Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanvaarden of afwijzen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanvaarden of afwijzen?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

De — in vergelijking tot Calvijn — ietwat mildere hervormer van Zurich, Zwingli's opvolger aldaar: Heinrich Bullinger behandelt de leer der uitverkiezing niet zoals Calvijn — aan het slot van de heilsleer, maar... 1 ) in verband met Schepping en Voorzienigheid. De vierde 'Sermoon' van de vierde Decade heeft immers tot opschrift: , , Dat God de Schepper aller dingen is/ende alle dingen door zijn voorsieninghe regeert/daer ooc van den goeden wille Gods tot ons/ende van de predestinacie ghehandelt wort". En met dit feit vervalt dus heel dr. Graaflands betoog tegen mannen als wijlen W. a Brakel en ds. G. H. Kersten. Ook Calvijn had heel goed zijn leer van Gods voorbeschikking kunnen vastknopen aan die van de Voorzienigheid Gods. Calvijns traktaten over Gods voorbestemming en Voorzienigheid zijn dan ook door Henry Cole in 1950 gezamenlijk uitgegeven in de Engelse taal.

Hoewel niet onbelangrijk, is deze schikking der onderwerpen een formele kwestie, waarmee we ons nu niet langer willen bezig houden. 2 )

Werpen we nu eens een blik in de brieven van Calvijn, die speciaal over de Leer der eeuwige voorbestemming — zowel verkiezing als verwerping — handelen, naar aanleiding van Calvijns strijd met Hieronymus Bolsec.

Bolsec blijkt een rasechte remonstrant te zijn, wanneer hij (II. p. 573) leert, dat de mensen niet zalig worden, omdat zij uitverkoren zijn, maar uitverkoren werden, omdat zij geloofden; en dat niemand, krachtens Gods besluit, verworpen wordt, tenzij men zich aan de algemene verkiezing onttrekt. Bolsec richtte zich speciaal tegen de verkiezingsleer, in Calvijns Institutie. Bolsec leerde, dat de verkiezing van het geloof afhangt (zie de hele brief nr. 327). Aan Christophe Fabri te Neuchatel schrijft Calvijn hierover, w.s. in deze zelfde tijd. Volgens Calvijns weergave, zei Bolsec „openlijk, dat de genade, die in hen werkt tot de zaligheid zonder onderscheid aan allen aangeboden wordt; en dat de éen ze aanneemt en de ander ze afwijst, dit verschil is in 's mensen eigen (vrije) wil gegrond". Ja zelfs, zegt Calvijn, leert hij, , , dat allen zo met een vrije wil zijn toegerust, dat aan allen de mogelijkheid gegeven is, de zaligheid te verkrijgen." In bijzijn van vijftien predikanten en nog andere getuigen, zegt Calvijn, heeft hij Bolsec in hun 'congregatie' uit zijn tent gelokt. Wat Bolsec twee-, driemaal beweerd had, herriep hij ineens, en zo draaide hij maar steeds in éenzelfde kring rond.

„Hij kan ook helemaal niet einders. Want wanneer wij niet belijden, dat, wie tot Christus komt, van de Vader getrokken is (vgl. Johs. 6:44) en dat het de bijzondere werking des Heiligen Geestes in de verkorenen is, dan moeten wij óf allen zonder onderscheid verkoren zijn, óf de oorzaak der verkiezing moet in ieders verdienste liggen. — Bolsec geeft toe, dat alle mensen van nature verdorven zijn, maar dat Gods genade allen aangeboden wordt tot verbetering van de aangeboren verdorvenheid. Nu beweert hij, dat sommigen dankzij hun vrije wil deze verbetering toelaten — waardoor zij dan werkzaam wordt —, maar anderen wijzen die krachtens - dezelfde vrijheid af. Wie ziet niet dat Gods raadsbesluit aan de menselijke wil ondergeschikt gemaakt wordt? — Men houde toch eens op, om de bron en eerste oorzaak van het verschil tussen verkorenen en verworpenen in de menselijke wil te stellen, wanneer men tenminste voor Gods verkiezing nog enige ruimte wil laten."

