Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johan van der Hoeven, Karl Marx, The Roots of His Thought, Van Gorcum, Assen, 1976,109 blz.

Het is bekend, dat de laatste jaren de belangstelling voor Marx' werk duidelijk is toegenomen. Tal van sociologen zoals b.v. Collins en Makowsky (1972) en economen zoals Hunt en Sherman (1972) onderstrepen het belang van Marx' gedachten voor hun vakgebied. Onlangs nog verscheen aan de V.U. een economisch proefschrift over Marx' meerwaarde theorie (Van Drimmelen, 1976). Vaak wordt daarbij Marx niet al te dogmatisch benaderd. Men gaat na wat men bij hem aan waardevolle inzichten vindt en laat zijn theorieën die men onjuist of minder vruchtbaar acht voor wat die zijn. De vraag kan gesteld worden of dat wel zo gemakkelijk gaat. Marx was een zeer scherp denker die zich rnet de samenhangen op een breed gebied bezighield. Het lospellen van elementen uit een groter geheel kan dan ook bij Marx een netelige zaak zijn. In het laatste decennium, dat een groeiend revolutionair elan toont, richtte de aandacht zich vooral op Marx' werk uit zijn jongere jaren. Deze stukken spreken aan door hun soms wat journalistieke en pittige stijl. In die tijd was Marx vooral nog filosofisch bezig; hij formuleerde toen voor zich de grondslagen voor zijn kijk op de dingen. Later werkte hij dit in economische zin uit. Boeken als Das Kapital waren daarvan het resultaat: een monumentaal werk, maar ook wel met zeer langdradige stukken. Voor een beter zicht op Marx' vakwetenschappelijk werk is kennisname van zijn filosofische achtergrond een belangrijk element. Het is dan ook prettig een boek onder ogen te krijgen als dat van J. v. d. Hoeven over de wortels van Marx' denken.

Van der Hoevens boek is ontstaan in 1971 toen hij in de U.S.A. een reeks colleges over Marx gaf. Het is duidelijk afgestemd op studenten die al het een en ander van of over Marx hébben gelezen. In de eerste hoofdstukken wordt een korte uiteenzetting gegeven over filosofen die hun invloed hebben gehad op Marx: Kant en Hegel. Vooral Hegels theorie over de dynamiek in de geschiedenis en zijn visie op de staat en de mens in de samenleving vormden voor Marx een uitgangspunt van zijn denken, waarbij hij zich overigens scherp tegen zijn leermeester afzette. Aan de hand van een aantal citaten uit zijn geschriften die hij rondom 1844 schreef (Marx was toen 26 jaar), wordt daarna Marx' stellingname tegenover Hegel geschetst en verduidelijkt.

Van der Hoevens aanpak kan getypeerd worden als "transcendentaal kritisch": hij laat Marx telkens aan het woord en gaat daarna proberen de wortels van het geschrevene bloot te leggen, door aan te geven hoe Marx' overtuiging soms welhaast onbewust in zijn filosofische werk doorspelen. Verder legt hij verbanden met andere filosofen en verduidelijkt de soms duistere passages. Overigens verzwijgt hij zijn eigen overtuiging niet. Vooral in de laatste twee gedeelten van het boek wijst Jiij op bescheiden, maar indringende wijze op de christelijke belijdenis van de verlorenheid van de mensen buiten Christus. Hiertegenover staat dan Marx' humanisme met zijn ideeën van emancipatie en zelfverwerkelijking. De tekstueel analytische methode biedt het voordeel dat men niet alleen over iemand leest, wat men al zo vaak doet, maar ook van iemand. Bepaalde bekende uitspraken, zoals "Godsdienst is opium van het volk" kunnen zo in hun context gelezen worden.

