Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelen als kinderen van hel licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelen als kinderen van hel licht

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

(15) Heiliging en broederliefde

Liefde en geloof behoren samen met de hoop tot de bestaanswijze van het nieuwe leven. We hebben met elkaar over de verhouding van heiliging en liefde reeds nagedacht (zie G.W. 88ste jaargang - no's 22 en 25).

Samengevat: in de liefde realiseert zich het nieuwe leven der herschepping. Wie niet liefheeft in deze diepe bijbelse zin, kent het leven met God niet.

Het wordt ons in de Schrift op twee manieren voorgehouden. Negatief: Die niet liefheeft, heeft God niet gekend; want God is liefde" (1 Joh. 4 : 8). Hij is nog nooit aan het kennen van God toegekomen. Positief: Maar zo iemand God liefheeft is door Hem gekend" (1 Kor. 8 : 3).

Door God gekend wil zeggen: oor Hem verkoren en door Hém geliefd te zijn. De maat van deze liefdevolle verkiezingsdaad Gods is grenzeloos. , , De liefde Gods is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest. Die ons is gegeven" (Romeinen 5:5). Het is deze goddelijke liefde, die zich uitwerkt in de liefde tot en van de door Hem gekenden. Deze liefde neemt concreet gestalte aan, op vele manieren, maar zonder meer zeker in de broederliefde.

De liefde tot God en omgekeerd de liefde van God jegens ons, gaat niet op in mystieke vervluchtiging. Er is een over en weer van Gods liefde tot ons en van onze liefde tot God. Maar het is nooit de bedoeling dat daardoor een versmalling en zodanige verinnerlijking van het geestelijk leven ontstaat, dat er alleen maar aandacht overblijft voor eigen ervaring en geestelijke stichting, zonder oog te hebben voor de opdracht tot liefde, welke in de kracht van de gemeenschap met Christus concreet gestalte krijgt in de liefde tot de broeders en zusters der gemeente.

Neen, die liefde vormt het levenselement van de gemeente. Door haar wordt het lichaam, waarvan Christus het Hoofd is, opgebouwd, en alle heiligen samen zijn in de liefde geworteld en gefundeerd. Gemeente betekent geméénschap.

Vandaar dat de liefde tot de broeders vanuit het leven des geloofs door heel de Schrift heen terug te vinden is, maar met name in de Evangelieverkondiging van alle apostelen telkens weer beklemtoond wordt. De broederlijke liefde, die zich in allerlei gestalten naar buiten openbaart is dé toetssteen, waaraan blijkt of we werkelijk Gods liefde kennen. Of we de God der liefde kennen. Het is ook de geestelijke barometer waaraan is af te lezen hoe warm (of hoe kil) het in de gemeente wel is.

Om er enigermate zicht op te krijgen hoe ieder apostel, op de hem eigen wijze, de liefde tot de broeders als inhoud van de Evangelieverkondiging naar voren brengt, nodig ik de lezers uit eens rustig mee te lezen.

We beginnen bij de brieven van Paulus. „Hebt elkander hartelijk lief, met broederlijke liefde" (Rom. 12 : 10). „Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben" (Rom. 13 : 8). „Dient elkander door de liefde" (Gal. 5 : 13). Innig dankt hij God als hij zowel in Efeze als in Kolosse hoort hoe in de gemeente het geloof in Christus Jezus levend is, en metterdaad blijkt in de liefde die zij hebben tot al de heiligen (Efeze 1 : 15; Kol. 1:4). Hij wil dat de gemeente samengevoegd is in de liefde (Kol. 2:2).

De liefde is de band der geestelijke volmaaktheid (Kol. 3 : 14). Niet dadelijk, niet dagelijks wordt de volle maat van het onderlinge liefdebetoon bereikt. Daarom bidt de apostel de gemeente toe dat hun onderlinge liefde meer en meer overvloedig zal worden (Filippenzen 1:9). Door de liefde wordt de eensgezindheid der gemeenteleden bevorderd (Filipp. 2 : 2). De gemeente van Thessalonica is een duidelijk voorbeeld van de onderlinge liefde. Zelfs is die liefde er zo sterk aanwezig dat de apostel haar kan schrijven „Van de broederlijke liefde hebt gij niet nodig dat ik u schrijve. Gij zelf immers hebt van God geleerd elkander lief te hebben" (1 Thess. 4 : 9). „Dat de broederlijke liefde blijve", lezen wij in Hebr. 13 : 1.