Ik kan niet nalaten ook nog enkele fragmenten aan te halen uit de brief, die Calvijn op 1 januari 1552 de Raad van Genève deed toekomen no. 333, pg. 579), nadat op 22 dec. 1551 Hieronymus Bolsec tot eeuwige verbanning uit Genève veroordeeld was:

„Het is dwaas, wanneer sommigen de verkiezingsleer bestrijden, omdat het Evangelie een kracht Gods tot zaligheid genoemd wordt om allen, die geloven, zalig te maken (zie: om. 1 : 16). Hun moest dan ook in de geest komen, vanwaar het geloof ontstaat Nu zegt de Schrift echter overal, dat God aan Zijn Zoon geeft die Zijne waren; dat Hij roept, die Hij verkoren heeft: n door Zijn Geest laat wedergeboren worden, die Hij als Zijn kinderen aangenomen heeft; tenslotte, dat die mensen geloven, die Hijzelf innerlijk (in het hart) geleerd heeft en heeft aan hen de macht van Zijn arm geopenbaard."

In onmiddellijke aansluiting hierop betoogt Calvijn. dat Gods kinderen echter hun heilszekerheid niet in de verborgen raad Gods behoeven te zoeken, maar in Christus:

„Dat is de weg, die Gods kinderen moeten bewandelen, opdat ze noch hoger vliegen dan recht is, noch in een labyrinth geraken, dat dieper is dan men wenst"

We menen in het bovenstaande te hebben aangetoond, a. dat voor Calvijn de leer van verkiezing en verwerping van fundamentele betekenis is geweest; b. dat hij wars van alle remonstrantisme, alle zaligmakende genadegaven Gods uit deze verkiezing afleidt, en c. de kinderen Gods met Gods openbaring in Christus tevreden stelt.

Waar dr. Graafland met zijn leerstelsel terecht komt, is nu nog niet te zeggen. Op pg. 55 schreef hij: „Maar zien wij het verbond als de belovende God, die zijn reddende hand tot ons uitstrekt", enz. Daar beluisteren we — alweer — niets van Calvijns schriftuurlijke leer: de trekking des Vaders, de krachtdadige werking des Geestes (alleen in de uitverkorenen), de wedergeboorte tot het nieuwe leven, met daarachter de aanneming tot kinderen, en de eeuwige verkiezing tot zaligheid.

Hij die ons altijd beschuldigt van een 'systeem', zit zelf in een verbonds-systeem verstrikt. Ik heb nergens ooit, bij wie dan ook, gelezen, dat Gods verbond 'Zijn reddende hand' is, die God tot ons uitstrekt; alsof het dan verder van ons aanvaarden

of afwijzen afhing. Het betekent 's mensen schuld, inderdaad, die 'hand' niet te zien en niet te aanvaarden; maar het is verkiezende genade, in de weg van krachtdadige roeping, wedergeboorte en een geschonken geloof, die 'hand' aan te nemen. En, helaas!, van dat werk des Geestes i n ons blijkt de natuurlijke mens een vijand. Hij kan het, naar Paulus' woorden, ook niet verstaan.


1 ) Zie: Heinrich Bullingers Huysboec (1566), naar de foto-copy van 1965. fol. 179.

2 ) Alleen kan men zich afvragen, hoe het mogelijk is, dat Calvijn in zijn Institutie — na de bespreking der praedestinatie — ertoe komt, dan pas de „roeping" (vocatio) te behandelen. Immers, de roeping Gods is toch het eerste werk-in-de-tijd, dat God de zondaar schenkt! Voor Calvijn lag het zó, dat de uitverkiezing door de roeping bevestigd en bekrachtigd wordt.

Tenslotte verkijke men zich niet op deze volgorde. Het stuk der kerk en de heilsmiddelen (Doop en Avondmaal) komen nog later (in Boek IV) aan de orde. Door héél zijn Institutie heen — en ik hoop dat nog nader aan te tonen — spreekt Calvijn over roeping, verkiezing, verwerping enz.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Aanvaarden of afwijzen?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1966

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's