Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

10. BEWAPENING, OORLOG EN VREDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

10. BEWAPENING, OORLOG EN VREDE

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eeuwen door hebben oorlogen verdriet en ellende gebracht. Een oorlog is nooit anders dan gruwelijk geweest. In onze eeuw echter wordt het nadenken over de verantwoordelijkheid die een christen draagt voor de veiligheid van zijn land, voor heel nieuwe, grote problemen gesteld door de bewapeningsmogelijkheden, die thans zijn ontwikkeld. Een oorlog in een tijdperk van (o.a.) kernwapens is iets anders dan een oorlog in de 17e eeuw of zelfs dan de beide wereldoorlogen van deze eeuw. Hoe verschrikkelijk ook b.v. de loopgravenstrijd bij Verdun is de eerste wereldoorlog is geweest.

A. GEGEVENS UIT DE BIJBEL

Er zijn wel enkele gegevens, met name uit het O.T., die bouwstenen zouden kunnen zijn voor een „ethiek van de oorlogsvoering”. De oorlogswetten van Deut. 20 eisen, dat aan een vijand eerst vrede wordt aangeboden, in ruil voor onderwerping - dus geen verraderlijke aanval (vs. 10 vv). De burgerbevolking moet worden gespaard, met name vrouwen en kinderen (vs. 14 vv); de tactiek van de verschroeide aarde is verboden (vs. 19 ?) - dus geen chemische ontbladeringsmiddelen e.d.?

In het oude Oosten was de wijze van oorlogsvoering wreed. Vooral de Assyriërs waren daarom gevreesd. Het is niet zonder betekenis dat in vergelijking met de andere volken Israels koningen erom bekend stonden waarlijk genadige koningen te zijn (1 Kon. 20 : 31). Arnos maakt Gods oordeel bekend over het schenken van een verdrag (Arnos 1 :9) en de HERE wreekt de wreedheden, die het ene volk tegen het andere bedreven heeft (Arnos 1 :3,13).

Zonder de betekenis van dit soort bijbelgegevens achterhaald te achten, moet toch de vraag worden gesteld of we daar met de bewapeningstechnologie van deze tijd voldoende houvast aan hebben. In ieder geval kan gezegd worden dat de moderne oorlogsvoering niet of nauwelijks denkbaar is zonder dat op vele manieren de geboden van God worden overtreden.

Wat het N.T. betreft moet worden gesteld dat het gebruik van geweld aan de overheid niet wordt ontzegd. Het beroep van militair als zodanig wordt nergens gelaakt (vgl. Luk. 3 : 14; Matth.8 : 5–10; Hand. 10 en 11). In Rom. 13 wordt de overheid het recht toegekend tot het gebruik van geweld. De belastingbetaler weet dat hij ook dááraan bijdraagt (Rom. 13 : 6, 7). Men heeft wel verdedigd dat deze „zwaardmacht” van de overheid alleen tot een politionele taak beperkt moet worden gezien. We menen echter dat, hoewel in Rom. 13 de nadruk valt op het weerstaan van het kwaad binnen de samenleving, er geen reden gegeven wordt om de beveiliging tegen het kwaad van buitenaf daarvan uit te sluiten.

Opnieuw moet dan echter de vraag gesteld worden of daarmee het gebruik van het geweld dat thans mogelijk is gerechtvaardigd kan worden.

Vanuit het luisteren naar Gods Woord zijn er echter nog meer vragen te stellen. Vooral tegen de achtergrond van de voortgang van de geschiedenis naar het einde.

Zit er in de onmacht van de mens om de krachten die hij heeft losgemaakt te beteugelen, niet iets demonisch? Is het niet iets van een oordeel van God over de mens die de wereld wil regeren zonder zich te onderwerpen aan de Here der wereld, Jezus Christus? Er is een onwil om zich in zoveel verhoudingen in de samenleving door Gods wet te laten gezeggen. Loopt dat niet uit op een onmacht om dat tenslotte ook te doen? Zit er niet iets in van een overgegeven worden aan een leven, waarin alleen de wetmatigheden van de zonde overblijven, vgl. een soortgelijk spreken in Hand. 7 :42; Rom. 1 :24,25,28.

Vanzelfsprekend moeten we voorzichtig zijn met het trekken van de conclusie, dat we gezien de moderne bewapeningsmogelijkheden geen enkele mogelijkheid meer hebben om aan Gods Woord gehoorzaam te zijn en dat we ons dus ontslagen kunnen achten van de roeping onze verantwoordelijkheid in dezen te dragen. Daar het echter niet onzinnig is om in de huidige wapensystemen iets van een demonische ontwikkeling te zien, moeten we ons ook in dit opzicht wel bewust zijn van het feit dat we in het laatste der dagen leven.

