Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De winterkoning, een nieuwsgierige druktemaker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De winterkoning, een nieuwsgierige druktemaker

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

<br />

Wat heb ik al vaak genoten van die kleine vogeldruktemaker: de winterkoning. Hij is vrij onopvallend van kleur en scharrelt graag in dichte ruigte. Als hij niet zo vaak en luid zou zingen viel hij nauwelijks op. Nu wel, want de dreumes ratelt driftigz'n liedje boven andere vogels uit. Je moet hem niet alleen horen zingen, maar hem dan ook zien; hij schudt van agitatie en inspanning. Waar haalt hij het geluid vandaan. . .!

Zijn rechtop gedragen staartje doet hem kleiner schijnen dan hij is. Het staat ook echt parmantig. Sinds enkele weken scharrelt er een in mijn achtertuin. Dus hoor ik het driftige tikkelgeluid regelmatig. Dat is z'n lokroep. Of, als er gevaar dreigt, het gemakkelijk herkenbare: „terrrrrrt. . . terrrrrt!" Dan zie ik hem als een klein verenballetje in de berk vliegen of op de schutting neerstrijken.

Tijdens het ontbijt begint het juist een beetje licht te worden en hoor ik hem zingen. En dat doet hij niet op bescheiden manier. Hij leeft nogal verborgen, blijft tussen struiken en heesters, komt tevoorschijn om vlug z'n ratelend liedje af te draaien. Weg is hij weer. Hij zingt ook het hele jaar door, in de winter net zo enthousiast als in de rest van het jaar. De winterkoning is geen mooiweerzanger. Je kan geen kwaad woord van hem zeggen.

Nieuwsgierig...!
Naar mijn mening en ervaring is de winterkoning nog nieuwsgieriger dan de roodborst. De laatste is misschien wat vertrouwelijker, maar de eerste wil vaak het naadje van de kous weten. Als je iets moet doen op een plek waar deze vogeltjes huizen, dan komen ze al gauw kijken. Ook als je zo maar ergens zit, misschien dan juist.

Zo'n onbeweeglijk groot voorwerp dat er niet hoort maakt ze blijkbaar nieuwsgierig. Een aparte herinnering daaraan vind ik in een notitie uit 1957. Ik zat toen nu en dan heel vroeg in een geïmproviseerde schuilplaats bij een havikshorst met jongen. Dat is niet altijd even spannend; jonge haviken zijn vaak inactief en de oude vogels komen overdag niet op het nest als de jongen zelf de prooi kunnen verscheuren.

Als je dan lang stilzit komen sommige dieren ongemerkt dichterbij. Zoals een bosmuis die ik met een stukje kaas lokte. Opeens kwam op die loomwarme junimorgen van verschillende kanten het onmiskenbare geluid van winterkoningen: terrrrrt. . . terrrrt. . . Een heel stel zat om me heen in het hakhout: een familie Klein Jantjes sloop door de takkenruigte dichterbij.

Tot op minder dan een meter kwamen enkele die blijkbaar de meeste durf hadden. En maar roepen tegen elkaar, echt geagiteerd. Want ik was een vreemd obstakel in hun domein. Omdat ik roerloos op m'n plaats bleef dropen ze na een poosje af. Ik bleek ongevaarlijk te zijn. Nog lang hoorde ik het gezellige geratel in het kreupelhout.

Een andere notitie maakte ik toen ik was ondergedoken op Schaep en Burgh in 's-Graveland. „23-11-44: winterkoning komt 's avonds tegen schemer bij me in de kas. Is heel vertrouwelijk. Zit een meter bij me vandaan, pluist zich en strijkt z'n verenglad." Dat is nu juist iets voor Klein Jantje, om nieuwsgierig in een kas op een buitenplaats te komen gluren wat je aan het doen bent. Zo zou ik meer herinneringen kunnen ophalen.

Altijd actief
Winterkoningen zijn steeds druk bezig, want ze hebben dagwerk met het zoeken van voedsel. Ze vangen geen vliegende insekten zoals vliegenvangertjes doen, zoeken evenmin de bomen af naar rupsjes, zoals mezen doen. Winterkoninkjes zoeken hun maaltijd op de grond; daarom geven ze de voorkeur aan humusrijke bodem, die juist in verwaarloosde hoeken wordt gevonden.

Een nette tuin heeft weinig aantrekkingskracht voor hen. Dat geldt voor andere vogels trouwens ook. In ons land geldt de winterkoning als een zeer talrijke broedvogel die door het hele land wordt aangetroffen. Men schat het aantal broedparen op ten minste 350.000! En dan te bedenken dat de vrouwtjes tweemaal per jaar vijf tot acht eitjes uitbroeden. Wat een winterkoninkjes. . .!

Door strenge winters worden die aantallen soms drastisch verminderd. Na de barre winter van 1962-63 was de soort sterk ingekrompen. Door het grote reproduktievermogen van deze vogeltjes was het aantal snel weer op peil.