In dezelfde lijn beweegt zich de prediking van de apostel Petrus. De vrucht van de reiniging, de heiligmaking dus, door de Geest, leidt tot „ongeveinsde broederlijke liefde om elkaar vurig lief te hebben uit een rein hart" (1 Petr. 1 : 22). Ook wekt hij de gemeente op om bij de godzaligheid broederlijke liefde te voegen (2 Petr. 1:7).

De eerste brief van de apostel Johannes kun je een onafgebroken lofzang noemen op het éne thema, namelijk de onderlinge liefde.

U ziet, hoop ik nu, de gouden liefdesdraad door heel het Evangelie lopen. Wel beschamend vindt, u niet, zeker voor de gemeente^) van onze tijd. Tegen ons kan in elk geval niet gezegd worden dat het niet nodig is om over de broederlijke liefde te schrijven. De geest van het individualisme waarin we helemaal „ik"-gericht leven, houdt geen halt voor de deuren van de kerk. Bepalend voor een ander is niet de broederlijke liefde, maar hoe ik de dingen zie. Vechten voor eigen gelijk, strijden voor het inzicht dat wij menen verworven te hebben, scheurt het lichaam van Christus uiteen. We zeggen allemaal dat we lijden aan de polarisatie, die de onderlinge gemeenschap afbreekt. Het geheel wordt niet meer bijeengehouden door de liefde als band der volmaaktheid, maar opgedeeld in groepen en groepjes, waaronder het echte bloedwarme geestelijk leven kwijnt, verdort, verschraalt, verschrompelt en zelfs doodgaat. En wie belééft er de pijn aan? Ik weet dat er hier en daar bij de oprechten van hart in droeve stilte aangeleden wordt. Geleden aan de kerk, aan het elkander vereten en verbijten, waarbij de een nog geestelijker wil zijn dan

de ander. Maar waar is de kracht nog aanwezig om er daadwerkelijk verandering in aan te brengen?

Wie af en toe uit diepe bewogenheid om de onderlinge liefdeloosheid een zwakke poging waagt, krijgt spoedig te horen: , u moet nu niet denken dat u het alléén weet". Men stelt de eigen ervaring, de eigen doorleving van de geestelijke zaken als uitsluitende nörm voor iedereen. Zó zelfs dat je je afvraagt, is werkelijk doorleefd wat men eist en bespreekt? We willen niemand oordelen, maar slechts vragen: aar is dan de eerste vrucht des Geestes, waar is de liefde, die alle dingen gelooft, hoopt en verdraagt? Zeker, de apostolische gemeenten waren ook niet volmaakt in de liefde. Ook zij kregen te horen: Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe dat gij van elkander niet verteerd wordt" (Galaten 5 : 15). Ook toen kon men in de gemeente van Rome het tussen „zwakken" en „sterken" het maar niet eens worden. „Ze doen maar" zeiden de „zwakken". „Zo streng hoeft het voor ons niet" zeiden de „sterken".

Om dezelfde redenen „geloven" we soms niets meer van elkaar. Wettische en evangelisch worden als tegenstellingen tegen elkaar uitgespeeld. Omdat men geen oog meer heeft voor de eenheid van Wet en Evangelie.

Verschillen op ondergeschikte punten worden tot geschillen opgeblazen. Houdt iemand zich niet aan mijn grenzen, dan halen we al heel gauw de schouders op voor het geestelijk leven van die ander. Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Ieder kent wel voorbeelden uit eigen omgeving. Waarom zoeken zij toch allen het hunne en niet hetgeen van Christus is? Ik durf zo maar niet te (ver)oordelen, maar als de broederlijke liefde de toetssteen van het leven uit en met God is, dan moeten we in elk geval diep buigen onder het oordeel der Schrift: Wij weten, dat wij uit de dood zijn overgegaan in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben; die zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood" (1 Joh. 3 : 14). Hoe liefhebben?

In elk geval zo dat hij merkt dat het u om zijn eeuwig behoud te doen is. Dat. we niet de indruk wekken dat een kinderlijk en beginnend geloofsleven ons te min is. In elk geval het kwijnende zoeken op te richten, het zwakke trachten te versterken, gebreken in anderen verdragen. Als we zelf zeggen geestelijk te zijn, anderen die afdwalen, terecht brengen. Welnu, als de liefde Gods in onze harten is uitgestort zullen we niet alles op alles zetten om iemand van Christus af te houden.

Zonder ook maar een ander fundament te leggen dan hetgeen gelegd is — want de liefde ziet nooit over het hoofd wat aan het geloof ontbreekt. — zullen we het „overige dat anders sterven zou" versterken. En als die liefde van God de geestelijke barometer is, dan zal het peil van onze liefde beantwoorden aan wat Johannes schrijft: „Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Christus Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen".