B. DE ROEPING VAN DE OVERHEID

Een christen zal er dus in het licht van de gruwelijke mogelijkheden van de moderne wapens van doordrongen zijn dat het koninkrijk van God niet van deze wereld is. En dat er een ontwikkeling gaande is in de richting van de regering van het beest uit Openb. 13.

Hij zal echter, zolang de grens van het Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen niet is bereikt, verplicht blijven zich te onderwerpen aan de door God met gezag beklede overheid, ook wanneer hij betrokken wordt bij het bemannen en in stand houden van een leger. De burgers, ook de christen-burgers, die in een democratisch bestel medeverantwoordelijkheid dragen voor wat de overheid doet, via de parlementaire vertegenwoordiging, zien zich vandaag voor zeer moeilijke vragen gesteld.

Feit is toch dat de overheid geroepen is om de veiligheid van de burgers te bewaken, zonodig met militaire machtsmiddelen. Deze roeping is gericht op de verdediging van de rechtsstaat. De bevoegdheid daar ook de macht van wapens voor te gebruiken komt de overheid toe krachtens het eigen karakter van haar roeping. Op die roeping zijn niet dezelfde bijbelwoorden van toepassing die voor de individuele christen gelden, b.v. over vergelding van kwaad. Waar ons individueel verboden is onszelf recht te verschaffen komt de roeping van de overheid juist in zicht.

In het licht van deze roeping kan het pleiten voor eenzijdige ontwapening als een legitieme oplossing van de dreiging van oorlogsgeweld moeilijk worden verdedigd. Er zijn immers machten in de wereld aanwezig, die het aan hun eigen ideologie verplicht zijn een machtsvacuüm dat ze aantreffen op gewelddadige wijze op te vullen, waarbij de vrijheid van leven en denken volgens het geweten dat God gehoorzaam wil zijn, bruut wordt geschonden. Ook het propageren van dienstweigering is een zich onttrekken aan de roeping die we als burgers hebben.

Tegelijkertijd moet dan worden gezegd dat het goed is dat de overheid een beroep mogelijk maakt op gewetensbezwaren die iemand kan hebben tegen het gebruik van militair geweld. Het is een illustratie van het feit dat hier blijkbaar een spanning ligt die niet op een eenduidige, rechtlijnige wijze is op te lossen. We kunnen ook zeggen: Het eventueel gebruik van geweld is onontkoombaar vanwege de zonde, die mensen en volken een dreiging tegenover elkaar doet zijn, maar dat gebruik van geweld is tegelijk niet mogelijk zonder ook zelf in de dwaasheid, ja de waanzin soms, van de zonde terecht te komen. Vandaar dat het goed is dat mensen de mogelijkheid hebben zich daaraan te onttrekken als ze met hun geweten in onoverkomelijk conflict komen.

De erkenning van deze mogelijkheid mag echter niets afdoen van de roeping die de overheid met betrekking tot onze veiligheid heeft. De overheid kan met haar zwaard-macht de zonde wel bestrijden, ze kan de zonde niet te boven komen.

In het geloof moet hierin iets worden gevoeld van het lijden van de tegenwoordige tijd, het onderworpen zijn van de schepping aan de vruchteloosheid, en ook van de hoop, die zich niet kan vastgrijpen aan wat in de mensenwereld voorhanden is, maar aan de verlossing die belóófd is, en niet compleet op aarde zichtbaar te maken (vgl. Rom. 8 : 18–25).

C. KAN OORLOG NOG EEN INSTRUMENT VAN GERECHTIGHEID ZIJN?

Bovenstaande overwegingen zijn gegeven in hoofdzaak tegen de achtergrond van de mogelijkheden van militair geweld die lange tijd hebben bestaan. De huidige bewapening stelt ons - zoals al werd opgemerkt - echter voor een aantal speciale problemen, die het oorlogsvraagstuk op een ander vlak brengen.

In het verleden kon - in het algemeen gesproken - het voeren van een verdedigingsoorlog de bewaring van de vrijheid van een volk betekenen. Een oorlog kon - hoe afschuwelijk die ook was - in dienst staan van de gerechtigheid. In de tweede wereldoorlog nog hebben velen hun leven geofferd in de strijd tegen het nationaal-socialisme, en naar wel haast ieders overtuiging niet tevergeefs.

