Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominee worden (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee worden (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dominee worden. Sommige jongeren verlangen daar heel sterk naar. De studie theologie trekt hen. Uiteindelijk hopen ze hun intrek te kunnen nemen in een pastorie en een gemeente te mogen gaan dienen.

Dominee worden. Veel, ook oudere kinderen van God hebben momenten dat ze wel de kansel zouden willen beklimmen om te laten horen wat God hen deed ondervinden en wat Hij gedaan heeft aan hun geest (Psalm 66:8). Ook vrouwen die van de Heere geleerd zijn, kennen deze begeerte. Als ze vol zijn van de liefde Gods die is in Christus Jezus, vol van de liefde tot de dienst des Heeren, willen ze anderen graag vertellen hoe goed het is Hem te zoeken en te dienen. Met de daarin doorklinkende gunning: "Als het nu voor mij kan, dan kan het voor jou zeker". Met name als er iets gezien wordt van de rijkdom en de ruimte van de Middelaarsbediening van Christus, kent ieder van Gods kinderen wat van deze begeerte. Hoe schuchter ze ook van zichzelf zijn en blijven. Deze begeerte is goed, maar is niet hetzelfde als een roeping.

Nooit vervuld

Er kunnen als het om deze begeerte gaat van die raadsels zijn in een mensenleven. Zo was het in Davids hart om de Heere een huis te bouwen. Was dat een verkeerde begeerte? Nee, in tegendeel, het was een goede begeerte. En toch is die begeerte nooit vervuld. Wat kunnen hier onopgeloste vragen liggen en wat kan hier soms jarenlang een stille strijd gestreden worden. Alleen de Heere kan daar licht over laten vallen en rust in geven, en duidelijk maken dat dit niet buiten Gods vdjze en ondoorgrondelijke raad om gaat.

Dominee worden. Dat is een bijzondere taak gelegd op de schouders van gewone, nietige mensen. Wie durft dat van zichzelf? Wie kan dat van zichzelf? Een mooie, maar ook zware en zeer verantwoordelijke taak. Een onmogelijke liefdedienst, allebei! De vele onmogelijkheden doen terugdeinzen. En wonderlijk, de liefde- (dienst) trekt.

Deze taak kan alleen volbracht worden in de kracht van Hem, Die mannen krachtig roept tot dit wondere ambt. Die degene die Hij roept volmaakt kent en alles overziend zegt: "Zonder Mij kunt gij niets doen" (Johannes 15:5b). Echt, helemaal niets. Dat blijkt waar.

Zuivere begeerte

De begeerte tot het ambt van predikant is op zich een goede begeerte. De apostel Paulus schrijft aan zijn geestelijke zoon Timotheus: "Dit is een getrouw woord: zo iemand tot een opzienersambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk" (1 Timotheus 3:1). Met andere woorden: er zijn veel zaken van minder glans die een mens kan begeren. Het opzienersambt is een goed, schoon (kanttekening 4) en uitnemend werk. Calvijn haalt in zijn verklaring bij deze tekst echter een zegswijze aan die veelbetekenend is: "Wat schoon is, dat is zwaar". Het ambt is niet alleen een lust maar ook een last. Op de schouders van de ambtsdrager drukt een grote verantwoordelijkheid, die je in eigen kracht niet kunt dragen en ook niet zou moeten durven dragen.

Daarom waarschuwt Calvijn ook tegen lichtvaardigheid in de begeerte naar het ambt. Mensen die naar het ambt verlangen omdat het eervol is, veroordeelt hij scherp: "Zo het eer zoeken in andere dingen te bestraffen is, zo is het in het opzienersambt veel zwaarder te bestraffen. (...) Maar de begeerte van de godzaligen steunt niet op het vertrouwen op eigen vernuft of deugd, maar op Gods hulp van welke onze bekwaamheid komt". In deze zin spreekt ook kanttekening 3 bij 1 Timotheus 3:1: "Paulus spreekt hier niet van enige lust of begeerte van eergierigheid, maar van een toegenegenheid des gemoeds, hetwelk hem zelf door behoorlijke middelen bereid en gewillig toont". Waar dan nog aan toegevoegd wordt: "...zichzelf evenwel altijd onderwerpende aan het oordeel der gemeente en een wettelijke beroeping verwachtende". Het verlangen om predikant te worden is op zichzelf dus niet af te keuren. Van wezenlijk belang is echter uit welke bron het voortkomt. Vindt het zijn oorsprong in de mens zelf, of heeft de Heere het in het hart gelegd. Heeft men zichzelf geroepen of heeft de Heere geroepen tot het ambt? Dat is een wezenlijk onderscheid. Daartoe is het ontdekkende en onderscheidende licht van de Heilige Geest zo nodig. Voor betrokkene én die hem horen.

