Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere ootmoedig verwachten Psalm 131

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere ootmoedig verwachten Psalm 131

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ootmoedig verwachten?

Het tweede lied hammaäloth

Voor ons ligt open het tweede lied hammaaloth. Dat betekent niet dal Psalm 131 de tweede Psalm is die dit opschrift draagt. De liederen hammaaloth beginnen bij Psalm 120 en eindigen met Psalm 134. Wij willen samen de laatste vijf psalmen lezen in deze bijbelstudies. Deze keer dus de tweede psalm van de vijf laatsten: Psalm 131. De vorige maal schreef ik iets over de betekenissen van de liederen hammaaloth. Toen heb ik gezegd dat het soms wordt opgevat als een dichterlijke vorm. Het volgende lied of het volgende vers neemt een gedachte van het voorgaande lied of het voorgaande vers over. Die gedachte wordt als het ware op een hoger plan gebracht. De voorgaande gedachte wordt verdiept. En op deze wijze komt de letterlijke betekenis van het hammaaloth tot zijn recht: namelijk lied der trappen. Van tree tot tree gaat de gedachte voort.

Zo wil ik Psalm 131 met jullie lezen. Het laatste vers van Psalm 131 is gelijk aan het begin van het zevende vers van Psalm 130: ..Israël hope op de Heere".

Het gaat dus in deze Psalm over het hopen op de Heere. hel verwachten van de Heere. het uitzien naar Hem. Wi j lazen in Psalm 130 dal deze hoop steunt op het Woord van de Heere: ..Ik hoop op zijn woord" (vers 5).

Verwachten in de diepten

Psalm 130 begon met het roepen uit de diepten. Moei 1 ij ke omsla ndigheden. die als golven en baren waren, gingen over de dichter heen. Wij lazen in de Psalm niet dat de dichter uitkomst kreeg, wel dat hij de Heere in de diepten verwachtte. Hij kon zelfs in de diepten heel Israël bemoedigen: Israël hope op de Heere!

Wat is dat oneindig groot als wij in de diepten, wat dat ook moge zijn de Heere verwachten. Mijn ziel wacht ongestoord, ik hoop in al mijn klachten op Zijn onfeilbaar Woord. Dat geeft sterkte, het geelt met recht kracht naar kruis. En de Heere wordt daar in verheerlijkt.

Hoe moeten wij de Heere verwachten?

Ootmoedig verwachten?

Over het verwachten van de Heere in de diepten gaat koning David. nu wordt hij met name genoemd, vertellen. Hij vertelt hoe het binnen in hem is. Meestal zijn mensen bevreesd om te vertellen wat ze in hun hart denken. Of zij veinzen maar wat. In het .'binnenste van ons leeft geen goed. De Heere Jezus heeft gezegd dat uit het binnenste van de mens alleen slechte dingen, goddeloze dingen voortkomen. Uit het hart des mensen komen voort boze bed e n k i n ge n. d ood s 1 a ge n. overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen (Matth 15: IS). Dit zingt koning David niet. Hij belijdt voor de Heere. Die toch ons hart kent en weet wat daarin leeft: mijn hart is niet verheven, mijn ogen zijn niet hoog: ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk (vers 1).

Hoewel ook David van nature een hoogmoedig hart heeft, belijdt hij hier voor God dat zijn hart gebogen is voor de Heere. Dat wil zeggen, dat hij heel klein denkt van zichzelf. Ootmoed is genade. Ootmoed is genade van de Heere Jezus Christus. Hij zegt: Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Als wij klein zijn voor God dan is dat de genade van Christus, ons geschonken door de Heilige Geest en het Woord.

En als wi j klein voor de Heere zijn. dan zijn wc dat tegelijkertijd ook voor de mensen. Dat is dan ook waarneembaar. Daarover gaat koning David spreken in het vervolg van deze tekst. Hij zegt: ijn ogen zijn niet hoog. Het oog is immers de spiegel van de ziel. En als wij boos zijn. dan is ons oog ook boos. Dat kun je zomaar zien. Als ons hart hoogmoedig is dan zal ons oog ook hoogmoedig zijn. Hooghartigheid spreekt uit gebaren. uit onze houding. De Heere houdt niet van hoge ogen. Die zijn Hem een gruwel. Die vernedert Hij fSpr. 6:16: s. 18:28).