De huidige bewapening van Oost en West heeft een nieuwe situatie geschapen, hetgeen blijkt uit de volgende overwegingen:

1. De moderne bewapening, voor een deel óók de huidige zogenaamde „conventionele” bewapening, maakt een scheiding tussen slagveld en woongebied, ofwel tussen combattanten en non-combattanten totaal onmogelijk. In de oorlog van 1940 - 45 was dit ook al het geval - denk aan de bombardementen op de steden van Engeland en Duitsland (en b.v. Rotterdam). Thans geldt dit nog in sterker mate. Kan een oorlog nog iets anders zijn dan een totale oorlog, waar ook de burgerbevolking rechtstreeks bij betrokken is?

2. De atoom- en kernwapens onderstrepen nog sterker de onmogelijkheid in geval van oorlog iets anders teweeg te brengen dan vernietiging bij alle partijen.

3. Het gebruik van bacteriologische (of biologische) en chemische strijdmiddelen is door verdragen uitgesloten (Protocol van Genève, 1925), van de tweede soort echter (b.v. de gevaarlijke zenuwgassen) zijn nog grote voorraden voorhanden in de Sovjetunie, terwijl ook de Verenigde Staten deze middelen bezitten. Als afschrikkingsmiddel spelen ze in het geheel van de bewapening van Oost en West een rol mee.

4. Sedert het ontstaan van de NAVO en het Warschau-pact is er de gedurige zorg geweest voor een bewapeningsevenwicht. De bewapeningswedloop werd (althans bij de landen van de NAVO) niet volgehouden met de bedoeling om bij een onverhoopt conflict te kunnen winnen, maar met de bedoeling de tegenpartij zo af te schrikken dat die het niet zou wagen ooit naar (deze) wapens te grijpen.

Deze stand van zaken roept de vraag op of de wapens, als ze gebruikt zouden worden, mogelijkerwijs de zaak van vrede en gerechtigheid zouden kunnen dienen. Kan er nog van vrede en vrijheid sprake zijn als het over en weer beschikbare vernietigingspotentieel ooit zou losbreken? Blijft er wel iets anders over dan vernietiging van wat er in de schepping maar voorhanden is? In de periode na de tweede wereldoorlog is de veiligheid en de vrede in de wereld in hoofdzaak afhankelijk geweest van het voortbestaan van het genoemde machtsevenwicht tussen Oost en West.

De militaire acties en crises die er zijn geweest hebben aan dit evenwicht niet werkelijk afbreuk gedaan. Wel heeft de Sovjet-Unie zijn invloedssfeer - ook militair - gedurig uitgebreid met de kennelijke speculatie dat het Westen het niet zou wagen daar militair geweld tegenover te stellen vanwege het risico, dat juist aan de moderne bewapening vastzit. Vandaar het meermalen provocerende optreden van Rusland in Afrika (met de hulp van Cuba) en de recente, brutale inval in Afghanistan.

De grote militaire macht maakt kennelijk tegelijk ònmachtig vanwege dit risico.

De vraag of ooit een oorlog nog „verantwoord” kan worden genoemd, en dus ook met een beroep op het bijbelse woord „gerechtigheid” verdedigd kan worden is met dit alles heel moeilijk te beantwoorden geworden.

Wanneer een oorlog het kennelijk risico heeft van de inzet van massale vernietigingswapens, welke waarden zijn er dan, die daarmee werkelijk verdedigd kunnen worden? Dit is een vraag, waar niet licht over heen gestapt kan worden.

Moeten we vanuit de afkeer van de afschuwelijke mogelijkheid van een eventuele oorlog, die maar moeilijk meer aanvaardbaar genoemd kan worden, dan komen tot de conclusie, dat we maar beter kunnen ontwapenen, kome ervan wat komt?

Het is duidelijk dat we met deze vraag niet klaar zijn. In de reeds lang aan de gang zijnde discussie rond de kernwapenen is deze vraag feitelijk een van de kernpunten waar het om draait.

D. DE KERNWAPENDISCUSSIE

Niet het minst vanuit de kerken hebben velen zich met de reeds jaren op gang zijnde discussie rond de kernbewapening ingelaten. Vooral het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat jaarlijks rond de zogenaamde vredesweek van zich pleegt te doen horen, geeft hier de toon aan.

De laatste paar jaar heeft men de aandacht steeds toegespitst op het vraagstuk van de kernwapens, onder meer met de leus: de kernwapens de wereld uit - te beginnen met Nederland. Een pleidooi dus voor eenzijdige afschaffing.