Gave van Christus

In Efeze 4:11 schrijft de apostel Paulus: "En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, sommigen tot profeten, sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars". Calvijn tekent hierbij aan: "Die tegenwoordig ware herders zijn, die steken zichzelven niet lichtvaardig in de dienst naar hun eigen goeddunken, maar zij worden van God verwekt". Let u op het woord verwekken. Het gaat er dus om dat het duidelijk de Heere is, Die wil dat ik dien in Zijn oogst. De Heere, Die Zijn wil door middel van Zijn Woord bekend maakt. En hoe heeft Hij dat dan gedaan? Het gaat om Gods raad en wil in de weg naar het ambtelijke leven. Met minder dan deze goddelijke roeping kan een prediker het niet doen. De Kamper oud-testamenticus J. Ridderbos schreef in 1924: "Die roeping is het geheim van elke Godsgezant. Voor het bekleden van het ambt kan een dienaar des Woords de verzekering aangaande zijn Goddelijke roeping niet missen. Die zekerheid en de daarmee samenhangende, voortdurende bezieling van de Heilige Geest is nodig om tot eer van 's Heeren Naam, tot zegen voor anderen, tot blijdschap van zichzelf het ambt te kunnen vervullen; en ook om de moeiten en bezwaren, die eraan verbonden zijn, gewillig en blijmoedig op zich te nemen".

Hoezeer dit ook bestreden en beproefd kan worden. Roepen én getuigenis geven aan de roeping is beide een eenzijdig werk van Christus' Geest.

Zelf niet gaan lopen

Zowel de profeten van het Oude Testament als de apostelen in het Nieuwe Testament wisten zich door de Heere geroepen tot hun dienstwerk. Daarin vonden zij, zoals Ridderbos schreef, de kracht en de moed om hun werk te doen.

Jesaja werd vanwege zijn prediking gehaat en moest zijn ambtswerk uiteindelijk met de dood bekopen. Maar desondanks deed hij zijn werk volvaardig en blijmoedig. Waarom? Omdat hij goed wist hoe hij tot het ambt was afgezonderd en dat hij zelf niet was gaan lopen. Omdat hij goed wist: "Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de koning, de HEERE der heirscharen gezien" (Jesaja 6). Omdat zijn lippen, terwijl hij beefde voor Gods majesteit en heerlijkheid, door één van de serafijnen waren aangeraakt met een gloeiende kool van het altaar. De Heere maakte hem gewillig. Toen de stem des HEEREN dan ook vervolgens vroeg: "Wie zal Ik zenden en wie zal voor Ons heengaan? " was het antwoord van Jesaja onvoorwaardelijk en oprecht: "Zie, hier ben ik, zend mij heen". Daarna krijgt hij de onbevattelijke opdracht om heen te gaan.

De arbeid zal schijnbaar tevergeefs zijn, maar zal dat toch beslist niet zijn. Jesaja is onvoorwaardelijk ingewonnen voor de onmogelijke liefdedienst des Heeren!

Al de zwarigheden oplost

Jeremia had allerlei bezwaren toen hij tot het ambt van profeet werd geroepen. Hij sprak: "Ach Heere, HEERE! Zie ik kan niet spreken, want ik ben jong". Ook hier geldt - net als in het zielenleven- wat Hellenbroek zo schoon zegt: "...en al zijn zwarigheden oplost". Want de Heere beloofde hem uitdrukkelijk Zijn voortdurende hulp te geven. Hij hoeft alleen maar twee dingen te doen: "Gods wegen gaan en Zijn woorden spreken". Ook hier geldt: het gaat vanzelf of het gaat helemaal niet. "Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE". Dan is het tóch Gods weg. Dan is het goed. Ook al zal de weg in het ambt niet eenvoudig zijn voor deze getrouwe Godsgezant.

Ezechiël kreeg de opdracht: "Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israels en spreek tot hen met Mijn woorden". Een zoon van Adam in zichzelf te zijn en te blijven, dat is gebleken in zijn ambtelijke bediening.

Ook in het Nieuwe Testament roept de Heere Zijn knechten. Petrus, Andreas, lohannes en lakobus moesten krachtens deze roeping hun werk als visser neerleggen. Nathanaël haalde Hij van onder de vijgenboom en Levi uit het tolhuis. De Heere wint in door Zijn krachtig spreken vanuit en naar Zijn Woord. Daar willen we in een van de volgende artikelen nog op terug

komen. De gedachte die sommigen opperen dat het hier om bijzondere ambten ging, kan worden weerlegd met de eerder aangehaalde woorden van Paulus uit Efeze: "En Dezelve (de verhoogde Christus) heeft gegeven sommigen tot apostelen, sommigen tot profeten, sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars". De roeping tot het predikambt is een voluit Bijbels gegeven waar elke dienaar persoonlijk bij bevinding van moet weten. Het ware Godswerk in bekering en roeping kan daarom ook "het oordeel der gemeente" doorstaan. Want de kerk mag toch beproeven die tot het ambt komen?
(wordt vervolgd)

Klaaswaal, ds. G.J. van Aalst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 2009

De Saambinder | 17 Pagina's

Dominee worden (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 2009

De Saambinder | 17 Pagina's