Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannus neemt nieuw werkpaleis in gebruik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannus neemt nieuw werkpaleis in gebruik

Van elektronisch harmonium tot hightech concertorgel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het nieuwe Johannus gebouw is voltooid. Een langgekoesterde droom om een waardig thuis voor Johannus orgels te bouwen, is vervuld. Woorden van marketing manager Marco van de Weerd, eind vorig jaar, bij de ingebruikname van het nieuwe bedrijfspand van Johannus in Ede. Over dromen in de elektronische orgelbouw gaat dit verhaal; dromen die soms ook nog uitkomen.

De eerste droom is van 1923. De jonge bakkersbediende Jacob Vreeken uit Bodegraven is een groot liefhebber van muziek en droomt van een eigen orgel- en pianohandel. Maar het is meer dan een droom, hij ziet er ook brood in. Om het benodigde kapitaal bij elkaar te krijgen, begint hij eerst orgelles te geven. Het tarief is 75 cent per uur en daarvoor worden leerlingen tot 15 kilometer in de omtrek per fiets bezocht.

Zaterdag 31 maart 1923 is het zover. In een grote advertentie kondigt Vreeken de opening aan van zijn nieuwe zaak in orgels, pianos, violen, mandolines, harpen, klarinetten, citers, ocarines enzovoort enzovoort, „en dat alles tegen concurrerende prijzen. Zijn kracht moet vooral liggen in de reclame, daar is de jonge zakenman diep van overtuigd. „Als ze me niet weten te vinden, dan kunnen ze ook niet bij me kopen! Van elke verdiende gulden reserveert hij dan ook de helft voor nieuwe advertenties. Als hij deze buitensporig hoge reclame-uitgaven voor de fiscus moet komen verantwoorden, geeft de belastingdienst hem geen jaar van bestaan meer. Desondanks gaat het zelfs zo goed, dat Vreeken vijf jaar later een aanzienlijk groter winkelpand in het centrum van Bodegraven in gebruik neemt.
Na de oorlog komen zijn zoons Cees, Louis en Frits het eenmansbedrijf versterken. Frits krijgt van vader Vreeken de opdracht zich in Duitsland op de hoogte te stellen van de nieuwste ontwikkelingen in de elektronica. In dat land is, net als in Amerika, het nieuwe elektronische orgel sterk in opkomst en daarom besluit Vreeken deze veelbelovende instrumenten te gaan importeren.

Libelle
Om de Nederlandse markt werkelijk open te breken voor elektronische orgels, moeten er instrumenten komen met één klavier, zoals de harmoniumspelers gewend zijn. Zij zijn in die tijd de enigen die een orgel in huis willen hebben. De buitenlandse fabrikanten zijn echter niet bereid, ondanks de grote aandrang van Vreeken, voor deze doelgroep speciale orgels te gaan maken.
Maar dan komt de oplossing uit een volkomen onverwachte hoek. Het is 1959. Vreeken krijgt de tip dat er in Libelle een verhaal staat over binnenschipper Hans Versteegt, die met neonlampjes een elektronisch orgeltje in elkaar knutselt. Daarbij maakt hij slim gebruik van de typische schakeleigenschappen van het piepkleine lampje om een warme en welluidende trilling op te wekken. Snel vraagt Vreeken de schipper langs te komen. Hij haalt hem over om in Bodegraven een elektronisch harmonium te ontwikkelen. Dat lukt wonderwel. In 1960 heeft Johannes Versteegt zijn Eminent 60 klaar voor de productie en een jaar later komt het op de markt. Jacob Vreeken is er trots op nu de eerste Nederlandse fabrikant te zijn van elektronische huisorgels. Weldra klinken in vele gezinnen de welluidend snorrende klanken van dit product van eigen bodem. Het is een geweldig succes, een gat in de huismuziekmarkt. En de harmoniums worden bij het grof vuil gezet.
De technische ontwikkelingen gaan door en na ongeveer vier jaar worden de roodgloeiende neonlampjes, waar Versteegt zoveel succes mee had, vervangen door de modernere transistor. De Eminent 400 is het eerste elektronicum dat hiermee wordt uitgerust.
Naarmate de markt voor elektronische orgels zich uitbreidt, verschuift deze in de richting van het populaire genre. Was het eerste Eminent-orgel eigenlijk niets anders dan een elektronisch harmonium, later gaan de ideeën steeds meer richting het imiteren van een orkest, inclusief allerlei exotische attributen als Hawaï-gitaar en ritmeautomaat. Om de concurrentie voor te blijven, moeten de mogelijkheden van het product continu worden verbeterd en uitgebreid. Dit levert Eminent onder meer een aantal patenten op, zoals Orbitone en Stringsensemble.

