Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe te handelen met leden die eenmaal per zondag kerken?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe te handelen met leden die eenmaal per zondag kerken?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na het artikel van drs. J.C.L. Starreveld, De middagdienst (26e jrg. no. 8, oktober ’87) en dat van dr. W.H. Velema, Eén keer ter kerke, en toch kandidaat voor een ambt? (28e jrg. no. 2, februari ’89) vroeg de redactie nu aan ondergetekende, te schrijven over het boven vermelde onderwerp.

De zaak van (het verzuim van) de tweede kerkdienst zit ons kennelijk hoog - en terecht! Dat er aan gewerkt moet worden, zal voor elke kerkeraad dan ook wel duidelijk zijnmaar hoe? „De synode (Dordrecht 1618/’19) schrijft kerkelijke behandeling voor van hen, die weigeren, de middagdiensten bij te wonen en hun gezinnen daartoe te brengen”, zo lezen we in het eerstgenoemde artikel (blz. 108). Het zou interessant zijn, te weten hoe de synode zich die behandeling voorstelde en op welke wijze de kerken toen dit voorschrift hebben opgevolgd. Het zou ook de moeite waard zijn, te onderzoeken hoe kerkeraden nü handelen met leden die maar eenmaal kerken. Mijn indruk is, dat er sprake is van een grote en toenemende verlegenheid op dit punt. Die verlegenheid con¬stateer ik ook bij mijzelf - en dan betreft ze niet het belang van de tweede kerkdienst, wel de vraag hoe dat belang de gemeente indringend op het hart te binden, ’k Heb in de uitnodiging van de redactie dan ook een welkome gelegenheid gezien, om in die ver¬legenheid wat verheldering te zoeken, en nodig u graag uit met mij te zoeken.

Tuchtoefening?

Toen - ai jaren geleden - een kerkeraad in de classicale rondvraag naar artikel 41 K.O. melding maakte van zijn zorg over leden, die de middagdienst verzuimden, vroeg een predikant: „en laat u die leden dan wel toe tot het Heilig Avondmaal?” Wellicht wordt de vraag ook nu (bijvoorbeeld bij kerkvisitatie) nog wel eens gesteld. Kerkeraden van gemeenten waar veel belijdende leden het Avondmaal niet vieren, zullen zich wellicht zelden voor die vraag gesteld zien. Degenen die slechts eenmaal kerken behoeven dan veelal niet van het Avondmaal afgehouden te worden, omdat ze het uit zichzelf al doen. Maar juist deze kerkeraden zullen met verwondering, en niet zonder kritiek, zien dat in andere gemeenten - onder de velen die daar het Avondmaal vieren - er soms niet weini¬gen zijn die slechts eenmaal kerken. Is men in zulke gemeenten dan wel getrouw in het toelaten tot èn het afhouden van de Tafel - dus in het oefenen van de tucht?

We zouden er niet goed aan doen, ons van deze vraag snel af te maken. Ervaren we het eenmaal ter kerke komen niet het meest schrijnend op de avondmaalszondag? Brood en wijn, tekenen van Christus’ onbeperkte overgave voor ons, worden ontvangen door leden voor wie - ondanks herhaald vermaan - eenmaal kerkgaan zo gewoon is gewor¬den, dat ze zich ook zo’n hoogtijdag tot één dienst beperken. Een kerkeraad die echte zorg voor de gemeente heeft, zal niet kunnen nalaten zich af te vragen: Verstaat men dan wel waar het in brood en wijn om gaat? Onderscheidt men wel het lichaam des Heren?

De vraag, die de boven aangehaalde collega stelde, klemt te meer omdat het achterwege laten van tuchtoefening (afhouding) consequenties heeft. Als zij, die de middagdienst verzuimen, leden-in-volle-rechten kunnen blijven, kan men doopleden, die belijdenis willen doen en leden van andere kerken, die willen overkomen, moeilijk weigeren, wan¬neer dit verzuim zich ook bij hen voordoet. Bovendien: de kinderen van deze leden, maar ook de jongeren van de gemeente in het algemeen kunnen op deze wijze gemak¬kelijk de indruk krijgen, dat het zo ook wel kan. En zo kan het virus zich verbreiden. (Wel wil ik hierbij aantekenen dat de jeugd vaak aanmerkelijk trouwer is in het bijwo¬nen van de middagdienst dan menige oudere).

Toch zou een kerkeraad die in deze situatie tot toepassing van de censuur wil overgaan eerst een aantal dingen goed moeten overwegen!

1. Het kan - als men eenmaal de weg van tuchtoefening opgaat - niet bij stille censuur blijven. Men zal, als de vermaning niets uitwerkt, verder moeten gaan en zo nodig moe¬ten komen tot afsnijding (artikel 76, 77 K.O.). Maar durft men het aan om van een gemeentelid, alleen op grond van verzuim van de middagdienst, te verklaren dat hij of zij „door God Zelf van het Rijk van Christus wordt uitgesloten” (antw. 85 Heid.Cat.)? Immers, dat verkondigt de afsnijding. In een situatie waarin men deze laatste stap niet aandurft, moet men m.i. ook de eerste stap niet zetten. Bovendien vervalt, wanneer het wel bij stille censuur zou blijven, juist door het „stille” karakter ervan, de voorbeeld-functie die censuur toch ook wil hebben.

2. Waar moet bij tuchtoefening de grens getrokken worden? Strikt bij hen die elke zon¬dag slechts eenmaal komen? Hoe dan te handelen met leden die frequent en naar wille¬keur, maar niet elke zondagmiddag wegblijven? Zal men vervolgens ook niet de motie¬ven, waarmee gemeenteleden soms hun wegblijven rechtvaardigen, moeten toetsen op echtheid en oprechtheid, om te weten wanneer censuur wel nodig zou zijn en wanneer niet? Men begeeft zich zo in een uitzichtloze casuïstiek (gevallenleer).

3. Gemeenteleden kunnen zich, door levensomstandigheden en/of door „verachtering in de genade”, geestelijk in zo’n diep dal bevinden, dat men blij moet zijn met elke keer, dat zij (wellicht mede als vrucht van bearbeiding) de kerkdienst nog wel (of wel weer) bezoeken. Een straf beleid jegens leden die maar eenmaal kerken, kan dan in een gemeente een atmosfeer scheppen, die juist voor deze leden funest kan zijn. Bovendien worden zij, die - van buiten komend - als „zoekenden” met de gemeente beginnen mee te leven en die er (nog) een verbrokkelde kerkgang op na houden, in zo’n klimaat ge¬makkelijk afstoten.

Er is nog wel een belangrijke grond te noemen (daarover in het vervolg) voor de over¬tuiging die ik nu zou willen uitspreken: dat men met toepassing van tuchtmaatregelen uitsluitend op grond van het verzuim van een der kerkdiensten (zacht gezegd) uiterst terughoudend zal moeten zijn. Voorlopig is die overtuiging met het bovenstaande al wel voldoende onderbouwd, denk ik.

Maar - hoe moeten we elkaar dan wèl hartgrondig duidelijk maken, dat bij verzuim van de middagdienst „het lichaam des Heren” en onze relatie tot Hem in het geding zijn?

Want daar moeten we het in de gemeente wel in alle ernst over hebben.

Daarover verder in het volgende nummer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Hoe te handelen met leden die eenmaal per zondag kerken?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's