Rommelhoeken
Winterkoninkjes houden van rommelige hoeken. Een oude loods op een boerenerf met wat daarbij hoort. Ruigte er omheen, opgeslagen geriefhout, afgedankte spullen. Een dichte vlierstruik ernaast en in zo'n loods ook allerlei gezellige rommel. Daar scharrelt dit vogeltje graag en vindt er nestgelegenheid.

Winterkoninkjes hebben duidelijk voorkeur voor sloten, greppels en houtwallen. Toch tref ik ze ook in het bos aan, als het maar niet al te netjes is en er voldoende struikgewas en onderbegroeiing is. In dat ruige gedoe leven ze tamelijk onopvallend, ook al door hun schutkleur en afmeting. Als ze niet zo nieuwsgierig waren zou je ze niet vaak opmerken. En ze laten zich steeds horen!

Ze houden ook van takkenbossen. Mijn vader had er een hele wal van in de achtertuin, waarachter de zaagbok stond. Winterkoninkjes hadden het daar ideaal en bouwden hun nest in de stapel takken. Kruip-door sluip-door schijnen ze te spelen. Nu en dan gaan ze met razendsnelle, roffelende vleugelslagen over een open stuk, laag boven de grond. Weg in de struiken.

Met een een luid schetterend liedje alsof zo'n peuter blij is dat de oversteek veilig verliep. Want ze blijven het liefst in de dekking, in dichte begroeiing, ze huizen dan ook graag in onze woonomgeving. Oude tuinen, parken en buitenplaatsen, ruïnes of oude moestuinen, de winterkoning mis je er vrijwel nooit.

Nestenbouwers
Van de winterkoning bij het haviksnest vond ik ook het nest. Dat was op Prattenburg bij Veenendaal, waaraan ik bijzondere herinneringen heb. Het nest lag amper veertig centimeter boven de grond, maar goed verscholen. Echt iets voor de winterkoning die in zijn keuze van een nestplaats nogal grillig is. Maar een nestenbouwer is hij. Vakwerk eerste klas.

Geen open bak, zoals veel vogels maken. Nee, hij bouwt een goed geïsoleerde woning. De mannetjes maken er heel wat, in de winter al. Dat schijnen ze leuk te vinden. Een soort bouwdrift, want die „speelnesten" hebben ze niet nodig. Een enkele wordt gebruikt als slaapplaats. Ik las ergens: „0m de vijand te misleiden maakt de winterkoning schijnnesten."

Het kan waar zijn, ik weet het niet. Wel wordt een van die nesten in het voorjaar gekozen als broedplaats. Dat wordt dan gestoffeerd met veertjes, haren en pluis. Een warm nest, goed beschut tegen regen en kou, want het is op een kleine opening na rondom dicht.

De winterkoningin legt daarin haar eitjes, wit met roodbruine stippen en heel klein. Als die uitgekomen zijn hebben beide ouders wekenlang drukte om de jongen te verzorgen. Als die eenmaal zijn uitgevlogen zwerven ze een poos als familie door tuinen en parken. Die dreumesen zijn al even parmantig als hun ouders en dragen hun staartje ook fier recht overeind.

Heel bekend
De vele volksnamen duiden erop dat de winterkoning algemeen bekend is. Ik noem er nog een paar: tuinkruipertje, duimpje, krakernaat, krakkenut, ossekeuninkien, tommelid en properke. Over nestbouw en gedragingen van winterkoninkjes lees je soms wat onwaarschijnlijke dingen.

Zoals het volgende uit „Dieren in en om het huis": „Komt het vrouwtje tijdens het voederen van de jongen om het leven, dan brengt het mannetje in zijn eentje de kinderen groot. Hij is gewend aan tegenslagen en weet dus vaak wegen te vinden om die op te vangen. Zelfs als de grootste vijand toeslaat, een strenge winter, is er soms redding door met zoveel mogelijk soortgenoten in een hol op elkaar te kruipen. De grootste groep die onder zulke omstandigheden werd ontdekt, bestond uit zesenveertig soortgenoten. . ."

Zou de winterkoning, doordat hij zo bekend is, wat al teveel tot de verbeelding spreken? Een strenge winter is inderdaad funest voor deze vogeltjes, omdat ze vrijwel geheel op insekten en larven zijn aangewezen. In winters met veel sneeuw en vooral ijzel kunnen ze gebrek aan voedsel krijgen. Daardoor gaan vogels dood, niet door lage temperaturen. Zulke concentraties als bovenaangehaald lijken mij nauwelijks mogelijk. Het is aardig, maar nogal ongeloofwaardig.

Wel is bekend dat ze 's winters in hun nesten slapen, zoals de mussen dat onder de dakpannen doen. Die speelse nestbouwerij is dus toch ergens goed voor. Als het voorjaar komt heeft het mannetje nog elan genoeg om er meer te bouwen waaruit het vrouwtje er een kiest die zij het meest geschikt acht. Dat wordt dan weer een onderkomen voor een volgende generatie Klein Jantjes waaraan wij zoveel plezier beleven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1983

Terdege | 56 Pagina's

De winterkoning, een nieuwsgierige druktemaker

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1983

Terdege | 56 Pagina's