Ook is er een reeks kerkelijke uitspraken en geschriften. Te noemen is het kernwapenrapport van de Nederlandse Hervormde Synode uit 1962, dat neerkomt op een „neen” tegen het gebruik van kernwapens. In 1978 kwam de Gereformeerde synode tot de uitspraak: „Massavernietigingswapens en -methoden en de bewapeningswedloop zijn in strijd met Gods heil voor deze wereld, en dus uit den boze”.

De voorlopig laatste ontwikkeling van betekenis is de handreiking van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk voor een nieuw gesprek over het vraagstuk van de kernwapens, onder de titel „Kernbewapening”, daterend van 1979.

Op uitvoerige - en reële - wijze beschrijft dit geschrift het ontzettende arsenaal aan vernietigingswapens waar de wereld thans over beschikt, geschikt om alle leven vele malen uit te roeien.

Tegelijk doet het moeite ons ervan te overtuigen dat we in het Westen door onze angst en achterdocht zelf er de oorzaak van zijn dat de macht van het Warschau-pact als een vijand wordt gezien. Wat we moeten leren bestrijden is niet een - al of niet denkbeeldige - vijand, maar de vijandschap. Christus heeft aan het kruis ons van angst en vijandschap verlost. Daarom moeten we zonder vrees, in vrijheid en liefde durven leven. Aangezien de vrees geleid heeft tot het maken van zulke vreselijke wapens, moeten we in vertrouwen op God er maar toe overgaan ze af te schaffen.

Op deze opstelling is ernstige kritiek te maken, waarvan de hoofdzaak is dat de vriendelijke afschildering van de bedoelingen van de Sovjet-Unie in strijd is met de feiten, zowel wat betreft het offensief karakter van zijn bewapening als wat betreft de uitgesproken verlangens van de communistische ideologie tot uitbreiding van haar „zegeningen” over de hele wereld.

Wij menen dat leven vanuit de bevrijding van het evangelie ons er niet op een dergelijke manier toe mag brengen de feiten te vertekenen. Belangrijker is intussen dat we - als we déze weg afwijzen - aangeven hoe we dan wel tegenover de kernwapenproblematiek menen te moeten staan. Enkele zaken zijn duidelijk:

- Er is sprake van een vijand, die uit is op de overheersing van de wereld, in casu het communisme, waarvan de regering van de Sovjet-Unie de voornaamste exponent is.

- Met deze atheïstische, anti-christelijke ideologie, waarvan al dikwijls gebleken is dat ze zich als een demonische macht gedraagt o.a. tegenover onderdanen die hun geloof in Jezus Christus belijden, kan een christen geen vrede sluiten.

- Te zeggen dat tegenover deze machten - ook al moet er een onvoorwaardelijk „nee” tegen gezegd worden - alle mogelijke wapens desnoods mogen worden ingezet, gaat ons te ver. Zit er in de ontwikkeling van de kernwapensystemen zelf niet een demonische trek? Hoe kan iets dat alleen maar vernietiging teweeg brengen kan, welbewust gehanteerd worden?

- Het ontstellende is echter, dat in de huidige situatie het pleiten voor eenzijdige afschaffing van kernwapens welhaast een uitnodiging inhoudt aan de communistische wereld om hun bewind, en hun terreur, ook over het grondgebied van b.v. de NAVO-bondgenoten uit te breiden. Wie kan die verantwoordelijkheid op zich nemen?

Een weg te vinden tussen deze tegenstrijdigheden door is haast niet mogelijk. Door een keus te doen, die de ondergang van de rechtsorde waarin wij nog leven ten gevolge kan hebben, zouden we een ondraaglijke schuld op ons laden. Een keus die tot de vernietiging van een groot deel van de aarde en haar bewoners kan leiden is evenzeer onaanvaardbaar.

Daarmee is de geweldige spanning aangegeven waarin de verantwoordelijk heid voor de defensie van de ons nog gegeven vrijheden ons plaatst.

Toch hebben we de moed niet hier een punt te zetten, al zou dat zijn met de wetenschap, dat ondanks alles Jezus Christus overwinnaar is, en dat Zijn evangelie ook door demonische machten niet gebroken kan worden.

Vanuit de huidige situatie - die van evenwicht in bewapening tussen Oost en West - dienen we o.i. onze verantwoordelijkheid, ook tegenover God, te beleven. Het verbreken van dit evenwicht is ontoelaatbaar.

