Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke stromingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke stromingen

Boekbespreking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel is enkele weken geleden, als nummer 44 in de reeks van Cahiers voor het christelijk onderwijs een handreiking verschenen voor ondenwijsgevenden van basisscholen. Het boekje, uitgegeven onder auspiciën van de Stichting Unie 'School en Evangelie', staat onder redaktie van drs.W.E. Westerman, medewerker van het CPS te Hoevelaken.

Op zich is het een verdienste, dat er nu al een uitgave over dit nieuwe kennisgebied: geestelijke stromingen in de basisschool, op tafel ligt.

Wat weten we?

r" QQ vVet op het basisonderwijs noemt In artikel 10 de terreinen ^^^^ ^^^ Onderwijs na 1 augustus 1985 in ieder geval aandacht

aan dient te schenken. Daarbij worden ook enkele 'kennisgebieden' genoemd:

'Bij die kennisgebieden wordt in elk geval aandacht besteed aan:

a. aardrijkskunde; b. geschiedenis; ede natuur, waaronder biologie; d. maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting; e. geestelijke stromingen.'

Gezien het karakter van de wet en de vrijheid van onderwijs, vult de wet niet in wat onder 'geestelijke stromingen' verstaan dient te worden. Enkele indicaties over de mogelijke vormgeving van dit voor het basisonderwijs nieuwe leerstofgebied kunnen we vinden In de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp:

'Ook voor de leerlingen van het basisonderwijs is het geweest dat zij, uiteraard op een wijze die in overeenstemming is met hun bevattingsvermogen, in aanraking worden gebracht met wat zich in binnen- en buitenland afspeelt op het terrein van het geestelijk leven.'

De Memorie van Antwoord vervolgt daarop met:

'De noodzaak hiertoe is nog versterkt door het de laatste jaren sterk toegenomen pluralistische karakter van de Nederlandse samenleving. Inzicht in deze samenleving is niet mogelijk zonder inzicht in de verschillende in de samenleving gehanteerde normen en waardensystemen.'

Deze laatste uitspraak sluit nauw aan bij artikel 9 van de Wet op het basisonderwijs, waarin ondermeer de eis wordt geformuleerd dat het onderwijs 'er mede vanuit gaat dat de leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving.'

De Nota van Wijzigingen bij het wetsontwerp gaat vrij uitvoerig in op de vraag waarom geestelijke stromingen een 'kennisgebied' is:

'Het begrip 'geestelijk leven' duidt meestal op de daadwerkelijke beleving van een geloof of overtuiging. Om te voorkomen dat dit accent te zwaar wordt gelegd, is gekozen voor de term 'geestelijke stromingen'. Deze meer objectieve term past ook beter in een opsomming van vakkennisgebieden.'

Mede omdat de wet geldig is voor zowel het bijzonder als het openbaar onderwijs, komt ook de afgrenzing naar godsdienstonderwijs en (humanistisch) levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ter sprake. De Memorie van Antwoord schrijft daarover:

'Bij godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs is sprake van een subjectieve benadering: de onderwijsgevende tracht iets van de eigen geloofsbeleving of levensbeschouwing over te brengen. Het zijn derhalve twee verschillende zaken, die weliswaar raakvlakken hebben, maar elkaar niet dekken. Voorzover bij godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs tevens kennisoverdracht plaats vindt, zal de docent, nemen we aan, kennisnemen van de inhoud van het onderwijs in geestelijke stromingen en doublures vermijden.'

De wetgever ziet geestelijke stromingen dus als een objectief kennisgebied, dat te onderscheiden is van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. Voor onze scholen betekent dat overigens niet dat er geen raakvlakken zouden zijn tussen geestelijke stromingen en godsdlenstondenwijs.

Wat we zelf kunnen invullen

De wetgever heeft verder niet voorgeschreven dat geestelijke stromingen als een aparte aktiviteit op het rooster vermeld moet worden. Dat geeft de school de mogelijkheid om zelf na te gaan waar geestelijke stromingen ex- en/of impliciet in het programma een plaats zal krijgen.

Verder is er door de wetgever ook niet vermeld (gelukkig niet) wanneer een aanvang gemaakt moet worden met het onderwijs in dit nieuwe kennisgebied. In elk geval zullen we aan de bovenbouw moeten denken. En gezien de ontwikkeling van het kind om zich in te leven in de belevingswereld van anderen, zal het meestal slechts incidenteel aan de orde komen.

