Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan een onbekende schrijfster.

Geachte Mej.,

Dat u uw naam onbekend wilt houden, kan ik begrijpen. Ik behoef nie weten wie u bent en de lezers van ons blad behoeven zeker niet te wete mij deze zeer belangrijke vraag heeft gesteld. U hebt mij gevraagd, o eens antwoord zou willen geven op de vraag: "Hoe moet ik zalig worden? "

Geachte Mej., uw briefje heb ik met belangstelling gelezen. U bent begonnen mij t-e vragen of ik u maar de keiharde waarheid wil schrijven. Ook mocht ik uw brief verscheuren. Maar de ellendige toestand waarin u verkeert en waarin u geen raad met uzelf weet, heeft u naar mij doen schrijven. Volgens uw schrijven moet ik heus niet denken dat er nu een ware Godzoeker geboren is. Was dat maar waar! zo schrijft u mij. U bent er ook juist bang voor dat u vroom zult gaan worden, want de zuivere Waarheid die u altijd verkondigd is, doet u ook wel weten dat u er daar ook niet mee komt. Maar u leeft onder zeer bange vrees van dat u sterven moet en God moet" ontmoeten. En hoewel u onder deze bange vrees de Heere al uw zonden voorlegt en ook wel gevoelt dat de Heere eeuwig recht is, daar Hij God is en met de zonde geen gemeenschap kan hebben, echter gevoelt u dat u zulk een hard hart hebt, dat onder Gods recht niet kan buigen en Hem vrij kan verklaren al zal Hij u voor eeuwig verdoemen. Nog enkele van zulke dingen hebt u mij geschreven. Maar tenslotte hebt u alles kort samengevat in de vraag: "Hoe moet ik zalig worden? "

Die vraag heeft mij direkt doen denken aan dat belangrijke werk van Halyburton: "Het groot aanbelang der zaligheid". Het is goed dat u me deze vraag ter beantwoording in ons blad hebt voorgelegd. U laat mij niei weten wie u bent. Dat behoeft in dit geval oók niet. We zijn allen gevallen Adams-kinderen. Hetzelfde moet aan ons allen gebeuren. Wat ik u te schrijven heb, is dan ook voor anderen bestemd.

Ik weet niet of u in het bezit ben van het zoeven door mij genoemde boek. Maar als de middelen het u toelaten, dan geef ik u de ernstige raad om dat boek te kopen. Kan dat boek u er dan uithelpen? Neen, u moet op een plekje komen dat geen mens en geen boek u meer helpen kan. Dus afgestorven heiligen kunnen u dan niet helpen en die enkeling die er nog mag zijn van Gods ware volk, kan u ook niet helpen.

Op uw vraag dien ik u echter een antwoord te geven. En dan wil ik dat doen met het verwijzen naar het genoemde boek. Moet ik me dan helpen met wat een oude schrijver ons zegt in betrekking tot uw vraag. Neen, ik geloof niet dat ik me daarmee behoef te helpen. Ik heb me gelukkig in

mijn schrijven en preken nooit behoeven te helpen met hele stukken te citeren of uit het hoofd te leren uit de geschriften der oudvaders. Wel heb ik ze als bronnen gebruikt voor wat ik schreef en ook voor de opbouw van mijn preek. En ik geloo£ dat ik dat wel mag doen, want de heilige Bijbelschrijvers dié door Gods Geest geïnspireerd zijn geworden, hebben dat zelfs gedaan. Zo zijn Jer. 49 en de profetie van Obadja haast aan elkaar gelijk. En ook de zendbrief van de apostel Judas vertoont veel overeenkomst met het tweede hoofdstuk van de tweede zendbrief van de apostel Petrus. O zoete overeenstemming in eenzelfde waarheid!

