Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONDER DE STREEP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONDER DE STREEP

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook na de reformatie bleef de zondagsontheiliging

Het kwaad van de ontheiliging van de dag des Heeren was reeds lang voor de reformatie opgemerkt. Maar als men verwacht zou hebben, dat dit kwaad in de kerk der reformatie niet meer gevonden zou worden, dan vergist men zich zeer.

„Het veronachtzamen en misbruiken van den Rustdag is met de Hervorming niet opgehouden. Stelden zij, die in de dagen der geloofsvervolging de „nije leere" aannamen, den dag des Heeren zeer op prijs en besteedden zij dien ter eere Gods en tot hunne eigene stichting; naar mate de Hervorming doordrong en vele Rome verlieten om andere oorzaken dan om der conscientie wil, begon de zuurdeesem der Sabbat-schending ook in de nieuwe kerk te werken.

Wel bleef van kracht der ordonnantie, den 7den October 1534 door Karei V uitgevaardigd, „dat voortaen niemandt van wat state of conditie hy zy, hem en vervordere of presumere Luyden in Taverne te setten op de Sondagen en Heylige Dagen bij der Heylige Kercke geboden, noch oock aldaer te gaen drincken in tyde van der Hooger Misse of van Vesperen, op de verbeurte van sestigh grooten Vlaemsch, bij den geenen ende elcken van hen die contrarie doen sullen, " maar men hield er zich eenvoudig niet aan, en bovendien, er waren zoovele andere dingen nog, waardoor men den Sabbat ontheiligde.

De particuliere Synode. A". 1574 te Dordrecht gehouden, was hier van dan ook zoo zeer doordrongen, dat zij het noodig achtte te bepalen: „De Classen sullen bij haren Overheden versoeken, datse het koopen, verkoopen, arbeyden, drinken, wandelen, etc, dewyl de Predikatie duurt (insonderheyd des Sondags) verbieden willen." Zij voorzag echter, dat dit verzoek hier of daar misschien geen genegen oor zou vinden en liet er daarom op volgen: „In welke zaken, soo daar eenige Overheden sich onwillig bewysen, soo sal myn Heere de Prince mogen gebeden worden, dat zyn Excellentie de Overheyd tot dien ampte vermanen, om sich naar het exempel der gener die sulks aireede in 't werk gestelt hebben te schikken."

De Synode begreep daarbij, dat, wilde men de schending van den Rustdag buiten de kerk tegengaan en het volk weer brengen tot de godsdienstige viering van dien dag, men dan uit de kerken zelve weren moest alles, wat de wijding van den Sabbat zou kunnen storen en den invloed de prediking wegnemen door opwekking van gedachten over allerlei wereldsche bezigheden. Zij besloot daarom: „De Dienaars sullen den Overheden bidden, datse die profane en wereldlyke uitroepingen van koopingen, verkoopingen, verlooren goet & c. in de Kerken afsetten willen."

Deze kwade gewoonte, nog in onzen tijd hier en daar, zeker meet tot ontstichting dan tot stichting, in zwang, bestond evenwel niet alleen in Holland en Zeeland. Ook in andere deelen van ons Vaderland hadden deze afkondigingen niet slechts aan den ingang der kerk maar zelfs van den kansel plaats." —

Het is ongelooflijk dat een dergelijk misbruik maken van de kansel zolang is blijven bestaan, zodat Dr. van Veen, die leefde in de 2e helft van de negentiende eeuw, nog kan schrijven dat deze dingen in sommige gemeenten in zijn tijd nog plaatsvinden.

Molkwerum oefent tucht tegen kerkverzuim

De kerkeraad van Molkwerum in Friesland heeft de zondagsrust en zondagsheiliging zeer ernstig genomen. Deze kerkeraad trad met tuchtmaatregelen op tegen leden van de gemeente die de kerkdiensten verzuimden. Zo is er nog een stuk in het „kerckenboeck" van die gemeente inzake een zekere Siouck Douwes, die de kerkdiensten verzuimde:

„Ouermits Siouck Douwes tot twe diurse tijden met bedeckten name is voorgestelt, ende dat om haer hertneckicheijts wille als namelijck van het afblijuen wt Godes H. Woort ende t' gebruijck van sijn H. Sacramenten, ende sij nu van ons aengesproocken sijnde heeft belooft haer door die genade Godes wederom te sullen vervoegen tot het gehoor van Godes Woort ende t' gebruijck sijner Sacramenten. Waer door wij veroorsaeckt sijnde, hebben haer voor desen verswegen, ende den gemeijnte met stille swijgen van haer name belofte van beterschap voorgedragen maer indien sulcx van haer niet en werde betracht so sijn wij geresolueert om kercklijck te procederen."

De zachtmoedigheid van den kerkeraad hielp echter niet, en deze moest dus, daar Siouck bij haar doen, of beter gezegd, bij haar laten volhardde, tot strengere maatregelen overgaan.