Wanneer we in dit licht een blik werpen op de kerk, met name op het leven van Gods kinderen, maar vooral als we ons verzekeren mogen van Gods genade, een blik werpen in ons eigen hart, dan is er plaats voor de klacht: Hoe is het fijne goud verdonkerd, hoe zijn de staven liefelijkheid en samenbinding verbroken. Echter klagen zegt niets als er geen bekéring is. En dit behoort niet in het minste tot het leven de heiligmaking, dat we horen naar de oproep van Christus. Ik denk als voorbeeld aan de gemeente van Efeze. Paulus, zo vernamen we, kon nog danken omdat hij gehoord had van hun liefde.

Maar hoe is het verder gegaan? Johannes moet in opdracht van Christus, niet eens zoveel jaren later, aan diezelfde gemeente schrijven: „Gij hebt verdragen, en hebt geduld; gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid en zijt niet moede geworden" (Openb. v. Joh. 2 : lvv).

Helaas is dat nu allemaal verleden tijd. Zoals er zoveel in onze tijd verleden tijd is.waarbij dan vooral gedacht moet worden aan het gebrek aan liefde. De brief aan Efeze gaat ook verder: „Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten".

Wie van ons, welke van onze gemeenten kunnen zich dit „tegen u" van Christus niet aantrekken? Toen men in Efeze de eerste, de tere liefde verliet, werd er als het ware een muur afgebroken. In elk geval een bres geslagen. De dwaalleer kan zonder tegenweer zo maar naar binnen lopen. Is dat niet een blauwdruk van de kerk in onze dagen?

De eerste liefde verlaten, het hart. uit de prediking weg, het hart uit de onderlinge gesprekken weg. En Efeze gooiden ze nog alles over boord. Er waren gemeenten die al veel verder weg waren. Pergamus bijvoorbeeld waar ze de leer en het leven van de Nikolaieten aanhingen. Nikolaieten behoorden tot de secte van geestelijke vrijbuiters. die zeiden dat er in de gemeente alle ruimte moest zijn voor lieden, die, op welke perverse manier ook, htin vleselijke lusten konden uitleven. En wat wordt er op dit terrein niet verschrikkelijk veel getollereerd ook binnen de grenzen van de christelijke gemeente! Nu, zover was het in Efeze gelukkig nog niet gekomen. Waren ze beter? Stonden zij boven Pergamus en boven Thyatire, waar zelfs een tweede Izebel haar verleidende invloed wist te laten gelden? Zeker, een christelijke levensstijl is niet verwerpelijk, wel meer en meer aanbevelenswaardig. Maar er moet méér zijn. Er moet een draagvlak zijn voor die levensstijl en levensheiliging. Het draagvlak van de liefde tot God en de liefde tot de broeders. U moet niet alleen u in het negatieve opstellen, dit niet en dat niet. Niet alleen maar haten. Ook liefhebben. Nu dat ontbrak er aan in Efeze. Het hart, de liefde. Dan wordt alles hard en star en kil en dan komt men in een dode orthodoxie terecht. Wettisch leven is nog niet uit liefde de wet van Christus vervullen. Ontbreekt dus de liefde, dan hoeft de rechtzinnigheid niet weg te zijn, de ijver voor de waarheid evenmin, maar dan treedt er wel verharding en

verstarring - op. Het mededogen gaat weg en we zetten ons af naar de ene en de andere kant, maar de tranen waarmee Jezus weende over Jeruzalem ontbreken. Wie zegt dan nog van ons: Ziet hoe lief zij elkander hebben?

Nu eindigt Christus Zijn brief aan Efeze niet met het constateren van hun wezenlijk gebrek, maar vermaant: „Gedenkt dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeert u, en doe de eerste werken". Ook voor de kerk van nu is er de weg terug.

Keer naar het Kruis terug, zoek weer aansluiting op de Bron, waaruit die liefde immers vloeit. Liefde in het hart wordt omgezet tot liefde metterdaad.

Welke gestalten en vormen neemt de broederliefde aan? Vele en in alle manier mogen we ook hier zeggen. De broederliefde dringt in elk geval op onderlinge vrede aan. Zij verstaat de kunst om andere broeders en zusters in hun gebreken te verdragen. De apostel noemt dat soms lankmoedigheid. De liefde heeft een lange adem. Gods liefde, waarin de liefde ademt, wel de langste. Wat meer vriendelijkheid zou in de gemeente ook niet misstaan. Barmhartigheid en bewogenheid om anderen goed te doen en allermeest de huisgenoten des geloofs, kan de broeder uit zijn nood helpen.