Maar daarom is het ook dat ik u naar dat kostelijke werk van Halyburton verwijs. Geachte Mej., ik heb in die verhandeling over Hand. 16 : 29-31 in dat boek niet alleen mijn eigen leven, maar ook de leer die ik verkondig zo mogen terugvinden. Dit is me zo tot versterking geweest. Menigmaal hebben ze me van binnen trachten wijs te maken, dat ik de Waarheid niet recht verkondig. En als dat zo zou zijn, zou dat verschrikkelijk zijn. We moeten toch mét mensenzielen omgaan die voor een eeuwigheid bestemd zijn. Maar zo denk ik er ook over omtrent u en de zovelen die nu deze brief lezen. De stokbewaarder die dezelfde vraag deed als die mij door u is gesteld, stond op het punt om zichzelf om het leven te brengen. Misschien raak ik daarmee al gelijk een teer punt bij u aan. Die enkele woorden die de apostel hem toeriep, heeft er die man echter voor bewaard. Hij sprong in en werd zeer bevende en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten. En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: "Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? " Deze man heeft ongetwijfeld ineens gezien dat hij een zondaar was en wat hem nu als gevolg van al zijn zonden boven het hoofd hing. Maar hij drukte in zijn vraag ook zijn begeerte uit om zalig te worden. In onze Heidelbergse Catechismus zien we ook hoe door de zich verloren kennende zondaar heilbegerig de vraag gedaan wordt, of er nog enig middel is om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen.

Och, Mej., ik hoop dat het u ook eens werkelijk om God te doen zal mogen zijn. De zaligheid bestaat in het genieten van het hoogste goed. Dat is de gunst en de gemeenschap van onze Schepper. Och, ik hoop dat het bij u niet alleen bij benauwdheid en verschrikking zal blijven. Tegenover de hel staat de hemel. Nu is het waar, dat God van Zijn volk geen hemelzoekers maakt, maar de hemelse gelukzaligheid wordt wel begeerlijk voor de ziel. En dan niet doordat men zich een hemel van vleselijk genot inbeeldt, maar omdat de zaligheid bestaan zal in een eeuwig genieten van de gunst en de gemeenschap van de Schepper. O, er is geen smartelijker zaak voor de ziel, dan te moeten gevoelen dat men vervreemd en gescheiden van die Schepper over de wereld moet gaan en zo de eeuwigheid tegemoet reist. Er komt dan ook een droefheid naar God. En Gods Woord zegt ons, dat die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt.

Nu hebt u mij de vraag gesteld, hoe u zalig moet worden. Die vraag mag u doen. De stokbewaarder deed dezelfde vraag aan Paulus en Silas. De middellijke weg mag men altijd inslaan, ja, die behoort men te bewandelen. Dé stokbewaarder gaf met zijn vraag te kennen, dat hij alle middelen wel wilde gebruiken om daardoor te mogen weten hoe hij zalig moest worden en om daardoor tot de zaligheid te komen. Daarom raad ik u ook aan om dat boek van Halyburton te lezen. De Heere mocht het lezen daarvan eens als middel in zijn hand gebruiken om u de weg der zaligheid te doen vinden. In dat boek kunt u ook lezen dat het de zich schuldig kennende zondaar geen onverschillige zaak kan zijn, of hij behouden wordt of verloren gaat. Ik hoop hier in een andere brief nog wel op terug te komen, daar men ook een vraag in die richting is gesteld. De schrijver legt verder verschillende dingen ter zelfbeproeving voor, opdat men zal weten of men wel recht van zijn schuld is overtuigd. Al degenen die in de zonden zich nog uitleven, worden al dadelijk uitgesloten. En dan stelt de schrijver een onderzoek in naar de gedachten die omgaan in het hart van degenen die van hun schuld overtuigd zijn. Ik kan dat alles nu zo niet neerschrijven, maar daarom raad ik u om u in het bezit vari dit zeldzame werk te stellen. Degenen die niet overtuigd zijn van hun schuld worden ernstig gewaarschuwd en alle valse gronden worden hun duidelijk aangewezen.

