Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van het Woord in 't geloofsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van het Woord in 't geloofsleven

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(12)

Twee van de drie kriteria voor de echtheid van het krijgen van woorden bespraken we de vorige keer. Het derde, het belangrijkste tevens willen we nu onder de ogen zien. Moet het zogenaamde gekregen woord ten eerste passen in de omstandigheden, ten tweede met het geloof gepaard gaan en door het geloof aangenomen worden, in de derde plaats moet het overeenkomstig het Woord van God zijn.

Van de eerste twee kriteria geldt dat ze min of meer subjectief zijn. Maar deze laatste maatstaf is de meest objectieve die er is. Waarom dan daar niet eerst mee begonnen? Omdat ik dit laatste het belangrijkste vind en het u in wel scherpen dit nooit uit het oog te verliezen. Want met het kriterium van de omstandigheden en met de vraag naar het geloof in het Woord kom je nooit helemaal uit. Wel met het Woord zélf. De Heilige Geest geeft nooit woorden om er een soort rustbank van te maken, maar om er mee werkzaam te zijn in het onderzoek van Gods Woord. Hiermee wordt meteen afgesneden de gedachte als zou God ons in het krijgen van woorden nieuwe openbaringen geven. Het spreken van de Geest is helemaal Schriftgebonden. Men krijgt geen woorden die niet in de Bijbel staan, of stemmen die ons iets zeggen los van het Bijbelwoord. Men ziet niet iets een engel of zo dan alleen in zijn inbeelding en het is bedroevend om waar te nemen hoe men op dit „horen" en „zien" helemaal buiten de kennis van eigen verlorenheid om, en buiten de kennis van Christus om gerust gaat sterven.

Ja, soms nog boos wordt als men al deze dingen aanmerkt als niet genoeg voor de eeuwigheid. Dat bizarre vindt men het ware. Maar laat u niet bedriegen. Wij weten dat ook de satan zelve zich kan veranderen in een engel des lichts. Het is mogelijk dat iemand wiens leven gegrond is in het borgtochtelijk werk van Christus met een ruimte naar de hemel gaat waarbij de hemelse feestvreugde als een realiteit van zaligheid, als een hemels licht op het duister doodspad valt. Wie zal hier Gods vrijmacht betwisten? Ik geloof dat er kinderen Gods met een blik in, de heerlijkheid van dit leven zijn ingegaan in de eeuwige rust.

Maar ik geloof beslist niet dat dit voorschrift is noch minder dat het dagelijks werk is, en het allerminst dat dit grond van hun zaligheid is. Immers niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, namelijk Jezus Christus. Calvijn schrijft dan ook terecht bij Johannes 14 : 26: De Geest is geen architect van nieuwe openbaringen. Door dit ene woord de Geest zal u alles inachtig maken wat Ik u gezegd heb, mag en van de hand wijzen wat dc duivel onder oorwendsel des Geestes, aan verzinsels van en beginne heeft binnengehaald." En erens anders schrijft hij: De Mohammeanen en de Paus hebben dit beginsel geeen, dat in de Schrift niet de volmaaktheid er leer is vervat maar dat iets hogers is eopenbaard, door den Geest. Uit diezelfde misvatting hebben de Anabaptisten en Libertijnen onze dagen hun fantasterijen geput."

