Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds L. G. C. Ledeboer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds L. G. C. Ledeboer

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

do

do „Ds Ledeboer!" „Daar hebben we al zo vaak van gehoord. Moet daar nu nog over geschreven worden in „Daniël"? Dat weten we allemaal al lang!"

Wellicht komen deze gedachten in U op bij het lezen van het opschrift van dit artikel. Diezelfde gedachte had ik aanvankelijk ook. En toch liet het mij niet los om iets te schrijven over het leven van Ds Ledeboer. Ongetwijfeld zullen de ouderen onder ons ook heel wat van Ds Ledeboer weten te vertellen of van hem gelezen hebben. Maar onze jonge mensen; hoe is het daarmee? En „Daniël" is toch in de allereerste plaats een blad voor onze jonge mensen.

En velen van hen hebben vaak wel de naam van Ds Ledeboer gehoord, doch weten van zijn leven vaak bitter weinig af. Mijn ervaring is dat veel jonge mensen (en hierbij denk ik vooral aan onze Knapenverenigingen) van verscheidene personen, zoals Comrie, Smytegelt, v. d. Groe en ook Ds Ledeboer, in het gunstigste geval, wel de namen kennen, maar overigens niet veel van deze personen weten.

Daarom lijkt het mij toch niet ondienstig iets van Ds Ledeboer te schrijven. Temeer daar zijn naam in zo'n nauwe betrekking staat tot onze Geref. Gemeenten.

Alvorens zijn leven te gaan behandelen, willen we eerst de tijd, waarin Ds Ledeboer leefde bespreken. Hoe was het toen in kerkelijk Nederland gesteld? In éénvoud: droevig. Want al was de Franse revolutie ten einde, de geest der revolutie was nog geenszins geweken.

Het Rationalisme vierde hoogtij. De rede, het denken, is de hoogste kenbron der waarheid. Bij duizenden vonden de iammerlijkste leringen ingang. „Met het begrip van bijzondere openbaring werd ook dat van het wonder verwijderd; de zonde heette voortaan onvolkomenheid, de verlossing verlichting, het geloof verstandsovertuiging, de bekering verbetering, de Christus een zedeleraar, de kerk een verbeterhuis en ontwikkelingsschool, de doop een formaliteit, het Nachtmaal een broederfeest." (v. Oosterzee). Deze ketterijen vonden geen bestrijders, zo diep reeds had de nieuwe geest wortel geschoten.

Toch bleek op de duur het Rationalisme te plat en kwam hiertegenover het Supranaturalisme op de voorgrond. Dit Supranaturalisme erkende wel een bovennatuurlijke openbaring, doch rekende niet met het feit, dat van nature ons verstand door de zonde verduisterd is. „In ons land huwde het Supranaturalisme weldra met het Rationalisme en ontstond de richting van het juste-milieu of het Rationeel-Supranaturalisme." (Landwehr.) In het begin der 19e eeuw werd deze richting langzamerhand de heersende. Het Rationalisme was te plat, doch de oude Gereformeerde leer te strak. Men zocht en vond tussen deze beide door een leer, die verstand en hart beide bevredigde. De gevolgen waren allertreurigst. Bijna een ieder zong mee in het nieuwe lied der ware liberaliteit.

Verdraagzaam moest men zijn. In 1816 gaf W. Hoving een boek uit, waarin hij schreef: „Blijf weg met uw leer van de Drieëenheid!" De catechismus werd er in veracht en er werd in gesmeekt om verbreking van de „Dordsche kluisters." Nu ging er toch zeker wel een storm van verontwaardiging op ? Ach, neen, slechts enkele stemmen werden vernomen nl. van Ds Fockens en Ds Schotsman. Doch hun stem was die eens roepende in de woestijn. Men kende de leer niet meer, geen wonder, dat men ook totaal niets meer gevoelde voor het recht der kerken. Dat kwam wel uit in het beruchte jaar 1816.

Koning Willem I was begaan met het lot der kerken. In 1814 was er een Departement voor de Eredienst opgericht en de zaken, de kerk betreffende, waren opgedragen aan de heer Repelaar van Driel. Tevens was door de Raad van State het advies gegeven een Commissie van „verlichte" leraars en andere kundige mannen te benoemen, die dan de Koning en zijn raadslieden zouden voorlichten omtrent de meest gewenste kerkvorm. Aan het Departement van Binnenlandse Zaken werd, onder toezicht van secretaris Janssen, in alle stilte het nieuwe Reglement in gereedheid gebracht. De Koning benoemde een Commissie, uit elf predikanten bestaande, aan wie het Reglement ter goedkeuring werd toegezonden. Nadat enkele wijzigingen waren aangebracht, keurde de Commissie het Reglement goed en volgde de 7 Jan. 1816 de koninklijke goedkeuring.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1951

Daniel | 12 Pagina's

Ds L. G. C. Ledeboer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1951

Daniel | 12 Pagina's