Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doelwit · Minderheidsstandpunten (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doelwit · Minderheidsstandpunten (I)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanuit de Raad van Advies is de vraag gekomen in De Banier iets te schrijven over het innemen van een minderheidsstandpunt door collegeleden in het duale stelsel. In de rubriek Doelwit, vanuit Voorlichting & Vorming gericht op het lokaal bestuur (waarin zich de meeste SGP-collegeleden bevinden: de wethouders), voldoen wij graag aan dit verzoek. Zowel voor openbaar bestuurders als voor de achterban van de SGP is het interessant kennis te nemen van de vooren nadelen van het innemen van een minderheidsstandpunt, wanneer je dat wel of juist beter niet kunt doen en hoe dat wordt gecommuniceerd door het gemeentebestuur.Voor het schrijven van dit stuk hebben we de SGP-collegeleden in den lande gevraagd naar hun persoonlijke ervaringen in de gemeente of de provincie. Regelmatig zullen we dan ook iemand uit de praktijk aan het woord laten.

Dualisering

Wat is een minderheidsstandpunt? Voor het beantwoorden van deze vraag is het noodzakelijk even in ons staatkundig bestel te duiken, in zowel het bestuur van ons land als de provincies en de gemeenten kennen we sinds langere of kortere tijd het duale bestel. Dit houdt in dat in deze drie bestuurslagen Regering en Parlement, College van gedeputeerde staten en Provinciale staten respectievelijk College van burgemeester en wethouders en Gemeenteraad los van elkaar staan. Samen vormen zij de overheid, maar per bestuurslaag zijn er dus twee gescheiden organen (als we burgemeesters en commissarissen even buiten beschouwing laten). Laten we de gemeente als voorbeeld nemen: vóór 6 maart 2002 waren de leden van het College (wethouders) ook lid van de Gemeenteraad (raadslid). Met de invoering van het dualisme na de laatste raadsverkiezingen heeft de ontvlechting van het wethouders- en raadslidmaatschap plaatsgevonden.Wethouders kunnen geen raadslid meer zijn. Overigens is het onmogelijk te spreken van dualisme. Hét dualisme bestaat niet. Na 6 maart 2002 zijn de verhoudingen in het lokaal bestuur door diverse stelselwijzigingen dualer geworden, maar ook het monistische stelsel kende duale elementen. Een belangrijke wijziging in het bestuursstelsel is echter wel die grotere scheidslijn tussen College en Gemeenteraad.Wethouders zijn daardoor ook losser van hun eigen fractie komen te staan en opereren meer in College-verband.

Collegiaal bestuur

Met de introductie van het dualisme in maart 2002 (en voor wat betreft de provincies: na de Statenverkiezingen van maart 2003), is er een grotere nadruk komen te liggen op het collegialiteitsbeginsel, of het collegiaal bestuur Dit beginsel houdt in dat het college, in het

geval van de gemeente dus van burgemeester en wethouders, collectief verantwoordelijk is voor het gevoerde bestuur In een college worden praktisch altijd de portefeuilles verdeeld, maar het college gezamenlijk is aanspreekbaar op de genomen besluiten betreffende welke portefeuille dan ook. In artikel 53a lid I van de Gemeentewet heeft de burgemeester zelfs de zorgplicht voor collegiaal bestuur gekregen: "De burgemeester bevordert de eenheid van het collegebeleid." Besluiten van het college worden in principe dus door alle collegeleden gedragen. Het collegialiteitsbeginsel wordt in de Nederlandse politiek hoog gehouden. We zien dat bijvoorbeeld ook op rijksniveau, waar de ministers zich aan het kabinetsstandpunt moeten houden. Slechts in uitzonderlijke situaties kan van het principe van collegiaal bestuur worden afgeweken.Als een collegelid op provinciaal of gemeentelijk niveau zich absoluut niet kan verenigen met een bepaald besluit, heeft hij/zij de mogelijkheid een minderheidsstandpunt in te nemen.Van zo'n minderheidsstandpunt wordt melding gemaakt in de besluitenlijst van het college, vaak inclusief de motivatie.