Zijn wij geheel vrij van deze mohammedaanse, roomse, en doperse trekken? Een ieder onderzoeke zichzelf in het licht van Gods Woord en toetse daaraan zijn eventuele dromerijen. Hoevaak komt het niet voor dat men woorden uit zijn verband rukt, en die zomaar ergens op laat slaan. Als we een woord van God krijgen, door de Geest met kracht op het hart gebonden, dan zal het zaak zijn om met dit woord terug te gaan naar de Schrift. Het op te zoeken, het na te lezen in het verband. Onze situatie met het verband waarin de tekst voorkomt te vergelijken, en zo er op te letten of het overeenkomstig de Schrift is wat we zeggen. Dan gaan we eerlijk met onszelf om en dan zult u zien dat vanuit het verband waar de tekst of de psalm van spreekt er des te meer licht valt over wat Gods mond aan mij heeft toegezegd. Hier hebben wij heel voorzichtig te wandelen. Immers ook bij de kinderen Gods zijn de vergissingen niet denkbeeldig. Wie kan zeggen dat het hem of haar nooit overkomen is dat een bepaald Schriftwoord wel met duidelijke sprake tot u kwam, maar dat het op een verkeerde wijze werd toegepast. Dan hebben wij ons in de toepassing vergistr'maar niet God in zijn spreken. Daarom is^-het wel goed niet al te haastig de buurt in te gaan en overal te vertellen wat we wel gekregen hebben. Werk het eerst maar uit of liever laat God het uitwerken. U bent niet geroepen om als een soort profeet door het leven te gaan, maar de roeping te gehoorzamen om acht te geven op het profetisch woord dat zeer v^st is. Er kan dwaling zijn zonder opzettelijk bedrog.

Er worden soms voorspellingen gedaan omdat we een gekregen woord te haastig naar onze richting ombuigen, terwijl God zegt: Miin gedachten zijn niet uw gedachten en Mijn wegen zijn niet uw wegen. Een stil opzien tot de Heere dwingt meer respect af en zal voor een ander en voor onszelf vruchtbaarder zijn dan al dat gejaag en gedraaf, waar geen mens mee gebaat is. waar soms de Naam des Heeren mee gesmaad wordt. Het is duidelijk dat we niet mogen staan naar allerlei invallende woorden, noch minder dit als het kenmerk van waarachtig geestelijk leven mogen beschouwen. Wij worden geroepen te wandelen in de wegen des Heeren. Niet het onverwachte en het ongedachte en het ongewetene maakt de dingen echt, maar de bediening des Geestes in de door de Heere voorgeschreven weg. De bede mag ons dan wel op het hart geschreven staan: Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast.

Het best is het krijgen van zulk een belofte te vergelijken zoals Woelderink het ergens doet, als hij met onderkenning van dc gevaren, met erkenning van het schuldig ongeloof en met belijdenis van Gods onbezweken trouw tevens zegt: „Toch willen wij hier evenzeer waarschuwen voor een minachten van wat een werk des Geestes genoemd mag worden en de gelovigen zeer dierbaar is. Als Jezus de in de golven wegzinkende Petrus de hand reikt, dan is deze handreiking voor hem iets van grote waardij, een bijzonder bewijs van des Heeren liefde. Zo is ook de handreiking des Geestes . waarover wij sprekeja, voor hen die daardoor uit de kuil werden opgetrokken, of op de' rechte weg gebracht een hemelgave, die niet genoeg gewaardeerd kan worden. De grote betekenis daarvan ligt hierin, dat de Heilige Geest als Hij een belofte bindt op het hart, met de belofte het geloof geeft, zodat met kracht de duisternis van het on-en kleingeloof doorbroken wordt en de hemel zich ontsluit voor één die zichzelf ten dode opgeschreven waande" (J. G. Woelderink, Verbond en Bevinding, blz. 172).

Laten wij nu komen tot een afronding van ons onderwerp. Wij hebben getracht u duidelijk te maken welke plaats het Woord in het daar voor ons ligt en zoals het geloofsleven inneemt. En dan kunnen we gerust zeggen dat het Woord de allesbeheersende plaats inneemt.. Het Woord zoals het daar voor ons ligt en zoals het in de prediking tot ons komt wel in de allereerste plaats. „Het Woord is de geestelijke apotheek waarin alle middelen voor alle kwalen aanwezig zijn" (I. Kievit).

