Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toelating tot het predikambt (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toelating tot het predikambt (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roeping.

a. Inwendige. Om het ambt te bekleden is een „roeping" nodig. Een bijzondere roeping Gods. De profeten van het Oude Testament werden op een „onmiddellijke" wijze geroepen; ook de apostelen konden spreken van zo'n bijzondere wijze van afzondering tot het ambt. Zij wisten zich van God geroepen. Zo mocht Paulus schrijven: „Paulus, een apostel (geroepen) niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God de Vader, die Hem uit de doden opgewekt heeft" (Gal. 1 : 1). Deze bijzondere roeping moet wel onderscheiden worden van die van de gewone dienaren des Woords. Ook hier onderwijzen ons onze kanttekeningen. „Want er zijn tweeërlei wettige beroepingen tot de dienst des Woords; één die gewoon is, welke wel .van God geschiedt, maar door mensen, de orde Gods daarin volgende; zodanige is de beroeping van de gewone dienaren des Woords. En er is een beroeping, die zonder de dienst van mensen van God Zelf, of van de Heere Christus geschiedt: zodanig is geweest de beroeping der profeten in het Oude Testament, en der apostelen in het Nieuwe Testament...".

Er is een roeping door mensen, die „de orde Gods" te volgen hebben. En daarbij denken we vanzelf aan het hierboven reeds gestelde over „de behoorlijke en genoegzame beproeving van de persoon, zijn leer en leven . ..". Juist vanwege het hier gestelde „welke wel van God geschiedt" moeten wij onderscheiden tussen het „goddelijke" en „menselijke" element in deze roeping tot het ambt. In Efeze 4 : 11 wordt nadrukkelijk gesteld, dat het Christus Zelf is. Die „sommigen tot herders en leraars" geeft. De Heere roept tot het ambt met een bijzondere roeping. We haalden Calvijn reeds aan. Wat uitvoeriger willen we hem aan het woord laten. We raadpleegden doorvoor het boek van Louis Goumaz, dat in het Nederlands bewerkt is door K. Deddens en in 1964 bij de fa. Wever in Franeker verscheen.

"In dit boek getiteld „Het ambt bij Calvijn", wordt Calvijn uitvoerig aangehaald. Het tweede hoofdstuk is voor ons van bijzondere betekenis. Het gaat daarin over „de dubbele eis van het ambt, de menselijke en de goddelijke kant". Calvijn wordt aan de hand van zijn commentaren uitgebreid aan het woord gelaten. We halen aan:

„De vorming door de Schrift en de studie ervan vormen dus, blijkens het voorgaande, de allereerste vereiste tot het ambt. Maar daardoor is men toch nog geen herder. Bij de vorming door de Bijbel en het werk in de theologische scholen moet nog komen een dubbele roeping, zonder hetwelk niemand kan streven k s h I t g „ naar de leiding van de gemeente: het roepen der mensen en het roepen van God. Het roepen der mensen is de verkiezing door de gemeente; het roepen van God is de „vocatio specialis" of „particularis", de bijzondere roeping van God, die bij de algemene roeping van Gods kinderen komt door de verkiezing uit genade en duidelijk laat zien dat een mens van boven verwaardigd is tot de heilige taak van dienaar van God. Zo zijn de mensen aan de ene kant en is God aan de andere kant aan het werk om de candidaat te bevorderen tot het ambt met de rang van herder. Geen ambt is die naam waard als de gemeente niet haar woord daarin gesproken heeft en als de hoogste Profeet en Leraar Zich niet TJéiï heeft uitgesproken. Wij voegen er in dit verband dadelijk aan toe, dat iemand die niet dit dubbele stempel draagt, slechts het schijn-ambt uitoefend van een valse profeet", (blz. 34).

Verder lezen we: „Toch zijn wij van mening dat, al is de herder met alle mogelijke voorzorgen behoorlijk verkozen en bevestigd door de kerk, aan de vereisten voor het ambt nog niet ten volle is voldaan-.-De helft ontbreekt nog, en wel de voornaamste helft. Men moet namelijk nog weten in hoeverre God Zelf deze mens verkozen heeft. Hier komt ter sprake de belangrijke vraag van de goddelijke roeping van de herder. Hij is nog geen ware herder, die slechts de stemmen van de gelovigen verkregen heeft. Hij moet ook en vooral door God geroepen zijn, niet alleen, zoals we zeiden, door het zegel van de „algemene verkiezing", die de kinderen van de hemelse Vader kenmerkt, maar door een „speciale verkiezing" die hem werkelijk tot de waardigheid van de dienaar verheft (Joh. 15 : 16). Buiten deze zijn alle verkiezingen der mensen ijdel en heeft men slechts met valse profeten te doen. Alleen hij is herder, tot wie Jezus Christus heeft gezegd, zoals tot Petrus (Joh. 21 : 15-18): „Weid Mijne schapen".

„De roeping is dan ook niet wettig als zij niet van Hem komt. Hoewel het dan nog wel gebeurt dat iemand op wettige wijze tot predikant wordt beroepen (Gal. 1 : 1), terwijl hij tot deze taak door een ellendige hebzucht en niet door een goed geweten gekomen is. Welnu, de echte roeping komt van God. Alleen die roeping is goed te keuren, daarop valt niets aan te merken, (blz. 40).