Ervaringen in het schoolleven, omstandigheden in de stad of het dorp (bijvoorbeeld de pas geopende moskee in Ridderkerk) geven aanleiding om kennis over te dragen en wat begrip aan te brengen. In de wereldoriënterende vakken zijn er ook altijd al een aantal aanknopingspunten geweest. Het is niet geheel nieuw wat er van ons gevraagd wordt. Maar in ons schoolwerkplan zal toch duidelijk omschreven moeten worden welke criteria we hanteren bij de vulling van dit kennisgebied. Dan kunnen we o.a. denken aan

de leeftijd, de aanwezigheid en de nabijheid van bepaalde stromingen, de grootte van de stroming In ons land. De Islam zal meer aandacht krijgen dan een afsplitsing van het confucianisme.

Wat hoort er wel en wat hoort er niet bij?

Bij het noemen van geestelijke stromingen wordt er vaak alleen gedacht aan de grote wereldgodsdiensten en aan levensbeschouwingen als marxisme en humanisme. Maar moet er dan geen aandacht besteed worden, dat Is maar een vraag, aan stromingen als facisme en racisme? En er moet toch zeker aandacht zijn, als de Islam en het hindoeïsme wel behandeld worden, voor de verschillende stromingen binnen het christendom.

De invoering van dit nieuwe kennisgebied eist van de leerkrachten bezinning op fundamentele keuzen waar we voor staan. En om die te kunnen doen is het nodig dat de ouders goed weten wat ons voor ogen staat bij de vulling van dit niet neutrale kennis- en belevingsgebied, want anders ontstaan er misverstanden. En dat is dit kleine kennisgebiedje niet waard!

Ik kan u zeggen dat we op de Pabo een commissie gevormd hebben van docenten die D.V. In de komende maanden "voorgeschoold" zullen worden. Voorts is het de bedoeling dat er in het volgende cursusjaar een nascholingscursus 'geestelijke stromingen' gegeven zal worden. De collega's van de basisschool kunnen dus op tijd 'bijbeschoold' worden/zijn.

Het Is duidelijk dat er ook een aantal voorvragen gesteld moeten worden die In de pedagogische sfeer liggen: wanneer zijn onze kinderen eraan toe? wat kunnen ze wel aan en wat niet? Dat zijn voor ons ook nog vragen; we hopen in de nascholingscursus wat te kunnen helpen met de concrete invulling.

Wat biedt het cahier?

Inhoudelijk geeft dit cahier, dat we in dit artikel ter sprake brengen, materiaal waar ik in een aantal opzichten moeite mee heb. Ik wil en moet ook in dezen eerlijk zijn, ook nu we zelf nog niets op tafel gelegd hebben.

Ik maak enkele opmerkingen:

1. De schrijvers van de diverse artikelen hebben zich behoorlijk verdiept in de problematiek;

2. De bijdrage van J.H. Gerritsen over Werkhouding en werkwijze bevat een aantal kapstokken voor werkvormen e.d., die we mogelijk kunnen gebruiken. Maar 'onze kinderen leren bewust, open en kritisch te leven in een multi-culturele samenleving op weg naar 2000' (24) ontslaat ons niet van de plicht om te wijzen op de Ene Naam, Die tot behoud voor Jood en helden gegeven is. Informatie over geestelijke stro-

mingen vraagt daarna om een stellingname: wat zegt de Bijbel ons?

3. De bijdrage van collega Mulder uit Emmen over Het christendom, mensen onderweg, bevat veel materiaal, dat nodig is om de stromingen binnen het christendom enigszins aan de kinderen duidelijk te maken. De didaktische aanwijzingen op biz. 34 zijn goed, maar de inhoudelijke vulling van de kernnoties van het christendom, zoals over het gebed en het gebod, over de persoon van de Heilige Geest (in ontdekking en toepassing), over doop en avondmaal, over oecumene zijn te algemeen en te schraal. Er zijn geen relatieve, maar vaak absolute verschillen. De eenzijdigheid valt ook op in de literatuurlijst. Er is in de kring van de rechterflank van de gereformeerde gezindte genoeg waardevol materiaal verschenen over dit onderwerp, dat zeker genoemd had moeten worden. Ik denk aan een aantal deeltjes uit de serie Het Blijvende Woord: Kerken, sekten en wereldgodsdiensten; Ethiek; Kerkgeschiedenis. Verder aan publikaties van Douma, Noordegraaf en Velema; aan de eerste twee deeltjes uit een nieuwe serie Denken over... Oecumene en Denken over... Gereformeerd zijn.