De Geest leidt in alle waarheid en het geloof in die waarheid van Gods getuigenis is beslist niet een stelen zoals men wel denkt. Dan zou het krijgen van woorden geen stelen of nemen of pakken zijn? Zo zwart-wit wordt het wel voorgesteld. Ik ben het daarmee volstrekt niet eens. Laten we niet vergeten dat het „krijgen" van woorden het „stelen" of „nemen" van beloften niet uit hoeft te sluiten. Arglistig is het mensenhart, ja dodelijk is het meer dan enig ding.

Hier zijn er al wat die van elders zijn ingeklommen. En ze roepen maar: ik heb dit gekregen en ik heb dat woordje gekregen, maar hebt u ook Christus als uw Zaligmaker omhelsd zoals Hij u midden in uw verlorenheid in het gewaad der Schrift is geopenbaard?

We mogen aan het krijgen der woorden niet alles ophangen. Dan zou de kamerling uit Handelingen 8 volgens deze opvatting heel niet goed bekeerd zijn. Kreeg die man woorden? Helemaal niet. Hij kocht het Woord en daarmee kocht hij de waarheid. Hij las in het Woord en het Woord ging spreken. Hij kreeg een uitlegger op zijn wagen en die zei niet, nu moet je maar verder wachten tot er een Woord van de hemel in je hart valt, maar beginnende van die Schrift verkondigde hem Jezus. Hoort u, de prediking^bracht de kamerling tot omhelzing van Christus tot het geloof in Hem, tot overgave aan Hem. Let er toch meer op dat nabij u het Woord is. Want als ons leven nauwer aan het Woord is gebonden, aan de prediking en ook aan het sacrament, dan is het krijgen van woorden in engere zin meer betrouwbaar.

Pas er maar goed voor op om geen jacht te maken op woorden om toch wat voor een

ander te lijken. Dan perst men zich in een houding om toch ook maar iets te vertellen te hebben onder de vromen. Is dat niet erg gevaarlijk? Want hoe komt men er aan en wat doet het? De eerste vraag ook in de pastorale zorg en in de omgang met mensen moet niet zijn of men een woordje heeft gekregen, maar of u Jezus hebt ontmoet in het leven en in de prediking van het Woord.

Niet het krijgen van een woord, maar de persoonlijke omgang met Christus bij de opening der Schriften is de grondslag voor ons geestelijk leven. U moet zich niet laten leiden door de vrees weinig te vertellen te hebben. Door bepaalde voorwaarden aan elkaar te stellen wordt het echte geestelijke leven maar te dikwijls in de hoek gedrukt. Als iemand die de vrijheid in Christus mag kennen veel omgaat met mensen die niet in die vrijheid staan, ja die vrijheid zelfs niet eens begeren, dan raken ze in de strik van een bekrompenheid die als het normale geestelijke leven beschouwd wordt. Dan zet men de domper op het leven des geloofs. Dat kan ons van het Woord afleiden in de duisternis en dat heeft tot gevolg dat we de grondslag van ons geestelijk leven verschuiven vanuit de eeuwige vastheid in Gods beloftewoord naar het gevoelsleven. Op den duur gaat het zó overheersen dat we Gods Woord alleen nog maar geloven als we het weer eens voelen dat het waar is. Zijn we dan met al onze woordenkrijgerij niet bezig om het Woord los te laten en ons over te geven aan twijfelzucht?

Het is toch niet te hopen dat u te laat ontdekt dat de grond uwer zaligheid niet kan bestaan in het gekregen hebben van een tekst of versje, maar dat ge had moeten komen tot de levende kennis in het geloof van Christus als uw Borg en Zaligmaker, Die onze toegang is tot de Vader.

Me dunkt dat we ruime plaats gegeven hebben aan de mogelijkheid van de bijzondere bemoeienis des Geestes in het schenken van een Woord dat ons brengt waar God ons wil hebben. Hetzij in het stof hetzij dat we opgeheven worden tot de lof aan Zijn genade. De lof zal de vernedering in het stof niet uitsluiten, maar bevorderen en het gebogen zijn in het stof zal de lof hoger doen rijzen.