In de derde plaats belijdt de koning dat hij niet wandelt in dingen hem te groot en te wonderbaar. Je kunt boven je krachten werken. Je kunt ook boven je stand uitgrijpen. Je kunt buiten de weg gaan die voor je ligt. Niet dat wij niet al onze gaven moeten besteden, ja. zelfs met onze gaven die de Hcere ons schonk moeten woekeren, dat zeker wel. Dat is onze roeping. De jongen of het meisje met de vijf talenten heeft evengoed de roeping om er mee te woekeren als tl ie jongen die één talent heeft. Het ergste is als wij er niets mee doen. Aan de andere kant kunnen wij uit eerzucht streven naar een niveau dat boven ons vermogen ligt. De koning bedoelde zeker hier. dat hij nimmer heeft gezocht naar de troon van Israël. De Heere heeft hem daartoe geroepen, en langs een heel wonderlijke weg: a 17 jaar wachten koning gemaakt over Juda en Israël. Tracht niet naar hoge dingen, maar voegt u tot nederige (Rom. 12:14).

Stil berusten in Gods beleid

Waarom beleed de koning van Israël deze ootmoed voor de Heere? Wel. het gaat om dat wachten in de diepten. Het wachten op de Heere als de golven en de baren over je heengaan, in alle rust. Daarover heeft de dichter het in vers 2: ..Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! mijn ziel is als een gespeend kind in mij."

Het beeld is heel teer. Een klein kind wordt ons voor ogen getekend. Een kind dat nog niet lang geleden bij zijn moeder dronk. Maar nu is het gespeend, het is het drinken bij zijn moeder afgewend. Zo'n kind doet niet meer zoals een kind dat nog niet gespeend is. of gespeend wordt. Zulke kinderen kunnen niet stil bij moeder zitten. Een gespeend kind wel. Dat kan stil bij moeder zitten, dat huilt niet meer wanneer het honger krijgt. Dat wacht af totdat moeder het eten geeft. Ik heb mijn ziel stilgehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder.

Zo heeft koning David geleerd om stil te zijn voor God.

Mijn ziel is immers stil tot God: an Hem wacht ik een heilrijk lot; Hij immers zal mijn Rotssteen wezen. (Psalm 62:1)

Dit stil zijn voor de Heere en het rustig Zijn beleid volgen, is niet aan de mens eigen. Wij geven ons niet zomaar in de handen van de Heere over. Wij leggen ons niet zo maar rustig bij het handelen van God neer. Daar verzet ons hoogmoedige hart zich tegen. De hoogmoed, het jagen naar onbereikbare idealen maakt de mens onrustig. Alleen de genade van de nederige is de rust van de ziel in alle omstandigheden. Ik zal u rust geven, zegt de Heere Jezus: eemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. en gij zult rust vinden voor uw zielen (Matth. 11:29). Dat kost strijd. Die strijd van David is verscholen in de woorden: o ik niet (....) heb gezet en stil gehouden. Daar zit de worsteling achter van een hart. dat boos en vijandig is. Dat heeft gebedsstrijd en tranen gekost. Maar in die strijd staat een sterke Held al deze worstelaars terzij. Een Die Zelf geworsteld heeft onder tranen en sterke roepingen: ader, niet Mijn wil. maar Uw wil geschiede. Zo moeten wij leren bidden:

Maak ons in tegenspoeden stil; Hoor ons, o God. om Jezus' wil. (Morgenzang:7)

De Heere zal Zijn kinderen in deze strijd de overwinning geven. Hij is overwinnaar in deze strijd. Bovendien woont de Geest van Christus in hen. En die Geest strijdt tegen het vlees en hoewel het vlees, dat is het boze hart. strijdt tegen de Geest, de laatstgenoemde zal overwinnen. Waar die overwinning uit blijkt? Deze overwinning blijkt uit het triomflied:

Doch gij, mijn ziel. het ga zo 't wil. Stel u gerust, zwijg Gode stil; Ik wacht op Hem; Zijn hulp zal blijken. (Psalm 62:4)

Ootmoedig verwachten is ook rustig verwachten. Het is dan goed wat de Heere doet. In de wetenschap dat wij niets verdiend hebben dan de dood. zie Psalm 130. en van de vergevende genade van de Heere. waarop wi j hopen, wacht de dichter ootmoedig en nochtans vol vertrouwen:

Dat Isrel op de Heer' vertrouw'; Zijn hoop op Gods ontferming bouw'. En stil berust' in Zijn beleid. Van nu tot in all' eeuwigheid. (Psalm 131:4)

Gespreksvragen:

1. Welke gedachte uit Psalm 130 wordt in Psalm 131 uitgewerkt'?

2. Dit is heel duidelijk een Psalm van David. Waaruit blijkt dat?

3. Uit welke levensperiode van David zou deze Psalm mogelijk kunnen stammen?

4. Wat is oorzaak van zoveel onrust in hel hart van ons?

5. Hoe blijkt dit laatste antwoord uit Psalm 131'?

6. Wat kan ons alleen klein maken voor de Ileere?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1988

Daniel | 33 Pagina's

De Heere ootmoedig verwachten Psalm 131

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1988

Daniel | 33 Pagina's