Maar dan kunt u ook een duidelijke beschrijving in dat boek vinden van de ware overtuiging. Die in waarheid overtuigd wordt, is een goddeloze. Alleen goddelozen worden ook maar door Jezus gezaligd. Mensen die niet goddeloos zijn, hebben Jezus niet van node. Een ware overtuigde is verder een mens die zich blootgesteld ziet aan het oordeel Gods. Hij ziet dat hij open ligt voor dat rechtvaardige richterlijke vonnis, dat degene die de zonde doet, des doods waardig is. Hij ligt open voor de vloek der wet, want de wet zegt dat de ziel die zondigt, moet sterven. Maar een ware overtuigde is ook iemand die zichzelf veroordeelt. Hij hoort niet alleen dat de Heere het vonnis tegen hem uitspreekt, maar hij velt ook het vonnis tegen zichzelf. En dan zegt deze schrijver zo treffend: "Dus is het met elk overtuigd zondaar gesteld; hij is alzo gestreng omtrent zichzelf, als de Heere of Zijn wet zijn kan; over wat zaken die hem ook beschuldigen, hij neemt die aan; al wat zij bepalen tegen hem te doen, hij onderschrijft hetzelve als rechtvaardig, zeggende: De Heere is rechtvaardig, want ik heb overtreden".

Laat ik nog even verder gaan met neer te schrijven wat Halyburton van zulk een overtuigde zondaar zegt. Hij gaat verder met op te merken: "Het is één wiens mond gestopt is, gelijk de apostel zegt in Rom. 3 : 19. Hij heeft gezondigd en is bewust dat hij hetzelve niet verbergen kan; hij is schuldig en daar is geen verschoning; hij is aan alle zijden in of opgesloten onder de zonde, gelijk het woord. Gal. 3 : 22: Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, eigenlijk volgens de kracht der oorspronkelijke taal betekent: de Schrift heeft aan alle zijden alles op of ingesloten onder de zonde, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus de gelovigen zou gegeven worden. In een woord hij is een misdadiger die zulk een gezicht van de misdaad gekregen heeft, dat hij die niet tracht of durft te verbergen, ontkennen of verkleinen, maar die de waarheid van al hetgeen daar de wet Gods en zijn eigen consciëntie hem over beschuldigen, ondertekent. En wat het vonnis dat over hem geveld is aangaat, dat. onderschrijft hij rechtvaardig te zijn. Hij weet dat hij hetzelve niet kan ontvlieden en dat hij niet in staat is om het te ondergaan. Hij is een vijand Gods, die tot zulk een engte gebracht is, dat hij niet in staat is wederstand te bieden of te ontvluchten. En wanneer hij op zichzelf ziet en op al zulke zaken daar hij tevoren enig vertrouwen op stelde, dan kan hij geen weg van uitredding zien. Zulk een is de overtuigde zondaar daar wij van spreken; en dezulken onder u die nog nooit in deze toestand gebracht zijn, hebben nog nooit in de Heere Jezus Christus geloofd".

Even verder, als de schrijver de betekenis van de woorden gaat ontvouwen die door de apostel tot de stokbewaarder gesproken zijn, als hij tot hem zeide: "Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis", dan merkt hij zo op, dat de apostel niet tot hem heeft gezegd: "Gelooft in God". Indien men dit zou zeggen, zo schrijft hij het, het zou hem die zodanig overtuigd is als de stokbewaarder, niet kunnen baten, want al zijn vreze is voor God. Het is het verderf Gods daar hij voor schrikt. Hij ziet dat de heiligheid, waarheid, wijsheid en rechtvaardigheid Gods alle bedreigingen tegen hem uitspreken. Nu volg ik de schrijver weer even letterlijk en zo horen we hem dan vervolgen: "De heiligheid Gods kan een onrein zondaar niet aanschouwen; des Heeren waarheid heeft zich verbonden hem te verderven; de rechtvaardigheid Gods eist met recht dat de zondaar moet gestraft worden, opdat daardoor het boze weggenomen en des Heeren eer, benevens de eer Zijns wet zou hersteld worden. En de wijsheid Gods heeft zulk een groot aanbelang in al deze eisen, dat die schijnt zich met haar tezamen te voegen. Om deze reden is het dat de zondaar ten hoogste voor God vreest. Het is er zoverre vandaan dat hij tot de Heere zou opzien, dat hij integendeel met Adai|i_^van hem wegvliedt en zich tracht te verbergen. Wat zou nu zulk een arm en bevende zondaar antwoorden, indien iemand hem zou gebieden, in God te geloven. Zoude hij niet zeggen: Zal ik in Hem geloven. Die mij met het verderf bedreigt, in Hem Wiens eigenschappen alle, en dat rechtvaardig tot mijn eeuwig verderf samenspannen? Hij heeft mij airede aangekondigd wat ik van Zijn hand te verwachten heb, namelijk de zekere en onvermijdelijke dood. Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven. Deze God is een verterend vuur en ik ben gelijk een stoppel voor Zijn aangezicht".