Maar bovenaan moet blijven staan de we leven in de verbanden waarin de Heere ons heeft gezet, in de gemeenschap der Kerk onder Woord en sacrament. Daar spreekt de Heere tot ons geregeld, niet af en toe. Daar krijgen we niet af en toe een woordje, maar vinden we het hele Woord en Christus is het die door Zijn Geest het verstand opent, opdat we Schriften zouden verstaan.

Hoort wat de Geest tot de gemeente zegt. Zo krijgt ons leven een vaste gang in het Woord. Er zijn mensen aan wier genadestaat men overigens niet hoeft te twijfelen, die eigenlijk leven op het krijgen van teksten. Maar u moet maar eens opletten hoe onvast ze zijn in het geestelijk leven. Het lijkt wel of ze van de ene tekst naar de andere vliegen als een vogeltje dat van de hak op de tak wipt. Is het dan niet beter net als de mus en de zwaluw uit Psalm 84 uw nest te bouwen bij Gods altaren? Tc nestelen in het onderzoek, het lezen en de prediking des Woords?

Waar het omgaat is dat wij leven uit de bron en niet bij losse invallende teksten of waarheden. Om het ontmoeten van Christus als de Bruidegom onzer ziel en deze ontmoeting geschiedt in onze verlorenheid. Om een vaste gang in het Woord. Want soms als ge van al de belevenissen op de hoogte gehouden wordt, dan vraagt men zich toch wel af: waar blijft Jezus?

Soms maakt men ook verschil tussen een voorkomende en een indalende waarheid. Een voorkomende waarheid is dan van minder betekenis dan een inkomende. Een voorkomende waarheid is een woord dat ons even te binnen schiet, maar het laat niets na. Als een vogel die over het water scheert en er trekt een flauwe rimpeling over het water als hij het oppervlak even met zijn vleugels raakt. Een inkomende waarheid grijpt dan de mens aan tot in zijn diepste wezen, het laat wat na, het is een spreken Gods waaraan niet te twijfelen valt.

Ik kan me in deze onderscheiding wel vinden, maar ik zou me ook kunnen voorstellen dat iemand uit zekere voorzichtigheid dit krijgen van woorden meer aanduidt als het vóórkomen van een waarheid, dan als , , ik kreeg met kracht".

Gods Woord gaat toch wel met kracht gepaard, ook al zeggen wij het er niet bij. De normale voeding des geloofs is nog steeds de bediening des Woords en al wat daarbij hoort. Het beste .tegenwicht tegen allerlei uitwassen blijft nog altijd de levende bediening des Woords.

Dit woorden krijgen in de prediking moet bij een gezond geestelijk leven regel zijn, naar luid van de eis en belofte des Heeren. Het krijgen van woorden en het nemen van woorden is geen tegenstelling in het geloof. En het echte nemen des geloofs is geen stelen, want het is slechts aannemen wat van Boven gegeven is. Van rustdag tot rustdag verkeren in het Huis en onder het Woord des Heeren dat maakt bijbelse christenen, die zich niet laten drijven op een enkele tekst, maar zich laten leiden door het Woord.

Hoort aandachtelijk naar Mij en uw ziel zal leven.

Wanneer wij deze stroom voorbijgaan en wil leven van het woorden krijgen alleen, is 't geestelijk leven wel zeer arm geworden en zijn we op een dwaalweg. Wanneer men dan bovendien nog het beekje afdamt van de stroom en zich onttrekt aan de geregelde Woordbediening en zich met meenemen van anderen terugtrekt in een geestelijk gettho, dan is het water weldra troebel, een modderpoel gelijk.

„Mijn geliefden, wacht u hiervoor. Want het geloof in zijn eigen natuur een vaste grond zijnde, rust ook op de vaste grond van Gods onfeilbaar Woord" (A. Comrie).

K. a. Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De plaats van het Woord in 't geloofsleven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1981

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's