Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de hand van de Midianieten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de hand van de Midianieten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

door K. ten Klooster, Ridderkerk

„Maar de kinderen Israels deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; ZO gaf hen de HEERE in de hand der Midianieten, zeven jaren. Als nu de hand der Midianieten sterk werd over Israël, maakten zich de kinderen Israels, vanwege de Midianieten, de holen, die in de hergen zijn, en de spelonken, en de vestingen. Want het geschiedde, als Israël gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten, en die van het oosten kwamen ook op tegen hen. En zij legerden zich tegen hen, en verdierven de opkomst des lands, tot daar gij komt te Gaza; en zij lieten geen leeftocht overig in Israël, noch klein vee, noch os, noch ezel. Want zij kwamen op met hun vee en hun tenten; zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte, dat men hen en hun kemelen niet tellen kon; en zij kwamen in het land, om dat te verderven. Alzo werd Israël zeer verarmd, vanwege de Midianieten. Toen riepen de kindere Israels tot den HEERE. En het geschiedde, als de kinderen Israels tot den HEERE riepen, ter oorzake van de Midianieten; Zo zond de HEERE een man, die een profeet was, tot de kinderen Israels; die zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u uit Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis uitgevoerd; En Ik heb u verlost van de hand der Egyptenaren, en van de hand van allen, die u drukten; en Ik heb hen voor uw aangezicht uitgedreven, en u hun land gegeven; En Ik zeide tot ulieden: Ik ben de HEERE, uw God; vreest de goden derAmorieten niet, in welker land gij woont; maar gij zijt Mijner stem niet gehoorzaam geweest. Rdchteren 6 : 1 - 10

Gideon de richter. Hij zou Israël verlossen. De Heere had de kinderen Israels in de hand van de Midianieten gegeven. Dat kwam omdat ze deden wat kwaad was in de ogen des Heeren. Daarmee stuiten we op iets, wat door heel dit bijbelboek zich herhaalt. Het kenmerkende voor de Richterentijd is toch dat ieder doet wat goed is in eigen oog. Dat wordt gevolgd door afval en oordeel. Dat is er niet maar één keer, maar telkens en telkens weer. Maar de Heere in zijn trouw verwekte richters die Israël verlosten en terugbrachten tot de dienst van de Heere. Zo ging het tijdens Ehud en tijdens Debora, zo ging het in de dagen van Gideon. En als we heel dit boek doorlezen, kan er niet anders zijn dan de verwondering, over het feit dat Israël bleef bestaan. Dat het niet onderging in de afgoderij en in het oordeel. Een kind dat zich brandt wacht zich wel voor het vuur. Israël heeft vaak geleden vanwege het nalopen van de afgoden. Maar als Gods oordelen waren weggenomen brandden ze zich er weer aan. Daarom de verwondering, dat God niet liet varen het werk van Zijn handen. Daarin gebruikte de Heere ook Gideon.

Zonde

Het land Kanaan was veroverd onder aanvoering van Jozua. Men had enkele grote overwinningen behaald. De opdracht was vervolgens, dat elke stam het zich toegewezen terrein moest zuiveren. Ze mochten geen banden aanknopen met de Kanaanieten. Die moesten ze verdrijven en hun altaren tot de grond toe afbreken. Want als dat niet gebeurde, zou van die mensen en van die altaren uitgaan de zuigkracht van de wereld. Israël moest alleen wonen. Maar dat deden ze niet. En dat is de ellende geworden, direct na het begin. Ze geloofden het wel. En al heel snel vonden ze een veel soepeler en ongevaarlijker methode uit, om hun gebied in handen te krijgen. Ze sloten een verdrag, huwelijkten hun kinderen uit, dan kwam na verloop van tijd de rest vanzelf wel. Maar zo kwamen ze in de ban van de afgoderij. Dat had grote gevolgen. In plaats van dat de stammen van Israël Kanaan zuiverden, gebeurde het omgekeerde: de Kanaanieten deelden de lakens uit. De Heere gaf hen opnieuw de macht. Dat werd nood, en in die nood riepen ze tot de Heere. De Heere heeft toen Barak en Debora verwekt en Israël krijgt dan het land alleen in handen. Debora richtte het volk, er kwam ook een terugkeer tot de Heere. Ze leerde het volk weer de Heere te dienen en aan te hangen.

Daarom eindigde ze haar lofzang dan ook zo: die Hem liefhebben moeten zijn als wanneer de zon opgaat in haar kracht. Dat was haar boodschap: de Heere liefhebben. Hem dienen zonder vrees. Daar was de belofte aan verbonden: nu zou het leven gaan stralen. Daarom staat er aan het slot van het vijfde hoofdstuk dat het land stil was, veertig jaren. Al die jaren geen indringers, geen benauwdheid.

Maar dan vervolgt hoofdstuk zes zonder pauze: maar de kinderen van Israël deden wat kwaad was in de ogen des Heeren. Men liet zich weer gaan. Ze luisterden niet naar de stem van de Heere. Het was weer het oude liedje: ze dienden de Baals, de natuurkrachten, die regen en vruchtbaarheid zouden geven. Hoe erg het was lezen we wel in het vervolg van dit hoofdstuk. In Ofra waar de vader van Gideon blijkbaar de leiding heeft, staat een altaar vain Baal, compleet uitgerust. Ze dienden niet de Heere, maar de afgoden. En dat was (en is!) kwaad in de ogen van de Heere. Het mag dan niet verkeerd, niet zondig zijn in de ogen van de mensen om tot ongeloof te vervallen, met God en met Christus te breken, de afgoden na te wandelen, hoe we dat ook inkleden, de Heere toornt daarover. Het mag waar zijn dat men dat vandaag emancipatie noemt, de afval een teken van verlichting, de Bijbel aarzelt niet het als kwaad aan te merken en als zonde. En zonde is altijd zonde tegen Hem!