Even verder wijst de schrijver erop, dat als de zondaar een oog zal ontvangen om op de Persoon des Middelaars te zien, het zo voor hem geweest is, dat er geen scheidsman is die zijn hand op hen beiden leggen mocht, gelijk Job het uitdrukt.

Geachte Mej., als we tegenwoordig hetzelfde zeggen als deze schrijver zegt, staat men gelijk al met de bewering klaar van dat niet ieder op een zelfde wijze geleid wordt. Is er dan een andere Middelaar dan die Middelaar Die in het Evangelie wordt aangewezen? Neen, daar is men het allen wel over eens. Maar ja, die enige Middelaar kan buiten kennis van Gods recht nooit recht gepast voor ons zijn, want het is alleen dat Goddelijke recht dat voor ons geen andere Middelaar doet overblijven. Hij is het Lam waarvan de Heere Zelf Zich ten brandoffer heeft willen voorzien, daar er niemand buiten Hem was die helpen kon. Als u mij vraagt hoe u zalig moet worden, dan kan ik u geen ander antwoord geven dart dat alle zaligmakers u moeten ontvallen buiten de enige Zaligmaker, wat alleen kan geschieden door als een gans schuldige voor het eisend recht des Heeren te worden geplaatst. Zolang de mens niet voor het recht gedaagd wordt, zoekt hij altijd nog ontkoming in een weg waarin het recht niet ten volle wordt verheerlijkt. Buiten het recht blijft er altijd

onrecht in het spel. De mens is een heel subtiel schepsel. God heeft hem recht gemaakt, maar hij heeft vele vonden gezocht. En voor een vondenzoefcer kan Jezus geen volkomen Zaligmaker zijn. Het vonden zoeken moet ophouden, want dat is niet recht. God handelt naar recht. Dan moet er schuld en niet anders dan schuld voor de dag komen. Adam en Eva moesten tot de erkenning komen: "en ik heb gegeten". Ze waren wel door de slang gebeten, maar dat door eigen schuld. De kinderen Israels werden in de woestijn ook door slangen gebeten om eigen schuld. Maar voor schuldigen werd er een koperen slang opgericht. Ik hoop van ganser harte, dat u ook eens als een gans schuldige op die koperen Slang mag zien. Een andere weg tot de zaligheid kan ik u niet voorstellen. Ik weet wel dat bij u de vraag overblijft, hoe u daar nu moet komen en of die Middelaar nu ook voor u wel zal gekomen zijn en bereidheid zal betonen om u te helpen. Nu, ik kan er u de volle verzekering van geven, dat als uw mond voor God gestopt is en u een welgevallen zult vinden in de straf uwer ongerechtigheid, dat Jezus dan ook zeker voor u gekomen is. Hij is gekomen om het verlorene te zoeken. Hij is de Zaligmaker van zondaren, van verloren zondaren. En buiten ware grondige bevindelijke kennis van uw ellende, blijft ge u altijd nog als aan een strohalm vastklemmen buiten de gerechtigheid die u alleen verlossen kan. Daarom kan ik u toch geen andere raad geven dan om veel te smeken om ware zielsontdekking, opdat uw hart oprecht zal worden vbor God, want anders moet de Heere zeggen dat Hij u wel zou verlossen, maar ge spreekt niets dan leugens tegen Hem. U moet u niet veilig kunnen gevoelen buiten de vrijstad.