Inzinking
Lange tijd gaat het erg voor de wind. Tot 1976 lopen de omzetcijfers jaarlijks met 10 tot 20 procent op. Maar dan komen de tegenslagen. De afzet stagneert door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, zoals de mislukte ontwikkeling van een speciale super-chip, waarmee Eminent zich denkt te verzekeren van een sterke positie op de markt voor moderne elektronische orgels. De chipleveranciers Siemens en ITT blijken op het laatste moment deze componenten niet economisch verantwoord te kunnen produceren. Eminent loopt hierdoor een behoorlijke achterstand op ten opzichte van de concurrentie. Overcapaciteit ontstaat, voorraden lopen op en de productiviteit daalt sterk.
Na het faillissement in 1982 kan een nieuwe start worden gemaakt. Maar twee jaar later is het weer mis. De failliete inboedel wordt opgekocht door Wolters. Een deel van het personeel krijgt de opdracht om van de aanwezige voorraad zoveel mogelijk orgels voor de verkoop te assembleren. Iedereen doet zijn uiterste best en op de puinhopen van het failliete bedrijf ontstaat in Nieuwerkerk aan den IJssel een nieuw elan onder de nieuwe naam Emined B.V. Momenteel is het bedrijf gevestigd in Lelystad, waar weer als vanouds Eminents, maar dan digitaal, worden geproduceerd.

Pionier Versteegt
Terug naar de geestelijke vader van het Nederlandse elektronische huisorgel. Hans Versteegt speelt in de begintijd van Eminent vooral de rol van pionier. Het gebrek aan een goede vakopleiding in de elektronica (hij was binnenschipper) weet hij met een uiterst creatieve instelling en improvisatievermogen aanvankelijk ruimschoots te compenseren. Maar als de orgels complexer worden met de invoering van transistor- en chiptechnologie, besluit Eminent hoger in te zetten met het binnenhalen van ingenieur Van der Kooy. Versteegt trekt hier zijn conclusies uit en begint in Harderwijk voor zichzelf. In een fabriek voor transformatoren (Belpa) ontwikkelt hij het populaire Riha-orgel. De naam is simpel ontleend aan Ria en Hans, de voornamen van het echtpaar Versteegt. Na enkele jaren wil hij weer eens iets anders. Hij ontmoet Rijk van Doorn, die goede contacten heeft met een Italiaanse orgelfabrikant. Voor hem ontwikkelt hij het Viscount-droomorgel, dat erg populair wordt. Toch is Versteegt nog niet tevreden: zijn eigen echte droom is het elektronische kerkorgel. Daartoe richt hij onder de naam Electronium B.V. een nieuw bedrijf op en stopt hij al zijn beschikbare geld in onderzoek. Zo ontstaat opnieuw een lijn van klassieke orgels, onder de naam Johannus, ontleend aan de doopnaam van Versteegt, met dien verstande dat de laatste e door een u wordt vervangen. Aanvankelijk vindt de productie plaats in Veenendaal, maar als uitbreiding daar niet mogelijk blijkt, wordt in 1975 een fors pand aan de Morsestraat in Ede betrokken.