Tegelijk dient duidelijk uitgesproken te worden het vaste besluit géén kernwapens te gebruiken. Slechts één geval zou tot het gebruik van deze wapens kunnen leiden, namelijk als de vijand daartoe zou noodzaken. Het gebruik van deze wapens is een àlleruiterste middel.

Met grote inspanning dient er intussen aan gewerkt te worden door middel van onderhandelingen de voorraad, en daarmee de dreiging van kernwapens, wederzijds te verminderen.

E. OORLOG EN IDEOLOGIE

Bij dit alles moet echter niet worden vergeten, dat ook op een tijdstip waarop van geen oorlog sprake is, er wèl een strijd gaande is. Er vinden wel degelijk verschuivingen plaats in de machtsverhoudingen tussen Oost en West, die ingrijpender kunnen zijn dan veranderingen in het militaire machtsevenwicht.

Het is denkbaar dat, terwijl wordt gewerkt aan het bewaren van het bewapeningseven-wicht en het wederzijds verminderen van het kernwapenbestand en het aantal intercontinentale raketten, en terwijl hevige discussies gevoerd worden over de toelaatbaarheid van het gebruik van kernwapens, er een ideologische wijziging in de verhoudingen komt, waardoor Oost en West steeds minder tegengesteld worden aan elkaar. En dat op basis van een (neo-)marxistische of een andere humanistische manier van denken.

Bij een evenwicht in militair opzicht, en een aldus redelijk gewaarborgde veiligheid, is het mogelijk dat we in het Westen het besef verliezen van de waarden van vrijheid en gerechtigheid, die het waard zouden zijn verdedigd te worden.

Als we de normen van Gods Woord, waarin deze waarden geworteld moeten zijn, ons laten ontnemen, zullen we van de vrijheden die we hebben gekregen, ongemerkt worden beroofd. Zonder geweld of oorlog kunnen we kwijtraken wat we wilden verdedigen.

Daarom zal het waken over de waarden die we willen behouden niet slechts als een militair en politiek probleem moeten worden gezien. Het staat immers niet los van de geestelijke weerbaarheid - vanuit het evangelie - die we persoonlijk en als natie en als vrije mensen in het Westen, nodig hebben.

Gespreksvragen:

1. Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor het verdedigen van de waarden van onze vrijheid?

2. Is het bij de wapenen waar we thans over beschikken nog wel mogelijk bijbelse normen (b.v. vanuit Deut. 20) aan te leggen voor de oorlogsvoering?

3. Zijn er gronden voor dienstweigering die aanvaardbaar geacht kunnen worden?

4. Is het in deze tijd nog mogelijk een oorlog te voeren in dienst van de gerechtigheid?

5. Hoe oordeelt u over het bezitten, resp. gebruiken van kernwapens? Hoe moeten de verschillende verantwoordelijk heden hier worden afgewogen?

6. Welke roeping komt in verband met de verdediging van al het goede dat God ons gegeven heeft, het meest op ons af?

Voor verdere studie:

Christendom en oorlog. Gereformeerde stemmen over het oorlogsvraagstuk. Kampen, 1966. Hierin staat o.a. een nog altijd zeer lezenswaardig artikel van dr. H. Bavinck, Het probleem van de oorlog, oorspronkelijk geschreven in 1914.

De kerken en het vraagstuk van het militarisme in Nederland. Analyse, inventarisatie, aanbevelingen. Rapport van de werkgroep Militarisme van de Raad van Kerken en het IKV, 1978. Geeft een goed beeld ervan hoe de kerken in het algemeen met dit vraagstuk bezig zijn. Verdient kritische bestudering.

Shalom ’79. Bijbels vredesbericht. Uitgave van de Stichting „Bijbel en vredesvraagstukken” Postbus 81, Voorthuizen. Biedt veel gespreksstof, ook door de weergave van uiteenlopende standpunten.

Kernwapens in discussie. Uitgave Directie Voorlichting Ministerie van Defensie, 1979. Bevat informatie over kernwapens, strategieën, machtsverhoudingen en de manier waarop de regering zich met deze problematiek bezig houdt.

Kernbewapening. Handreiking van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk voor een nieuw gesprek over het vraagstuk van de kernwapens. ’s-Gravenhage, 1979. Illustratief voor het gangbare denken in een groot deel van de kerken. De vijandige bedoelingen van het Russische communisme worden gebagatelliseerd. De tendens is eenzijdig pacifistisch. Bevat overigens duidelijke samenvatting van diverse soorten wapens waarover het gaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1980

Ambtelijk Contact | 64 Pagina's

10. BEWAPENING, OORLOG EN VREDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1980

Ambtelijk Contact | 64 Pagina's