HERFST
Leeg zijn de velden en kaal zijn de bomen. Herfstwinden waaien, de vogels gaan heen. Heel de natuur roept: , .De winter gaat [komen!" 't Schepsel betreurt, dal de zomer verdween.
'f Leven der mensen gaat als de seizoenen: Pan was het zomer, of 't najaar is daar; Ieder heeft nog zóveel te doen hier en Jaren, zij volgen zo snel op elkaar.
Weg snelt de jeugd in het vurig begeren. Tot men ontdekt, dat men tijd kwam te kort. Jaren verglijden om nooit weer te keren. Bladeren vallen en schoonheid verdort.
Echter, ofschoon de seizoenen niet blijven. Mensengeslachten sleeds komen en gaan: God liet met vurige letters beschrijven '/ Woord des Verbonds, dat steeds blijft [ beslaan:
„Ik. Die 't al schiep en sindsdien trouw [ bewaarde. Zwoer bij Mijn eigen en Goddelijke kracht: Zomer en winter zal voortaan op aarde Zijn zo gestaag als de dag en de nacht."
Heen snelt de herfst naar het jaartij der [koude. 't Tempo der tijd wordt door niemand [gestoord: Maar wie door gena Gods beloften [vertrouwde. Dien wacht de lente in 't hemelse oord.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1950
Daniel | 12 Pagina's