Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter overweging II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter overweging II

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. Th.Peppink, Vloeiende verbeelding. Geloof en kunstbij prof.dr. G. van der Leeuw.

Prijs f. 24,50.

Met bijzondere belangstelling nam ik dit boek (voor zover na te gaan een offsetuitgave van Van den Berg, Kampen) ter hand. Onder de leermeesters die ik gehad heb, neemt prof. Van der Leeuw zeker geen vergeten plaats in, een erudiet geleerde, die briljant college gaf en aandacht had voor wat de ander, ook de verre, „vreemde” ander ten diepste religieus moveert en motiveert. Die m.i. begrijpelijke belangstelling werd slechts zeer ten dele tevredengesteld door de publikatie van drs. Peppink. De schrijver wil Van der Leeuw „eren” (blz. 96) en beveelt met dat doel de opname van diens boek „Wegen en Grenzen” aan op „de lijst van te bestuderen werken van de Evangelistiek” (100). Afgedacht nog van de vraag welke„lijst” hier wordt bedoeld (wordt nl. niet aangegeven), het kost moeite die eer te herkennen in deze studie over „geloof en kunst” van bijna 120 bladzijden (met ruim 400 noten alsmede met bibliografische gegevens van Van der Leeuw en van de schrijver zelf totaal 171). Hij wil „niet schromen Van der Leeuw zowel immanent als transcendent kritische vragen te stellen” (55), maar die blijken in het grootste hoofdstuk (een derde deel van de hele tekst) vooral door anderen te zijn gesteld, waarmee de schrijver al dan niet instemt. De verwachting wordt hooggespannen doordat hij wil „uitgaan van de rijkdom van de gereformeerde (in de klassieke zin van het woord) theologie” (19), maar al is dat uitgangspunt allerminst afwezig, bepaald duidelijk komt dat niet uit de verf, vooral niet als bedacht wordt dat het om de esthetica van Van der Leeuw gaat. Juist omdat de relatie tussen kerk en kunst, theologie en esthetica niet probleemloos is, stelt deze studie toch ietwat teleur. Hij pleit, bijna aan het eind van zijn betoog (115), voor „een hernieuwde bezinning vanuit de theologie van de Reformatie op de betekenis van de kunst”, maar het blijft bij pleiten. Gelet bovendien op het niet altijd doordachte taalgebruik (woor-den als „fantasieloze kippebotjeskluiver”, „bleekscheet” verwacht je nietdirect), slordige spelling (voorkeurspelling, toegelaten en eigen spelling door elkaar gebruikt) en op een niet correct notenapparaat plus een inhoudsopgave zonder bladzijdecijfers, zou ik willen pleiten voor een vernieuwde uitgave resp. vervolg waarin drs. Peppink dat alles meer tot z’n recht doet komen.

W.J. op ’t Hof, Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands 1598-1622. Uitg. Lindenberg, Rotterdam. Prijs f. 89,50.

Deze omvangrijke studie (731 blz.) waarop de schrijver promoveerde, bedoelt de invloed aan te geven die de Engelse piëtistische geschriften in het begin van de 17e eeuw in ons land hebben geoefend. Een zestig geschriften (met schrijvers-en vertalersgegevens) worden beschreven. Binnen het kader van een bespreking in ons blad is het niet mogelijk een enigszins volledig overzicht te geven. Onder de „oude schrijvers” waren de Engelse bij velen bekend en geliefd - al zal ook ten opzichte van hen gelden wat van de Nederlandse vaak is gezegd: meer geprezen dan gelezen. Informatie over en bezinning op dit facet van de Nederlandse kerkgeschiedenis en van het Nederlandse geestesmerk kan alleen maar nuttig zijn voor het verstaan van die tijd, maar meteen ook van de eigen tijd. Na de brede geschriftenbeschrijving wijst dr. Van ’t Hof dan ook - in betrekkelijk kort bestek - op de invloed van het puritanisme op de Nederlanden en op ontstaan en beginfase van het Nederlandse piëtisme. Niet ten onrechte benadrukt hij de middeleeuwse devotie en mystiek als voedingsbodem (blz. 598 vv.). Een fenomenologische overweging in dit opzicht zou ook waardevol zijn geweest en ontdekkend kunnen werken. De bestudering van de Nadere Reformatie is zeker gediend met dit lijvige proefschrift! De laatste van de aan dit proefschrift toegevoegde stellingen - meestal ietwat ludiek - is gebaseerd op een aanbeveling van de kleur zwart voor bepaalde kleding. Zoals bij dergelijke stellingen gebruikelijk ontbreekt de motivering. Dus déze voorkeur boven de andere kleuren in de schepping wordt niet nader noch piëtistisch noch puriteins gestaafd (voor het geval u daarnaar mocht zoeken).

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Ter overweging II

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's