4. De bijdrage van H. Stolk over Hef Jodendom begrijp Ik niet. In dit artikel wordt heel weinig geboden dat dienst kan doen als handreiking voor de onderwijsgevenden. Dan lees ik liever b.v. de bijdrage van dr. J.H. Meesters in deel 3 Rondom Thora en Koran, in de serie: Woorden en wegen (Wolters-Noordhoff). Of enkele hoofdstukken uit het boekje Zicht op Israël (Boekencentrum).

5. De bijdrage van drs. J. Slomp over De Islam is overzichtelijk en met kennis van zaken geschreven, maar Inhoudelijk distantieer ik me van een aantal zaken. Slomp beweert, "dat de moslims dezelfde God vereren als Joden en christenen" (45); en voorts stelt hij: "We hebben een gemeenschappelijk uitgangspunt, dat God één is en dat Hij van ons een leven vraagt naar Zijn wil." (44)

Ik ben het met hem eens dat we op moeten passen om bevooroordeeld te werk te gaan; we moeten ook deze medemensen eerlijk tegemoet treden. Maar er blijft het kardinale verschil dat de Islam de Heere Jezus alleen ziet als een profeet en niet als de Enige Middelaar tussen God en de mensen, als de Weg, de Waarheid en het Leven. Ook hier is de literatuurlijst zeer eenzijdig.

6. De bijdrage van dr. R. Kranenborg over Het Hindoeïsme is fijn besnaard geschreven. Hij pleit voor een duidelijke standpuntbepaling van de christelijke school (53). Terecht, maar hij doet dat niet.

7. De bijdrage van drs. M. van Krimpen over Overige stromingen: marxisme en humanisme, is helder; het zijn de eerste vingeroefeningen. Er moet een nadere uitwerking komen, ook in de standpuntbepaling vanuit de bijbelse normen. Hij geeft eerst vijf criteria aan die er moeten zijn om marxisme en humanisme te kunnen beschouwen als geestelijke stromingen (55).

8. De laatste bijdrage van collega A.C.W. Voorbij over Symbolische vorming - een weg is erg speculatief. Eerst geeft hij aan dat de godsdienstige vorming in 1934 heel iets anders was dan nu in 1984. Daarna geeft hij aan datwe bij de godsdienstige vorming uit moeten gaan van de eigen situatie en ervaringen van het kind. Maar de ervaringen zijn zo gevarieerd dat je steeds moet vragen bij welke ervaringen ik moet aansluiten. Soms is het zo dat je kinderen ontmoet die helemaal geen ervaringen met godsdienst hebben (63).

In het artikel geeft hij dan aan dat de methodiek van 'symbolische vorming' aansluit bij de ervaring van het kind en in staat is om de kinderen zinvol in aanraking te brengen met de gevarieerdheid van de geestelijke stromingen.

Kort gezegd: bij de symbolische vorming gaat het er om, opnieuw het kind in verbinding te brengen met een deel van zijn wezen (het onbewuste) dat in onze cultuur, en ook binnen het onderwijs en de opvoeding, in de verdrukking geraakt is (67).

Het gaat om een aantal ervaringen waardoor de kinderen leren aanvoelen waar het

in hun eigen godsdienst en ook in die van anderen om gaat (67).

Mijn indruk is dat de schrijver een ontmoetingsschool voorstaat, waarin aan elke geestelijke stronning de ruimte gegeven wordt. Ik mis hier de bijbelse stellingname om het de kinderen in te scherpen dat we een nieuw hart moeten hebben; dat we met alle kennis van geestelijke stromingen wel wegwijs gemaakt zijn in onze multiculturele samenleving op weg naar 2000, maar dat het er om gaat dat we de vreze des Heeren moeten kennen om welgetroost te kunnen leven en sterven (Heid. Cat. Zondag 1).

9. Het zal duidelijk zijn dat deze publikatie wel een aantal aanzetten geeft voor het gesprek rond de vulling van het nieuwe kennisgebied 'geestelijke stromingen', maar dat er veel materiaal is dat we niet kunnen gebruiken én dat er veel witte vlekken gebleven zijn. We hopen met elkaar op dit gebied ook iets te kunnen ontwikkelen dat ons helpen kan om onze kinderen wegwijs te maken in het geestelijke stromenland. Meteen besef ik dat de gemaakte opmerkingen de raakvlakken aangeven tussen geestelijke stromingen en godsdienstonderwijs. Informatie is eerst nodig, maar ook positiebepaling. De kinderen hebben recht op duidelijkheid.

I.A. Kole.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Geestelijke stromingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1984

De Reformatorische School | 44 Pagina's