Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hervormingsdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hervormingsdag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

31 oktober is de datum, waarop wij de Kerkhervorming gedenken. Wij lazen eens in het rooms-katholieke tijdschrift „Het Schild": .„Het gesprek met de Reformatie-christenen loopt altijd weer uit op één zelfde punt, namelijk het geheim van zonde en genade". En inderdaad, alle geschilpunten tussen Rome en de Reformatie zijn tot dit punt te herleiden. Het geheim van zonde en genade. Wat leert Rome hier?

Wel, Rome leert, dat de mens door de zonde, door zijn afval van God, wel verzwakt is, doch niet totaal verdorven. De mens is ziek, doch niet dood. En nu kan een zwakke en zieke niet veel, maar nog wel watl En daarom, wat wij nodig hebben, is helpende genade. Volgens de roomse leer wordt deze helpende genade door het kanaal der sacramenten in de mens ingestort en door die ingestorte genadekracht kan de mens weer verdienstelijke goede werken doen en zo kan het weer in orde komen.

Door die ingestorte genade kan de gevallen mens, als hij maar wil(l) weer aan de gang, om door werken het leven te bereiken.

Genade is dus bij Rome het vermogen, de ingestorte kracht, om weer goede werken te kunnen doen. Christus heeft voor ons verdiend, dat wij zelf weer verdienen kunnen.

Het kunnen wordt ons dus door Christus' verdienste ingestort, dat is de genade; het willen en volbrengen hangt van onszelf af. Zo krijgt men de mensen van goede wille.

Hoe anders hebben echter de reformatoren naar de Schrift de leer van zonde en genade verstaan. De Schrift leert ons, dat de mens door de zonde maar niet verzwakt is, zoals Rome meent, doch dat de mens totaal verdorven is. Maar niet ziek, doch geestelijk dood en dan vijandig dood: „Het bedenken des vleses — zegt Paulus — is vijandschap tegen God". Wij zijn onbekwaam tot enig goed uit onszelf, en geneigd tot alle kwaad.

Als God ons met genadelicht bedeelt, worden wij gewaar, dat wij van nature geheel en al in vijandschap tegenover God staan. En dat we niet alleen niet kunnen, zoals Rome leert, maar dat we ook niet willen. Niet een verzwakte, maar een vijandig dode natuur moet hersteld worden. God moet alles doen en God moet het alleen doen, en geen medewerking. Genade alleen! Sola gratia!

Ieder mens, die deze genade deelachtig wordt, zal het Ieren verstaan: Ik weet, dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont. Als ik ook maar één zucht van mezelf er aan toe moest brengen, het was verloren. Maar nu genade genade is, is alles uit en door God; en is de genade almachtig en onwederstandelijk, en dan ook onverliesbaar.

We lazen van een roomse jongen, die ijverig in de Bijbel had gelezen, en de Heere had dat geheiligd, dat hij zei: Nu ben ik van rooms.... protestant geworden? Neen, zó zei hij het niet, 'maar anders: Nu ben ik van rooms een verloren, arm zondaar in mijzelf voor God geworden". En toen werd Christus hem ten volle dierbaar en alles.

En zo moet het met ons allen gaan. Dat is de heerlijke leer van vrije genade, dat God goddelozen rechtvaardigt om niet, door Jezus' borgwerk. En dat Hij deze genade verheerlijkt zonder enige medewerking of verdienstelijkheid onzerzijds. Rome leert wel, dat het genade is, maar tevens, dat die genade onze medewerking tot verdienste oproept. Maar de Schrift leert, dat genade alles moet doen, of we blijven in onze doodstaat. Zó heeft Luther het ook verstaan. Luther was in het klooster gegaan onder de drang van de'allesbeheersende vraag: „Hoe word ik rechtvaardig voor God? "

Het klooster was immers volgens de kerk de zekerste weg tot de zaligheid. Daar werd de volkomenheid nagestreeft, waardoor men zich bij God welgevallen verwierf.