Feike Asma
De klassieke Johannus-orgels worden al spoedig een begrip, niet in de laatste plaats door een fors publiciteitsbeleid. Een erg goede zet daarbij is om een van de populairste organisten binnen het reformatorische volksdeel, Feike Asma, aan het bedrijf te binden. Tijdens de presentatie van de OPUS 130, het paradepaard van Johannus Orgelbouw, is de nogal boude uitspraak van hem opgetekend dat de klankrijkdom van dit instrument zo groot is, dat vele kerken met een pijporgel hier jaloers op kunnen zijn. Ook op grote muziekbeurzen, zoals de Frankfurter Musikmesse, is deze organist lange tijd de muzikale trekpleister. Als Versteegt aan zijn bedrijfspand in Ede een fors auditorium bouwt, krijgt deze luisterrijke ruimte in dankbare herinnering aan Feike Asma in 1979 de naam Feike Asma zaal.
Het gaat allemaal erg voorspoedig. In 1980 heeft Johannus orgelbouw al meer dan 60 mensen in dienst.

Flop
Johannes Versteegt krijgt echter weer een droom: een (akoestische) piano. Deze nieuwe ambitie leidt tot de productie van de Romance, die in een advertentie nogal zalvend wordt aangeprezen: „Na jarenlange research is Johannus Orgelbouw er in geslaagd haar opvatting over functionele vormgeving en klankkleur toe te passen op pianos. Met trots presenteren wij dan ook onze Johannus Romance. Wat er niet bij staat, is dat deze pianos worden geproduceerd door buurman Rippen, een bekende fabrikant van pianos. Deze droom komt dan ook niet uit; sterker, eindigt in een flop.
Een andere vreemde zijsprong is in 1984 de introductie van het Mansonic-orgel, dat voor het spelen van zowel klassieke als populaire muziek geschikt zou zijn. Maar ook dit is geen succes. En een neergaande lijn gaat zich aftekenen. Er komt veel onvrede bij de medewerkers. De ontwikkeling van de digitale technieken vraagt om een compleet nieuwe aanpak. Maar Versteegt blijft steken in zijn oude vertrouwde analoge elektronica, waarmee hij in het verleden zo succesvol was. De verkoop stagneert en de bedrijfsstructuur vervalt langzaam tot een chaos. Een regelrecht faillissement dreigt. Versteegt ziet de bui hangen en probeert het bedrijf aan Engelsen te verkopen. Zonder succes.

Opnieuw
Uiteindelijk besluit Gert van de Weerd, directeur van Van Doorn International, in 1986 het op de rand van een faillissement staande bedrijf over te nemen. Met voortvarendheid wordt nu alsnog overgeschakeld op digitale technieken, eerst door en digitaal project van het Veenendaalse atelier ISA als de Opus 90 over te nemen, waardoor de banken weer vertrouwen in het bedrijf krijgen. Daarna proberen de medewerkers met een uit Italië afkomstige orgelchip het ook zelf voor elkaar te krijgen. En dat lijkt te lukken. „Eind 1989 treedt zienderogen verbetering in en vanaf 1990 komt er weer meer schwung in het bedrijf, aldus Dries Bouw, voormalig adjunct-directeur bij Johannus. Steeds mooiere opdrachten voor de bouw van digitale orgels komen binnen, ook uit verre landen. Voor een nieuwe Koreaanse kerk mag een supergroot 6-klaviers-orgel worden geleverd. Het gaat zelfs zo goed, dat het bedrijfspand te klein wordt. Eigenaar directeur Van de Weerd gaat dromen van een nieuwe omhulling, waarin al zijn idealen worden verwezenlijkt. En de Veenendaalse architect en orgelliefhebber Gerard Schlingmann weet die droom op waardige wijze gestalte te geven. Een tikkeltje nostalgisch, in de stijl van Berlage, want Van de Weerd heeft een vreselijke hekel aan de kille zakelijkheid van de moderne architectuur.

