Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer W. R. te G.,

Het lijkt me heel goed dat u me eens een vraag gesteld hebt betreffende de televisie. En graag wil ik deze vraag ook beantwoorden, al hebt u er ook wel wat tegenop gezien om me die vraag te stellen. Vooral voor

deze tijd lijkt het me voor de jeugd zeer nodig dat dergelijke vragen van tijd tot tijd gesteld en beantwoord worden. U hebt tot het stellen van uw vraag een gerede aanleiding gevonden in het feit van de troonwisseling die vorig jaar in ons land plaatsvond, welke gebeurtenis is door vele mensen via de televisie werd gevolgd, ook door onze mensen, in het bijzonder wel door de jonge mensen. Wat de doorslag echter heeft gegeven bij u om me deze vraag te stellen, was het geval dat er zelfs een kind van God was die u te kennen gaf dat ze er geen kwaad in zag om bij zo'n gelegenheid naar de televisie te kijken. U hebt er u echter mee bevredigd gevoeld, als u die dag in Utrecht op de zendingsdag bent geweest, in plaats van naar de televisie te kijken. Maar daar u toch niet anders denken kunt dan dat uw vraag een eerlijke vraag is, wilt u graag dat ik daar mijn mening eens^over schrijf.

Laat ik in mijn antwoord maar beginnen met ineens concreet te stellen, dat we het bezit van een t.v. en ook het kijken daarnaar te allen tijde ongeoorloofd achten. In de oude Wachters heeft onze vorige hoofdredacteur ook bij herhaling gewaarschuwd tegen de t.v. Hij heeft daarbij ook bij herhaling met instemming de woorden van Prof. Wisse aangehaald die van de t.v. sprak als de kijkkast van de duivel. En voorzeker, met deze woorden is door genoemde professor een juiste typering gegeven van dit helse instrument.

Moeten we dan de t.v. als uitvinding op zichzelf veroordelen? Dit is de vraag die men altijd direkt weet te stellen, als het bezit en het gebruik daarvan veroordeeld wordt. Als men mij echter die vraag stelt, of de t.v. in bepaalde gevallen, zoals voor de politie bijvoorbeeld, geen goede diensten kan bewijzen, dan ben ik de laatste om dit tegen te spreken.

Ditzelfde geldt ook voor de radio. Maar deze beide instrumenten staan toch het meest in dienst van de macht der hel. En daarom juist zijn we er altijd op tegen geweest, als onze mensen ze in huis haalden. Over de radio is men de laatste tijd, ook in onze kringen, steeds soepeler gaan denken. Wellicht komt dit ook door de t.v., waarin men dan nog wel een groot gevaar ziet en waardoor de radio voor ons wat meer op de achtergrond is gekomen. Men vergeet echter wel dat de radio de voorloper van de t.v. is geweest. Ik verlies niet uit het oog, dat de vele ontwikkelingen der techniek het nodig maken dat in deze tijd in bepaalde gevallen ook wel van een radio gebruik gemaakt moet worden. Het gehele leven is door alle apparatuur die er is, zo geheel anders geworden dan voorheen. Hoeveel wegverkeer is er op het ogenblik wel niet. Wij houden er niet van als onze mensen met een radio in de auto rijden. Maar het is op het ogenblik wel zo, dat men door middel van die radio attent gemaakt wordt op lange files en opstoppingen die zich op verschillende wegen voordoen. Als men nu dagelijks op de weg zit en op bepaalde tijden ergens moet zijn, dan kan een waarschuwing via de radio voor de kans die men loopt van twee uur lang in een file terecht te komen, wel te waarderen zijn. Als we werkelijk niet buiten het gebruik van zo'n instrument kunnen vanwege bepaalde werkzaamheden die we hebben te verrichten, dan kan dus een radio ons goede diensten bewijzen. Wie zal, als men vele buitenlandse reizen moet maken, of als men zijn broodwinning op zee moet zoeken zoals de vissersmensen, de S.O.S.-berichten niet waarderen? We moeten dus niet al te bekrompen in onze gedachten zijn.

Er doen zich ook omstandigheden in het wereldgebeuren voor, waarin we verwikkelingen graag op de voet willen volgen, omdat ze zeer ernstig van aard zijn. Als men journalist is van een krant, zal men dan toch ook niet buiten de berichten van dé radio kunnen. En als onze arme landgenoten in een gijzelingsaffaire betrokken zijn, wie zal dan niet uit hartelijk medeleven van ogenblik tot ogenblik de toestand willen volgen waarin ze verkeren? Bij bepaalde Tweede-Kamerdebatten over zeer belangrijke onderwerpen willen we soms ook wel graag horen wat er zoal gezegd wordt. Onze werkkring kan het ook noodzakelijk maken dat we deze debatten volgen.

