaken minder op aan? Je kunt dat, als 't je niet zint, gerust neerleggen, omdat het toch niet. van zooveel beteekenis is?

Allerminst. Toegegeven, dat in onze kerkorde (vergelijk b.v. art. 3 tot 16 met 22 tot 27; ook art. 53 met 54) het verschil tusschen de positie van den dienaar des Woords eenerzijds en die van ouderling of diaken anderzijds zeer beduidend geacht wordt, wat opnieuw bUjkt uit het onderscheid dat art. 80 maakt ten aanzien van de trouwelooze verlating van den dienst — dit neemt geen oogenblik weg, dat als een ouderling of diaken verdere uitoefening van zijn ambt op zeker oogenblik weigert om redenen, die voor God niet kunnen bestaan, dat is voor den Alwetende en Heilige, die voor hem en over zijn dienst in 't midden der gemeente plechtig is aangeroepen, en voor Wiens aangezicht hij erkend heeft, wettig geroepen te zijn en beloofd heeft, zijn ambt trouw te vervullen — dan is dat zeer zeker een ernstige, niet licht te achten zonde, die dan ook met vollen ernst door den kerkeraad dient behandeld te worden.

Hierop nader in te gaan lag niet in ons voornemen. We wilden alleen mogelijk misverstand, dat in het onderhavige geval zoo licht zou kunnen gemaakt worden, indien sprake zou zijn van trouwelooze dienstverlating door ouderling of diaken, voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Trouwelooze verlating  van den dienst

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's