Oordeel

Daarom was Israël in de hand van de Midianieten, zeven jaren. Dat was uiteraard grievend, vernederend en bitter om uitgerekend door de Midianieten getuchtigd te worden. De aartsvijanden van wie Israël zoveel had geleden in de woestijntijd.

Nu zouden we als verklaring kunnen aanvoeren dat die Midianieten en die andere bedoeïenenhorden uit het oosten uit waren op wraak. Ze hebben een diepe minachting voor alles wat Israël is en heet. Dat moest vroeg of laat tot een uitbarsting komen. Dat is de natuurlijke verklaring. Zo zouden de commentaren zijn in de pers. Maar de Bijbel zegt: de Heere gaf ze in de hand van de Midianieten. Het was niet de trots of de honger of de haat die hen dreef, al kwam dat er wel bij. God hield die hartstochten wel in toom, zolang Zijn volk Hem diende, maar toen ze zich tot de afgoden keerden deed Hij het hek van de dam. En waar deze vrijbuiters kwamen stond letterlijk niets meer overeind. Het volk bood geen weerstand. Afgodendienst verlamt een volk. Dan heeft het geen ruggegraat. Moeten we erg in hebben.

Want wij kunnen er hoe dan ook zeker van zijn, waar de band aan God, aan Christus, aan zijn woord, losser wordt, de gelijkvormigheid aan het schema van deze wereld praktijk is, dan zal de vijand van God en van Zijn volk over ons komen heersen. Is ons volk ook niet van zijn kracht beroofd? Heeft de wereld niet de kerk veroverd? Lijkt het ongeloof niet heer en meester op allerlei terrein in de pers, op de boekenmarkt, in de regering van ons land, in school en kerk? Hoe breed is de afgoderij. Nogal eens onder het mom van allerlei godsdienstigheid, wat wij dan spiritualiteit noemen. Waar is het volk dat de Heere vreest. Hem dient en gehoorzaam is? En kijkt u dan niet naar anderen, maar naar uzelf, als deze regels u onder ogen komen. Het is de vraag of er de geloofsband is aan Christus, dat u aan Hem bent vastgesnoerd en u de tere omgang met Hem beoefent. Dan zult u breken met de afgoden, waar ook uw hart een fabriek van is. Dan zult u strijden tegen de zonde, waken voor alles wat u tot aft^al zou kunnen brengen en zult u ootmoedig met de Heere wandelen. Leer mij Heere Uw weg!

Een profeet

Wat vandaag nodig is, is wat we hier lezen: toen riepen de kinderen van Israël tot de Heere. Dat is de roep uit diepten van ellende. Het volk volkomen verarmd. De hele oogst meegenomen of anders in brand gestoken, de veestapel meegevoerd. In die nood smeken ze om hulp. Al is dat meer vanwege de druk, de armoede en de moeite dan dat ze gebogen gaan onder hun schuld voor God.

En wat doet de Heere? Zal Hij verlossing zenden? Zal Hij ze uithelpen en redden? Nee, Hij stuurt een profeet. Zijn naam kennen we niet. Wat we wel weten is zijn verkondiging: alzo zegt de Heere, de God van Israël! De man overlaadt het volk met verwijten. U hebt zich wel onttrokken aan de vrees, de dienst en de gunst van God, Die alleen maar recht op u heeft. Ik ben de Heere uw God. Wat roept u nu dan tot Mij, alsof deze eUende aan Mij te wijten was. Ik was het toch, die u verloste uit Egypte en uit de macht van al uw vijanden? Ik was het toch die u dit land heb gegeven met al zijn rijkdom? Ik ben er alleen voor u, dat heb Ik in al die daden van redding en verlossing bewezen. En wat was uw roeping? Dat u alleen zou leven voor Mij en uw Hefde niet zou geven aan de afgoden. Maar u wilde dat niet. En als u nu in de ellende zit, moet u niet klagen, het is uw eigen schuld.

Iemand zegt: nou met zo'n boodschap schoten ze ook niet veel op. Dat was weinig bemoedigend en erg confronterend. De profeet hielp ze nog dieper in de put. Maar wat was het doel van dat profetische woord? Het volk te overtuigen van hun zonde opdat ze in hun roepen tot de Heere hun schuld met smart en schaamte zouden belijden. Dat is toch altijd het abc van Gods verlossingswerken? Opdat er zou komen de wederkeer, de bekering tot God. Hij verlost niet en nooit opdat we een mooi leven zouden hebben voor onszelf, maar opdat we zouden leven voor Hem! Hij alleen heeft recht, niet wij. Hij is de Heere uw God. Als u de goden van de wereld dient - hoe u dat ook verpakt - als we niet verstaan onze schuld en verlorenheid, als wij ons niet bekeren, onttrekken wij ons aan de dienst, aan de gunst van God. Hier zegt de Heere door de mond van Zijn profeet: maar gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest. Dat moesten ze weten, gevoelen en belijden. Daarover moesten zij bedroefd zijn met een droefheid naar God die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. Daar gaat het om ook vandaag.

Persoonlijk en gemeenschappelijk. De Heere wil dat uw leven zal bloeien in vrede. Dat u van Hém zult zijn, het eigendom van Christus, om getroost te zijn in leven en in sterven.

Dat u de afgoden haat, zich onderwerpt aan Zijn Woord, Christus liefhebt en daarbij blijft. Och of u toch bekende nog in deze uw dag, wat tot uw vrede dient.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 2004

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

In de hand van de Midianieten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 2004

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's