Maar verder kennen we ook het praatje wel, dat men een radio in huis heeft, alleen maar om naar de nieuwsberichten te luisteren en naar het weerbericht. Ook gebruikt men de radio wel om een bepaalde cursus te volgen. Er zullen er echter niet veel zijn, die de radio tevens niet voor iets anders gebruiken. De verleiding is daarvoor te groot. En werkelijk, het moet toch eerlijk gezegd worden, dat er dan toch heus niets goeds over de radio komt. Die zogenaamde morgenwijdingen kennen we wel. Voor radiogodsdienst moet men zich echt wel wachten. Men heeft nu de t.v. door een evangelische omroep ook al voor betere doeleinden willen gebruiken. Men kan echter beter geen godsdienst hebben dan een valse godsdienst. U hebt me naar de t.v. gevraagd, maar ik heb niet kunnen nalaten om toch tegelijk ook even de radio in mijn antwoord te betrekken. We hebben altijd een groot gevaar in die radio gezien. Men haalt er de gehele wereld mee in huis. Nog hoor ik in mijn oren de waarschuwende stem van ds. Kersten op de kansel: "Doet de radio uit uw huizen!"

Steeds waarschuwde hij met alle ernst tegen de radio. En niet ten onrechte! De radio hoort in onze gezinnen niet. Laten de ouders daar toch rekening mee houden. Heeft men voor zijn werk een radio nodig, dan kan men toch wel met een bezit van een eenvoudig instrument volstaan, waarvoor men dan een plaatsje zoekt, niet in de huiskamer, maar op een andere kamer waar men er alleen gebruik van kan maken. We weten nu toch wel, dat men van de radio bij de televisie is aangeland.

En hoeveel verderf he? eft dat ding al niet in de wereld en in de huisgezinnen gebracht! Dat is niet te ontkennen. We zijn als gevolg van onze diepe zondeval dieven en moordenaars, maar als men een dief wijzer maakt dan dat hij is, gaat hij nog meer stelen. Vreselijke dingen vinden er plaats onder de jonge mensen. En dat ook als gevolg van het kijken naar de t.v. De lust tot doodslag wordt als het ware aangewakkerd.

Waarlijk, er is van de t.v. niets goeds te zeggen, al kan die in bepaalde gevallen de politie wel diensten bewijzen bij een opsporing van een misdadiger, enz. De t.v. loochent het niet, dat bij een rel als in Amsterdam bepaalde personen meegedaan hebben. Maar verder heeft de t.v. niets goeds gebracht, zeker niet in de gezinnen. Hoeveel zou daar wel niet over te schrijven zijn. En nu kan men voor een gebeurtenis als de troonwisseling een uitzondering willen maken, maar heel dat gebeuren kunnen we in de krant ook zien en lezen. Laat ons ook de rok haten die van hef vlees bevlekt is. Ik wil geen mens in de staat van zijn ziel veroordelen, maar ik ben er zeker van dat de oude christenen die dicht bij de hemel mochten leven, geen behoefte aan het aanschouwen van zulk een gebeurtenis op de t.v. zouden hebben gehad. Het visuele spreekt een mens altijd nogal erg aan. En vandaar bereikt men op de scholen ook zeer veel met visueel onderwijs en is men daar de laatste jaren ook steeds meer toe overgegaan. Maar vanzelf schuilen daarin ook weer gevaren. Door gebruik van een filmtoestel kan ook veel geleerd worden, maar het een maakt zo gauw nieuwsgierig naar het ander. Welnu, dat geldt dan ook het kijken naar een uitzending van de troonwisseling over de t.v. We behoeven daar niet naar te kijken en we moeten er ook onze kinderen vandaan houden. De zonden is een hellend vlak. Ik wil dan nu ook even laten volgen wat dr. Steenblok schreef in "Wachter Sions" van 11 juli 1958. Hij schreef toen het volgende:

En zo glijdt alles al verder en verder weg. Het is er precies mee, zoals iemand ons schreef over een Arabische vertelling van een reiziger, die zijn tent had opgeslagen in een eenzame landstreek en toen, na al de vermoeienissen der reis in slaap viel. Plotseling werd hij echter wakker, een kameel had zijn kop door een opening van de tent gestoken en vroeg: "'t Is koud buiten, mag ik even mijn neus in de tent steken? " De reiziger was een goedmoedig man en vond het goed. Een paar minuten later vroeg de kameel: "Er is een koude wind hier buiten, mag ik ook mijn nek in de tent schuiven? " Ook dat verzoek werd ingewilligd en de nek van het dier kwam binnen. "Maar nu begint het nog te regenen ook", sprak de kameel. "Ik word zo nat, mag ik ook even met mijn schouders binnen komen? " Ook hiervoor kreeg hij toestemming, en zo drong het beest geleidelijk aan de tent verder in. Tenslotte was het er helemaal in.

Spoedig daarna kreeg de reiziger berouw van zijn goedheid. De tent was n.1. niet groot genoeg voor beide, en toen dan ook de regen ophield, vroeg hij de kameel de tent te verlaten; maar dat mishaagde de kameel die sprak: "Als gij niet met z'n tweeën wilt zijn, vertrek dan, want wat mij betreft ik heb het hier best naar mijn zin en ben niet van plan om weg te gaan". Tot zover het Arabisch verhaal. De strekking is duidelijk, dat wie een vinger geeft aan de wereldse begeerlijkheden, dra de hand kwijt is, en al spoedig volgt de arm, en straks is heel het lichaam besmet en doortrokken met een ongeneeslijk ziele-vergif, dat doorvreet als de kanker. Het is er al net mee als met de rollende sneeuwbal. Hoe verder hij wegrolt des te groter hij wordt, en ook des te gevaarlijker. Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. En dat er nog zovelen zijn, die voor rechtzinnig door willen gaan, en ook het kwaad dat in dit alles zit, trachten goed te praten en te bemantelen, stelt al mede schuldig aan de zonde, terwijl ook niet alles als noodzakelijkheids-geval kan worden aangemerkt. Men denke ook maar eens aan de ontheiliging van het Verbond Gods waar Zondag 30 onder andere ook zo nadruk op laat vallen, in verband dan meer direct met het Heilig Avondmaal, maar dan toch ook in betrekking daarmee tot de hele onderhouding van de rustdag.

Ik geloof dat ik na deze argumentering niet veel meer over de t.v. behoef te schrijven. De gelegenheid opent zich nu echter voor me, om nog over iets anders te schrijven. De laatste tijd heb ik nogal eens de opmerking gemaakt, dat we de televisie wel kunnen veroordelen, wat natuurlijk wel goed is, maar laten we op het ogenblik over de telefoon ook maar niet zo gunstig denken. Wat denkt u van het kwaad dat er over de telefoon komt?

Hoeveel leugens worden er niet over de telefoon verteld? Aan hoeveel laster maakt men zich niet schuldig? Ja, hoeveel zal Gods Naam ook niet over de telefoon worden onteerd?

In de jaren van mijn ambtelijke loopbaan zijn er steeds meer telefoonaansluitingen gekomen. Wie heeft er op heden geen telefoon? Die zijn er niet veel meer. Die telefoon is toch zo gemakkelijk. Nu ja, ik kan niet ontkennen dat ik er wel gemak van gehad heb. Maar ik heb er meer last van gehad dan gemak. Mensen die men anders buiten de deur houdt, stappen met de telefoon wel ineens bij je in huis. En als er wat bijzonders aan de hand is in het kerkelijk leven, dan schijnt de telefoon voor vele mensen wel een ware uitkomst te zijn. Of het nu dag is en of het nu nacht is, niets belet er om naar de telefoon te grijpen. Men moet door die telefoon zijn nieuwsgierigheid bevredigen, of men moet er de wildste geruchten over verspreiden, of men moet dat ding gebruiken om zijn gal uit te braken. Er zijn bepaalde mensen die heel graag en gemakkelijk telefoneren. Eerlijk gezegd, behoor ik niet tot die mensen. Ik gebruik de telefoon alleen maar voor mijn werk, in gevallen van noodzakelijkheid. Natuurlijk mag men ook over de telefoon wel naar iemands welstand vragen en als men in dezelfde moeilijke omstandigheden verkeert, kan men er behoefte aan hebben om over de telefoon even een gesprek met elkaar te voeren. Maar van allerlei onnodige kletspraatjes over de telefoon ben ik ten diepste afkerig. Hoeveel kwaad over verschillende mensen wordt er op deze wijze niet rondgestrooid. Het vuur van haat en nijd wordt via de telefoon wel aangewakkerd en allerlei geroddel heeft vrij spel. Door de telefoon worden er vragen gesteld waar men niet op berekend is, want men wordt nu eenmaal door dat ding overrompeld.