Elkaar trouw blijven en niet om het minste of geringste elkaar de rug toekeren zal de liefde overvloedig maken. De liefde zegt wat dit betreft nooit nu is het wel genoeg. Ze is het minst tevreden over zichzelf, en er mag eigenlijk geen eind aan komen. De broederliefde kent medelijden als er iemand valt of struikelt. Zij neemt in nederigheid steeds haar plaats in onder en niet boven de ander.

Wat een les! Wat een voorrecht als Paulus aan de Thessalonicenzen schrijft dat zij die broederliefde zichzelf niet aangeleerd hebben, maar dat God Zelf het hun geleerd heeft om elkaar lief te hebben. En als de harten al tot de rand toe met die liefde gevuld zijn, dan bidt Paulus evenwel dat ze daarin meer en meer overvloedig mogen worden. Laat het maar over de randen heenstromen. Die liefde kan vergeven, zoekt te bedenken wat waar is, eerlijk is, zuiver is. Zo geschiedt er gemeentevorming. Niet van de buitenkant naar de binnenkant, maar omgekeerd, van binnen uit naar buiten. Van Boven af, door ons heen, in het spoor van Christus voeten wassen.

Liefhebben is inderdaad het enige middel om hen die niet liefhebben tot liefhebben te bewegen en bij hen, wier liefde uiteraard nog zo zwak en gebrekkig is, deze tot rijker ontwikkeling en hoger spanning te brengen. Liefde wordt door de liefde gevoed.

Hebben wij werkelijk eerbied voor elke poging om lief te hebben, ook al is die poging nog zo zwak? Zijn onze ogen helder genoeg om te zien de stille strijd, door menige ziel tegen zelfzucht en eigen liefde gevoerd. Merken we op de hunkering om Gods liefde ook voor zichzelf te mogen kennen? Om ook te mogen weten: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Dat hoeft helemaal niet te gaan ten koste van eerlijke scherpte, en scherpe eerlijkheid. Er is zelfs sprake van opscherping in de liefde. Niet scherp kon wel eens betekenen niet écht liefhebben. Maar de broederliefde weet ook twee stappen te zetten in de richting van iemand die maar een schrede doet om ons wat naderbij te komen.

Ach, hoe menig gekrookt riet hebben wij reeds achteloos met onze voeten vertreden. Hoe menige brandende vlaswiek is er door onze koelheid, door onze ruwheid, door gebrek aan evangelie in de prediking, en door gebrek aan waardering voor het beginnend genadewerk uitgeblust. Ik hoef hier niet nog eens aan toe te voegen dat niemand deze broederliefde uit zichzelf heeft.. Ik heb het nu over die liefde, die het leven met God door Christus kenmerkt. En als Paulus van die broederliefde zegt dat zij ongeveinsd moet zijn, (Rom. 12 : 9), dan betekent dit ten eerste: ij kunnen alleen in de diepte liefhebben. In de diepte van de innerlijke verbrijzeling. Hooghartigheid maakt onze liefde onoprecht. Wie denkt dat hij uit zichzelf liefhebben kan, begaat een enorme vergissing.

Ten tweede: De liefde zij ongeveinsd, wil zeggen: we kunnen alleen om Christus' wil en in Christus liefhebben. Als de liefde van Christus door ons heengegaan is en telkens weer door ons heengaat. Tenslotte ongeveinsde liefde kan alleen maar liefhebben in de werkelijkheid, niet alleen met woorden, zelfs niet altijd met woorden, maar met de daad en in der waarheid. De liefde heeft alleen maar lief en praat er niet veel over.

De echte liefde moet ook kunnen lijden aan de miskenning, moet er tegen kunnen als men zegt: Het is allemaal zo koud. Dierbare praatjes over liefde tot de evenmens lijken zoveel hartverwarmender. Spreek echter die liefdespraat maar niet tegen. Vraag niet of Christus in Zijn liefde gekend wordt. De vlammen zouden er soms uitslaan. Maar de werkelijke liefde volhardt en neemt ook dit leed op zich. Bidt voor hen die u geweld aandoen. Zo is zij écht, ongeveinsd.

Legt u dit blad nu niet meer? Neemt u het geschrevene niet voor kennisgeving aan? Ik weet het, 't is maar een gebrekkige vertolking van de woorden Gods, maar dan wel van de Woorden Góds!

K.a.Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wandelen als kinderen van hel licht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's