Nu kom ik nog even tot een belangrijk punt, waar ook Halyburton op wijst. Het is goed te begrijpen dat men niet wil weten van een voorwaardelijk aanbod van genade en ons daarom beticht van niet genoeg evangelisch te zijn. Maar dit is nu juist het punt waar het knelt. Men beschuldigt ons ervan dat we met het voorwaardelijk stellen van de aanbieding der genade, iets in de mens zoeken wat er in hem zou moeten te vinden zijn, wil de Heere genade in het hart verheerlijken. Neen, dat prediken wij niet. God vindt de mens op het vlakke des velds, totaal geestelijk dood en gans verdorven. En zo wil Hij naar Zijn vrijmachtig welbehagen genade verheerlijken in het hart.

Maar nu laat ik even Halyburton spreken en dan kan men weten wat we bedoelen. Hij schrijft: "Gelijk wij moeten weten dat Hij aan ons wordt aangeboden, zo moeten wij ook de voorwaarden, waarop Hij wordt aangeboden, verstaan. Dat Hij om niet wordt aangeboden, verhindert niet dat zulks op voorwaarden geschiedt. Wanneer iemand aan een ander een som gelds aanbood, indien hij het wilde aannemen, zo zou van zo ene kunnen gezegd worden, dat hij het aanbiedt op voorwaarde, en echter om niet. Even alzo zijn de voorwaarden des Evangeliums, op welke de Heere Jezus wordt aangeboden". En wat zegt hij dan even verder? Luister even. "Wij moeten weten dat wij op deze en op geen andere voorwaarden kunnen gezaligd worden. Wij moeten bewust zijn, dat alle betrouwen in het vlees geheel en al moet verworpen worden, dat er geen verwachting van hulp of zaligheid kan zijn door enig uitwendig voorrecht of door enige verrichting van plichten en dat onze gebeden en tranen in deze zaak van geen waarde kunnen zijn".

Juist met zulk een voorwaardelijke aanbieding zijn we zo evangelisch als het maar kan. De Waarheid wordt maar niet recht verstaan. Vandaar al die valse beschuldigingen. Maar ik wens u dan toch ook recht te behandelen. Als u me vraagt hoe u zalig moet worden, dan antwoord ik u dat de zaligheid geheel en al verbonden is aan de Persoon des Middelaars. "Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis". Maar dat kan alleen maar op zulk een wijze als ik heb trachten voor te stellen.

Geachte Mej., ik moet nodig afgaan breken. Ik kan u geen andere weg wijzen, of uw overtuiging echt is of niet, want daarover kan ik niet oordelen. Ik weet wel dat er steeds meer onrustige mensen zullen gaan komen. Dat is het gevolg van het leven van de laatste tijd. Met Gods wet is er geen rekening meer gehouden en men heeft in zulk een weelde geleefd, dat het geld niet meer op kon. Maar nu? Allerlei zenuwslopende toestanden gaan zich voordoen. Ik zeg niet dat het bij u zo is, maar ik krijg wel steeds meer met overspannen mensen te maken. En daarom vanuit welke toestand me ook zijn innerlijke zielsbenauwdheid aan mij kenbaar maakt, ik kan geen andere weg wijzen dan dat ik thans gedaan heb. De gevolgen van de zonden die wij moeten dragen, kan de Heere middellijk ertoe gebruiken om ons als een schuldige voor Hem in te doen vallen. Maar daar zal het dan toch moeten komen. En er kan ook nog veel zijn wat daarop lijkt. Ik ben er nu zo zachtjesaan wel achter gekomen hoe het komt dat soms ineens man en vrouw in één week bekeerd geworden zijn. Ik hoop dat u het wildbraad zo gauw niet zult vinden. De Heere is vrij in Zijn leiding. Daar hoop ik aan vast te houden. Maar met een beetje godsdienst redden we het niet. Er moet wat anders zijn. U bent nog in het kostelijk heden der genade. Het is goed dat u me de vraag gesteld hebt. De weg tot de zaligheid moet u echter van\boven vandaan bekend gemaakt worden.

Van harte wens ik u dat toe. De Heere zij u daartoe gedachtig en genadig! Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1982

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1982

De Wachter Sions | 8 Pagina's