Doordat men elkaar niet ziet, zegt men gemakkelijker iets wat men anders nog achter zijn kiezen zou hebben gehouden. Men ziet de persoon aan de andere kant van de lijn niet staan en dat doet altijd gemakkelijker het hart tegenover hem of haar luchten dan in een gesprek buiten de telefoon om. Maar het duivelse dat zich in vele gesprekken over de telefoon openbaart, is duidelijk te tasten. Dan schrijf ik nog niet over de brutaliteit die men gebruikt, als men op een ongelegen ogenblik, wanneer men te kennen geeft met iemand in een gesprek te zijn, daarop weet te reageren met de opmerking van: "]a, u bent natuurlijk in gesprek, maar ik ga nu toch met mijn gesprek door". Men wordt weleens genoodzaakt, om de telefoon maar weer neer te leggen, met het resultaat dat men dan zelf het stempel van onbeschaafdheid opgedrukt krijgt. Verder is nu de tijd steeds meer aangebroken, dat het heel gewoon wordt om op Gods dag de telefoon te gebruiken. Als men dan Gods dag ook nog is gaan waarderen, omdat men op die dag geen hinder heeft van allerlei telefoongesprekken, waarvan vele ook nog ongewenst, dan komt men nu wel steeds meer tot de ontdekking dat die rust ook niet meer wordt vergund.

Maar vriend, met dit alles wordt het toch maar steeds meer een zeer benauwde tijd. Ik heb de gelegenheid waargenomen om hierover ook even mijn hart te luchten. Inderdaad, er is onderscheid tussen televisie en telefoon. We kunnen niet zeggen dat men geen telefoon in huis mag hebben. Maar we dienen er wel op te wijzen dat er over de telefoon ook heel wat kwaad gespuid wordt. En we moeten er onze mensen ook voor waarschuwen, dat die telefoon er niet is om Gods dag te misbruiken.

Maar o droeve tijd toch waarin we leven! Ik kan de telefoon ook niet missen, maar als het aan mij lag, was dat duivelsding allang uit mijn huis.

Bij dagen en nachten vergunt het de mens geen rust meer. En voor het naar bed gaan, alsook voor het aanbreken van de rustdag moet men wel op zijn hoede zijn voor een verwoestend gesprek via deze uitvinding. Het leven was heel wat rustiger toen men per brief af moest doen waar men nu de telefoon voor kan gebruiken. Och geachte Vriend, het wonder van het zaligworden is altijd onuitsprekelijk groot, maar het zal toch nog een groter wonder zijn, als men uit een wereld van zoveel gewoel en beroering zijn ziel nog als een buit zal mogen wegdragen.

De grootste verlossing zal echter de verlossing van zichzelf zijn. Om naar de televisie te kijken, behoef ik niet naar mijn buurman te gaan. Velen zullen het niet verstaan, als ik zeg dat ik een televisie in huis heb, veel dichterbij dan iemand wel denken kan. In de tijd toen de televisie in opkomst was, kwamen ze ook bij mij aan de deur om te vragen of ik ook interresse had voor een televisie. Men had geen antenne op mijn dak gezien. Maar ik heb toen die persoon doen weten dat ik er één had zonder antenne. Ik was dus de uitvinding nog een eind voor. O ja, welk program men ook volgt bij een televisieuitzending, men komt voor mij met niets nieuws. Daarom behoef ik ook geen televisie te hebben. De grootste verlossing zal zijn, als ik van de televisie zal zijn verlost. Van dat hart dat gedurig slijk en modder opwerpt. En ik mag bij ogenblikken geloven, dat ik straks visueel de zaligheid zal genieten. Dan behoef ik niet meer te geloven, maar mag ik eeuwig aanschouwen. En dan leeft er iets in mijn hart van de bekende woorden van Job: "Want ik weet: mijn Verlosser leeft en Hij zal de laatste over het stof opstaan. En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen.

Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot".

Geachte Heer R., ik besluit mijn briefen wens u toe, dat u eeuwig zulk een televisiekijker zult mogen zijn.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1981

De Wachter Sions | 8 Pagina's