Het begrip 'minderheidsstandpunt' kan dus als volgt gedefinieerd worden: "Een minderheidsstandpunt is defensief stemgedrag dat op basis van principiële en/of zakelijke overwegingen afwijkt van de meerderheid van het college."'

Minder zichtbaar

Voor de achterban van een collegelid zijn minderheidsstandpunten na de dualisering minder zichtbaar geworden, omdat gedeputeerden en wethouders geen statenlid c.q. raadslid meer zijn en dus niet in de openbare staten- of raadsvergadering meestemmen. Het ingenomen minderheidsstandpunt komt wel in de besluitenlijst van het college, maar dat zijn stukken die bij de gewone burger niet bekend zijn, al zijn deze wel praktisch altijd openbaar. Het hangt dan af van de wijze waarop een standpunt wordt gecommuniceerd en of de media het oppikt of niet, of het zichtbaar is dat een collegelid een minderheidsstandpunt heeft ingenomen. Ook is het verschillend of het minderheidsstandpunt terecht komt in een raadsvoorstel of niet.

Daarom willen we in het onderstaande aan de hand van voorbeelden en reacties van wethouders ingaan op vragen als: Wanneer neem je wel/niet een minderheidsstandpunt in? In welke situaties ga je als gemeente actief de boer op met het minderheidsstandpunt en wanneer juist niet? Hoe verloopt communicatie richting collega-collegeleden, fractie en achterban?

Geen verrassing

Als een collegelid een minderheidsstandpunt inneemt, mag dat geen verrassing zijn."Het begint al met het verkiezingsprogramma", aldus wethouder Houtekamer uit Schouwen-Duiveland. "Dat is de basis van waaruit je vertrekt. In de verkiezingscampagne ga je daar vanuit en wijs je er ook op terug. In de raad becommentarieer en motiveer je de zaken vanuit je verkiezingsprogramma. In collegeonderhandelingen is dat hetzelfde principe. Het is volstrekt noodzakelijk dat je de zaken die zich gaan voordoen (zover je dit kunt weten) aan de orde stelt en van te voren aangeeft dat je dat niet kunt doen of dat je ruimte krijgt voor het innemen van een minderheidsstandpunt. Dat je dan ook aangeeft dat je bereid bent tot consensus is vanzelfsprekend, maar niet tot elke prijs. Gods gebod, vervat in de 10 geboden, is en blijft de grens." Ook een goede samenwerking tussen fractie en beoogd wethouder tijdens de coalitieonderhandelingen is van groot belang. Wethouder Westerbroek uit Nunspeet; "De Raad stelt de kaders voor het beleid. Na de verkiezingen worden er coalitiebesprekingen gehouden. Die leiden tot een raadsprogramma. Het al dan niet toetreden tot een coalitie wordt op dat moment door een fractie gedaan. Zo ook het al dan niet leveren van een wethouder Politiek gezien beslist dus de fractie (eventueel in samenspraak met de kiesvereniging) over toetreden tot de coalitie / het

College. Op grond van het raadsprogramma wordt een Collegeprogramma geschreven. Hoe beter het Raadsprogramma is, hoe minder kans dat wethouders binnen het College in problemen komen.Verder maakt het veel uit hoe je je als collega binnen het team opstelt.

Net zoals onder het monistisch systeem is het verstandig bij die besprekingen de mogelijkheid van een minderheidsstandpunt te bedingen. Dat hangt overigens ook af van de lokale politieke kleur In Nunspeet met een college van SGP/CU/CDA/GemeenteBelang zal dat meer begrip ontmoeten dan in een veel breder samengesteld college. Als je in zo'n college minderheid bent, is er echt wel wat aan de hand. Aan de andere kant: een minderheidsstandpunt innemen in zo'n college betekent dat je iets afwijst in de context van partijen die dicht bij elkaar staan."

Wanneer?