Neo-klassiek
Het nieuwe bedrijfspand is inmiddels al enige maanden in gebruik. Het oogt als een breedgeschouderd neo-klassiek gebouw, dat aan de buitenkant eerder doet denken aan het buitenverblijf van een grootvorst dan aan een fabriek voor klassieke elektronische orgels. Het nieuwe auditorium, dat stijlvol is ingericht, biedt aan niet minder dan 330 gasten muzikaal onthaal. Maar de grootste verrassing is wel het ogenschijnlijk oude pijporgel op de balustrade, vormgegeven met een hoofd- en rugwerk. De tinnen pijpen blijken niet alleen voor de sier in het front te staan, zij spreken ook echt. Mijn gastheer, Dick Koudijs, wil graag dit orgel, dat de naam Bachorgel meekreeg, laten horen. Weldra vullen de welluidende klanken van een Triosonate van Bach het auditorium. Voortreffelijk gespeeld door Koudijs, meen ik. Totdat hij tijdens het tweede deel ineens weer voor me staat. De eer van de vertolking moet ik geven aan een klein apparaatje, een MIDI-recorder, waarin allerhande ooit gespeelde muziek in het geheugen is opgeslagen. Als ik kenbaar maak toch wel een live demonstratie te willen meemaken, zucht Koudijs even en gaat hij me voor naar boven. „Kijk, dit orgel is in veel opzichten uniek. We hebben zeer realistische samples van een oud Silbermann-orgel gebruikt voor de elektronische registers. Luister maar naar de losse stemmen. Zo hier en daar lijkt de klank misschien wat rafelig, maar dat was bij het originele orgel ook zo. Die onvolkomenheden, die de klank van een pijporgel zo boeiend maken, hebben we bewust niet weggepoetst. Dan laat hij expres een Bazuin-stem van het pedaal horen. De knorrende klank wringt. Het is net een gevecht tussen twee tongen. Een intonatiefout misschien? „Best mogelijk, maar we hebben het niet verdoezeld.

Gelijkwaardig
In het Duitse vakblad ORGEL Heute lees ik dat Gert van de Weerd dit Bachorgel als de revolutionaire ontwikkeling van 2003 aankondigt. „We hebben zon zes fabrikanten uitgenodigd om dit orgel aan de tand te voelen, en daarbij ook twee orgelbouwers. Zij waren allemaal eensluidend van oordeel, dat dit nieuwe Bachorgel volkomen gelijkwaardig is aan een pijporgel. Dat is onze revolutie! Sommige registers van dit orgel zijn met pijpen uitgevoerd en klinken met echte wind. Andere zijn elektronisch gesampled. De onderlinge menging van deze twee muzikale bloedgroepen is goed te noemen, althans op het eerste gehoor. Echt en imitatie bijten elkaar niet merkbaar. Deze mengvorm van pijpen en elektronica op zich is overigens niet bepaald een noviteit. In Amerika en in Duitsland (onder andere door Ahlborn) worden al meer dan tien jaar hybride-orgels gebouwd, waar meestal niet meer dan een kwart van de registers van orgelwind wordt voorzien, de rest is elektronisch. De Duitse fabrikant Kienle produceert ook zon mengvorm, maar wel op een heel andere manier. Hun resonator-orgels staan vol met pijpen, allemaal gemaakt om de juiste toonhoogte weer te geven, maar er komt in het geheel geen wind aan te pas. De labia (de spleetvormige mond) en de voet van de pijpen zijn namelijk vervangen door een reeks luidsprekers.

Echte muzikaliteit
Met de regelmaat van de klok sturen elektronische-orgelfabrikanten persberichten de wereld in over nieuwe revolutionaire technologieën met indrukwekkende technische aanduidingen. Maar pas na langere tijd op zon revolutionair orgel te hebben gespeeld, ervaar je de echte muzikaliteit of misschien het ontbreken daarvan.
Nu lijkt het elektronische kerkorgel -veel organisten spreken nog steeds misprijzend over elektronicum- klanktechnisch wel héél dicht het origineel te benaderen. Steeds moeilijker wordt het voor een orgelcommissie om te beargumenteren dat zij het toch verantwoord vinden om zoveel meer voor een pijporgel neer te moeten leggen. Dan is het standpunt van Simon Post, medewerker van het eerste uur van Eminent, toch wel opvallend. Als directeur van Cantor orgelbouw in Veenendaal geeft hij onomwonden toe dat er uiteindelijk niets boven het origineel gaat. „Als een orgelcommissie langskomt, vraag ik altijd eerst waarom zij eigenlijk geen pijporgel willen hebben. Dat zet aan het denken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 2003

Terdege | 100 Pagina's

Johannus neemt nieuw werkpaleis in gebruik

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 2003

Terdege | 100 Pagina's