Acte van Siouck Douwes

„Alzoo Siouck Douwes eenen langen rijt haer wt het gehoor van Godts Woort ende het gebruijck van sijn H. Sacramenten onthouden heeft, ende sij daerop aengesproocken wesende heeft belooft voor Godt ende sijn gemeijnte, dat sij haer neerstelijck daer in soude quijten, maer nadien daer geenen ijver in haer wert gevonden, om haer belofte te betrachten, ende geenen reden voort bringt waerom sij haer van het 'gebruijck van Godes Sacramenten onthoude, so ist dat wijse aengesproocken hebbende, resolueren om hunnen saecke den Classi aen te dienen, om also besloten te mogen werden, watter mach van noden wesen om te geschieden. Actum 4 maij An°. 1612."

De Classis nam de zaak ernstig op en vaardigde twee gecommitteerden af, om de zaak in loco te onderzoeken.

„Aengaende die saecke van Siouck Douwes is van den Kercken raet besloten geweest, datmen de broeders des Classis sulcks souden aen-dienen, het welcke oock geschiet is, ende na dien het Classis die saecke verstanden heeft, so hebbense twie dienaren wtgemaeckt om Siouck voorsz. hier ouer te begroeten, welcke dienaren wt haren mont verstanden hebben belofte van beterschap als nameüjck ten 1 van neersticheit te bethonen om Godes woort te horen ten 2 van ijwer te bewijsen om het H. Awontmael Christi te gebruijcken, ende hebben niet met allen conen vernemen wt haer waerom sij haer dus-lange van dien seluigen hadde affgehouden, maer heeft rontwt bekent datter niet waer voor gevallen waer aen dat sij haer geergert hadde Welcke Allen de twie dienaren des Classis ons hebben aengedient. Ende sijn^derhaluen geresolueert om het antwoort van Siouck voorsch. (doch met stilswijghen van haeren name) den gemeijnte voor te dragen.

Hoewel de acten betreffende deze zuster der gemeente hiermede gesloten worden, schijnt zij toch in haar kwaad volhard te hebben, niettegenstaande alle goede beloften, of tot andere zonden vervallen te zijn: ten minste de wijze, waarop haar naam op de lijsten der lidmaten voorkomt, doet vermoeden, dat zij later geëxcommuniceerd is.

Meerdere voorbeelden zouden aan te halen zijn ten bewijze, da, t de kerkeraad waakte tegen het verwaarloozen der godsdienstoefeningen, hetgeen het ontheiligen van den rustdag zoo lichtelijk in de hand werkte.

Maar met dat al, hoe ook de kerkeraden, en dat wilde in de meeste gevallen zeggen de predikanten, ijverden voor kerkbezoek, des morgens ging het, maar des namiddags bleek het, nog lang na de Dordsche Synode van 1618 en 1619, op de meeste plaatsen bijna tot de onmogelijkheden te behooren het volk in de kerk te krijgen." —

Treurige toestanden aangaande de zondagsviering

Ook tientallen jaren na de grote Dordtse Synode blijven de klachten aanhouden over de ontheiliging van de zondag:

„Ook in menig ander opzicht hebben wij recht, te spreken van treurige toestanden, die zich in zake Zondagsrust en Zondagsheiliging allerwege openbaarden.

De Dordsche predikant Petrus Wassenburg had geen ongelijk, toen hij (1641), in de voorrede van zijn reeds zeldzaam geworden boekje: Dans-feest der dochteren te Silo, klaagde: „Als de Heere ons Vaderlandt, door syn H. Evangelium, begonste te verlichten, doen was den yver seer groot, het woordt Gods was den menschen soeter als honich, ende wierde kostelicker gehouden als goudt, jae als alle de schatten ende goederen dezer wereld. Doen socht men de predicatie van het woordt Gods overal, ende jaeghdese nae van d* een plaets in d' ander, jae men liep eenige mylen weeghs, oock by nachte ende ontyde, in de velden, op de bergen, in de bosschen ende andere verborgen en ongelegene plaetsen, om een predicatie uyt des Heeren woort te mogen horen: — Maer waer is nu onsen yver tot Godt, het vermaeck in syn woordt? — Wat de religie en den uyterlicken Godsdienst aengaet, daer is een generale kleymachtige, dat meer is, een walginge, ja een geheele verachtinghe van des Heeren H. woort, een groote ende grove ontheyliginge van den Sabbath, ende een schandelick misbruyk van syne H. Sacramenten. — Ende om dit te bewijsen, is niet noodigh vele redenen ofte oock exempelen voort te brengen, dewyle de daghelicksche droevige ondervindinge, ende den jammerlicken toestant der kercke, ons sulcx soo klaer als den dagh leert ende verthoont." —

Inderdaad, we zouden ook van onze tijd hetzelfde kunnen zeggen. Maar tegenwoordig vindt men het nog meer gewoon dan voorheen dat men de zondag ontheiligt en die dag niet afzondert van de andere dagen van de week om dan in het bijzonder op te gaan naar het huis des Heeren onder de bediening van het Woord Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

ONDER DE STREEP

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1976

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's