Door onze Gereformeerde vaderen is van ouds op deze inwendige roeping de nadruk gelegd. Kort geleden haalden we aan hetgeen W. a Brakel daarover schreef. We willen nog enige uitspraken van bekende leraars van de kerk aanhalen:

In de „Synopsis of overzicht van de zuiverste theologie" schrijft Johannes Polyander het volgende:

„4. De roeping van de bedienaren van het goddelijke Woord, gelijk ook van de overigen die de kerk van Christus publiek dienen, wordt niet alleen gekend uit de voorafgaande inwendige ingeving (instinctus) en aanblazing van de Heilige Geest, maar ook uit de uitwendige navolgende toestemming van de ware leden der kerk.

5. Instinctus Internus.

De inwendige ingeving (instinctus) van dé Heilige Geest, waardoor de harten van de mannen Gods tot een verlangen naar de hoogheilige bediening krachtig gebogen en opgewekt worden, wordt in alle trouwe dienstknechten van God, geroepen tot de bediening van Zijn Kerk voordat zij hun ambt op zich nemen en intreden, noodzakelijk vereist. Want gelijk het de Heere van de oogst toekomt, zijn arbeiders in Zijn wijngaard te zenden, Matth. 9 : 38, zo neemt niemand van diens trouwe arbeiders deze eer zichzelf aan, doch die door God geroepen wordt. Hetgeen de apostel bewijst met het voorbeeld van Aaron, Hebr. 5 : 4, en met deze ondervraging aanduidt: Hoe zullen zij prediken indien zij niet gezonden zijn? Rom. 10 : 15r Van de valse profeten verkondigt God daarentegen; Ik heb die profeten niet gezonden, nochtans hebben zij gelopen; Ik heb tot hen niet gesproken, nochtans hebben zij geprofeteerd. Jer. 23 : 21. Polyander weerlegt vervolgens het bezwaar dat de Socinianen inbrengen.

6. „Wanneer wij de Socinianen, die ontkennen dat er een bijzondere manier van zenden vereist wordt om de heilige bediening te aanvaarden, deze plaatsen voorleggen, voeren zij daarentegen aan, dat de apostel in Hebr. 5 : 4 alleen van het Aaronietisch priesterschap spreekt. Waarin oudtijds meer ere was dan arbeid: maar dat er bij de hedendaagse kerkelijke bediening, meer arbeid is dan ere, en dat degenen die geschikt zijn om te onderwijzen, zich zulk een soort bediening niet aannemen, of zich aanmatigen, dat zij dat recht om te begeren en te aanvaarden hebben uit de gave anderen te onderwijzen. Polyander maakt ons hier dus duidelijk, dat de Socinianen beweren, dat er zo'n bijzondere manier van zending niet vereist is. Deze stellen dat zij die gaven hebben te onderwijzen aan deze gave het recht ontlenen om tot de bediening te komen en zij dan niet mogen aangemerkt worden als mensen die die bediening van herder en leraar „uit zichzelf" aannemen of aanmatigen. Men bevindt zich in het kwade Sociniaanse gezelschap als men aan de gaven, die men tot het ambt bezit, de roeping tot het ambt ontlenen vsdl. Uitvoerig weerlegt Polyander deze mening.

7. „Deze tegenwerping van de Socinianen bij die plaats uit Hfst. 5 aan de Hebreeën is onjuist. Want hoewel de apostel hier in het algemeen handelde over het Priesterschap, deze onomstotelijke waarheid, nl.: Niemand neemt zichzelf deze eer aan, maar die door God geroepen wordt, zoals met het voorbeeld van, Aaron wordt verduidelijkt, volgt noodzakelijk, dat diezelfde algemene onomstotelijke waarheid van de apostel, naar gelang van de kerkelijke bediening, waarvan er verschillende soorten zijn, op dezelfde wijze op de andere kerkedienaren, van welke rang z; ij ook zijn, toegepast kan worden, waarop dat door de apostel op Aaron in het bijzonder wordt'^toegepast, daar er of uit de profeten, of uit de apostelen en de evangelisten, of uit de andere kerkedienaren door God goedgekeurd, geen afwijkend voorbeeld uit de heilige Schriften kan worden voorgebracht. Want van niemand van hen, leest men dat zij zonder roeping van God zich de waardigheid van het kerkelijke ambt hebben aangenomen". Niemand zal toch in het licht van het bovengeschrevene, dat uit Gods Woord en de uitnemendste geschriften van onze Gereformeerde vaderen aangehaald werd, kunnen tegenspreken, dat er naar de Schrift een roeping van Godswege nodig is. Men zal dit ook niet tegenspreken.

De vraag, waarom het gaat is echter niet of deze roeping nodig is, maar of de kerk het recht en de plicht heeft om naar deze roeping van Gods wege een onderzoek in te stellen; anders gezegd heeft de kerk een ieder, die zegt zulk een roeping te bezitten, toe te laten tot het ambt, of mag er nagegaan worden wat de beweegredenen tot het ambt zijn". Op deze zo belangrijke vraag hopen we nader in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

De toelating tot het predikambt (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1978

De Saambinder | 8 Pagina's