Zoals we hierboven schreven, wordt in het Nederlandse staatsbestel grote waarde toegekend aan het collegialiteitsbeginsel. En terecht! In collegeverband moet je nauw met elkaar samenwerken op basis van vertrouwen. Collegeleden moeten op elkaar aankunnen. Ook een gemeente of provincie moet kunnen vertrouwen op de consistentie van haar bestuur Een minderheidsstandpunt neem je dan ook niet zómaar in.

Anderzijds zijn er natuurlijk grenzen. Er kunnen principiële of zakelijke overwegingen zijn die zó zwaar wegen dat een minderheidsstandpunt wordt ingenomen. Iedereen die hier mee te maken krijgt, zal in afhankelijkheid van de Opperste Bestuurder voor zichzelf de afweging moeten maken. Problemen en beslissingen kunnen zo complex zijn dat ze niet simpelweg naast de beginselen van Gods Woord gelegd kunnen worden en dat je dan gelijk de oplossing hebt of je voor of tegen moet zijn. Zo gemakkelijk is het meestal niet. Daarnaast spelen ook omgevingsfactoren een rol: de aard van de gemeente, de samenstelling van het college, de positie van de fractie in de raad, enzovoorts. De heer Houtekamer, wethouder sinds april 2004, geeft een paar voorbeelden: "Wat het deelnemen aan de intocht van Sinterklaas betreft, hebben we duidelijke afspraken gemaakt dat ik daar niet zal zijn, ook niet bij het uitreiken van sportprijzen of bij niet-noodzakelijke zondagsarbeid. Deze afspraken regelen veel maar niet alles en in de geest van de afspraken heb ik de vrijheid gevraagd en gekregen om te werken. Het is sinds eind april twee maal gebeurd dat een minderheidsstandpunt werd ingenomen en daar is geen commentaar opgekomen, ook niet in de raad. De SGP heeft 2 van de 23 raadzetels in een uitgesproken liberale toeristengemeente.Voor mij een wonder dat we zoveel vertrouwen kregen, maar ook een grote verantwoordelijkheid."

Voorkomen is beter...

"Het is moeilijk om in algemene zin aan te geven wanneer je een minderheidsstandpunt inneemt.Voor mijzelf geldt", aldus wethouder Lambooij uit Nijkerk, "dat ik het innemen van minderheidsstandpunten probeer te beperken tot zaken die het beginsel aangaan. Ik vind dat je zeer voorzichtig met dit zware middel om moet springen, je hebt daar namelijk zelf belang bij. Bovendien weten je collega's ook dat je de collegialiteit van het bestuur hoog acht als je minderheidsstandpunten nagenoeg exclusief voorbehoudt voor principiële aangelegenheden."Wethouder Van Duijn uit Katwijk benadrukt dat je aan de collegetafel in overleg zoveel mogelijk moet proberen te voorkómen dat je een minderheidsstandpunt hoeft in te nemen. Frequent gebruik van dit middel leidt tot slijtage: "Ik ben in het dualisme uiterst terughoudend in het innemen van een minderheidsstandpunt. Ik zie veel meer een taak om in het college te zorgen voor een besluit waar ik me in kan vinden, ook principieel. Gelukkig mag dat zeer geregeld het geval zijn. [...] In principe houd ik me aan het beleidskader van de raad. Maar bij uiterst principiële kwesties kan er dan toch een moment zijn om een minderheidsstandpunt in te nemen. Maar, en dat heeft ook met geloofwaardigheid te maken als het gaat om je deelname aan het college, daar moet je uiterst terughoudend in zijn, anders devalueert het principiële gehalte van je standpunt als je dat frequent toepast."

(In de volgende Doelwit hopen we nader in te gaan op zakelijke en principiële argumenten voor het innemen van een minderheidsstandpunt en de communicatie van een minderheidsstandpunt.)

Rudi Biemond rbiemond@sgp.nl

Noot: /. Definitie van wethouder Zevenbergen van blasserdam in een uiteenzetting over dit ond werp tijdens een SGP-wethoudersoverleg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 2004

De Banier | 32 Pagina's

Doelwit · Minderheidsstandpunten (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 2004

De Banier | 32 Pagina's