Luther wierp zich met alle kracht op alle mogelijke goede werken. In vasten, waken, gebeden, kastijdingen, blonk hij boven al zijn mede-kloosterlingen uit. Volgens de roomse leer had hij dus meer reden dan iemand om bij God op genade te hopen. Maar de werkelijkheid was, dat hij zich steeds verder van de zaligheid verwijderd gin'g voelen. Want hij kon niet tevreden zijn met de oude en algemene, maar lichtvaardige opvatting, dat een goede daad - op zichzelf voor God iets betekent, en dat de hemelse boekhouding bestaat in het optellen der goede werken en het aftrekken der zonde.

Bange vertwijfeling maakte zich van hem meester, want van een ingestorte genadekracht door middel van de sacramenten, waardoor de mens in staat zou worden gesteld tot het kunnen doen van verdienstelijke goede werken, voelde 'hij niets. Hij zag geen weg meer om zahg te worden.

En niemand van zijn kloostergenoten begreep hem in zijn bange strijd. Daarom vatte bij hem de gedachte post, dat hij alleen maar zo slecht was, omdat niemand zijn strijd begreep, en hij dacht dan ook, dat God hem voor eeuwig had verworpen. Tot vandaag aan de dag toe heeft de roomse kerk Luthers worsteling niet begrepen. Ze tracht die óf te verkleinen, óf deze uit een ziekelijke zielsgesteldheid te verklaren.

Ze ziet niet, dat haar eigen leer hier met een laatste Goddelijke ernst genomen werd. Juist omdat Luther radicaal rooms werd, moest het tot een breuk met de roomse kerk komen. En toen, in die bange nood, stuitte hij bij zijn studie op de woorden van Rom. 1 : 17: „Want de rechtvaardigheid Gods wordt in het Evangelie geopenbaard". Luther begreep deze woorden niet. Want hij redeneerde: Men heeft mij altijd geleerd, dat rechtvaardigheid is dat men iemand geeft wat hem toekomt, wat hij verdient. De rechtvaardigheid Gods is dus die eigenschap, waardoor Hij de zondaren straft. Die rechtvaardigheid Gods vreesde Luther met een dodelijke vrees. En hoe kon er nu staan, dat die rechtvaardigheid Gods in het Evangelie, in de blijde boodschap dus, geopenbaard werd?

Dagen en nachten peinsde hij over de betekenis van deze woorden. Tot hem plotseling op een eenzame plaats, in de toren van het klooster, het licht opging. Toen verstond hij, dat Paulus hiermee bedoelde, dat, waar wij met al onze werken geen gerechtigheid kunnen tot stand brengen, die aan God voldoet. God Zelf voor een gerechtigheid heeft gezorgd. Een gerechtigheid, door Christus verworven in Zijn plaatsbekledend lijden en sterven. Deze gerechtigheid van Christus voldoet en zaligt, omdat we daarmede als met Gods eigen gave voor God staan. Wie zou ons dan veroordelen? Toen Luther in zijn bidcel deze gerechtigheid in het oog kreeg en leerde omhelzen, riep hij uit: „O Heere Jezus, nu zijt Gij geworden mijn zonde; en ik ben geworden Uw gerechtigheid".

Daarom zal dan ook uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden. Niet, dat we geen werken naar Gods wet zouden moeten doen. Zeker, goede werken zijn noodzakelijk als vruchten des geloofs, maar ze kunnen onze gerechtigheid voor God niet zijn. Christus, als de gerechtigheid Gods, is een betere.

Ieder mens, die door Gods genade aan eigen ellende en gemis wordt ontdekt, leert dan ook omzien naar zulk een gerechtigheid, waarmede hij kan bestaan tot voor Gods rechterstoel toe. Dat is Christus.

Het geloof is de hand des bedelaars, waardoor die gerechtigheid wordt aangenomen. Wanneer een mens als een verlorene neerligt, al zijn wegen doodgelopen, arm en ellendig voor God, doemwaardig, dan brengt de Heilige Geest het ingeplante geloof in zijn oefening, en dan wordt Jezus voor het geloof de dierbare, algenoegzame Zaligmaker. Ja, in de oefeningen des levens vindt een gans verlorene in Jezus en Diens gerechtigheid alles, ja alles wat tot het leven en de zaligheid nodig is. Sola gratia, alléén uit genade! Sola fide, alléén door het geloof!

Vlaardingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Saambinder | 4 Pagina's

Hervormingsdag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Saambinder | 4 Pagina's