Een belangrijke vraag die men zich bij filosofische literatuur mag stellen is, in hoeverre daarmee ook niet-filosofen waaronder beoefenaars van vakwetenschappen gediend worden. Vooral hoofdstuk 5 over Marx' "Filosofische en Economische Manuscripten" kan onder dit gezichtspunt beschouwd worden. Het bevat een behandeling van Marx' opvattingen over de vervreemding van de arbeid en over de dynamiek bij de overgang van het stelsel gebaseerd op het private eigendom naar het communisme. Marx' ideeën over vervreemding worden tegenwoordig in allerlei richtingen binnen de economie en sociologie uitgewerkt. Het is opvallend hoe sterk zijn gedachten hieromtrent beïnvloed zijn door een filosoof als Hegel. Dit gedeelte maakt weer eens duidelijk dat bepaalde begrippen uit de vakwetenschappen diep in de levensbeschouwing geworteld kunnen zijn. Ook de in het boek behandelde relatie tussen theorie en praxis en de bespreking van Marx' materialisme zijn van direkte betekenis voor beoefenaars van vakwetenschappen. Een probleem is echter, dat het boek te moeilijk zal zijn voor de velen die niet ingewijd zijn in het filosofisch denken uit de 18e en 19e eeuw. Van der Hoeven doet overigens wel zijn best de lezer zo nu en dan gerust te stellen. Na een paragraaf die wel zwaar op de maag moet vallen schrijft hij dat de behandelde zaak inderdaad erg lastig is. Na een schets van de zeer abstracte Hegeliaanse filosofie, die de lezer het gevoel kan geven dat het over iets onwezenlijks gaat, krijgt hij de aardige opmerking te horen dat Marx precies hetzelfde gevoel had. De conclusie kan zijn, dat wie zich wil oriënteren rondom de persoon en de werken van Marx beter terecht kan bij het zeer lezenswaardige boek van Banning (1960) of bij de bijdrage van Kraan (1957) die duidelijk vanuit christelijk perspectief schrijft. Wie echter dieper wil en kan graven vindt in Van der Hoevens werk een waardevol studieobject

Amstelveen P. Rietveld

AANGEHAALDE LITERATUUR:

Banning, W., Karl Marx, Aula 45, Het Spectrum, Utrecht, i960.

Collin, R. en M. Makowsky, The discovery of society, Random House, New York, 1972

Drimmelen, W. van, Meerwaarde en Winst, Meinema, Delft, 1976.

Kraan, K. J., Marx, in Denkers van deze tijd III, Wever, Franeker, 1957.

Hunt, E. K. en H. J. Sherman, Economics, an introduction to traditional and radical views, Harper & Row, New York, 1972

B. Goudzwaard, Kapitalisme en vooruitgang; een eigentijdse maatschappijkritiek, Van Gorcum, Assen 1976.

Onlangs verscheen een belangwekkend boek van Goudzwaard, hoogleraar economie aan de V.U., getiteld "Kapitalisme en vooruitgang" met als ondertitel: een eigentijdse maatschappijkritiek. Om verschillende redenen is het boek van belang. In de eerste plaats, omdat Goudzwaard zich al eerder op dit terrein heeft begeven (proefschrift, oratie) en voor diegenen, die van deze werken kennis hebben genomen, is het interessant de verdieping en verbreding, die Goudzwaards gedachten hebben ondergaan, te volgen. Daarnaast is Goudzwaard politiek actief - hetgeen tegenwoordig niet ongewoon is onder professoren. Hij was voorzitter van de C.D.A.-programcommissie. In het C.D.A. program "Niet bij brood alleen" komen we herhaalde malen opvattingen tegen, welke ook in het bovengenoemde boek te lezen zijn. Ik acht het heel goed denkbaar, dat het boek Kapitalisme en vooruitgang als basis gaat fungeren voor de maatschappij-visie van het C.D.A. Het boek is geboren uit een zekere onvrede over de oplossingen, die worden aangedragen om de huidige maatschappelijke problemen het hoofd te bieden. Te weinig wordt naar Goudzwaards mening doorgestoten naar de gemeenschappelijke culturele en maatschappelijke wortels, welke de problemen met elkaar verbinden. Vandaar zijn boek over de relatie tussen economische orde en cultuur. Hij legt zich daarbij wel een beperking op, want een algemene verhandeling over de relatie tussen de economische orde en de cultuur is niet door één persoon te schrijven. Hij beperkt zich tot het beschrijven van de relatie tussen het kapitalisme, als meest kenmerkende westerse maatschappijvorm en het vooruitgangsgeloof, het meest dominante motief in de westerse cultuur. De huidige crisis in het westerse kapitalisme wordt geplaatst tegen de achtergrond van de historische relatie tussen het kapitalisme en het vooruitgangsgeloof. In de eerste twee delen van het boek wordt het ontstaan van de kapitalistische maatschappijorde uit de middeleeuwse samenleving en de verdere ontwikkeling van het kapitalisme tot op vandaag toe beschreven. Dit historische exposé maakt duidelijk, dat het westers vooruitgangsgeloof, ontstaan ten tijde van de renaissance en verder ontwikkeld door denkers uit de tijd van de verlichting, keer op keer van beslissende betekenis is geweest voor de vormgeving van het kapitalisme. De middeleeuwse samenleving was statisch en vertikaal gericht; het economisch leven was ingebed in allerlei sociale rechten en plichten. Het kapitalisme daarentegen is dynamisch en materialistisch; economie en techniek kunnen zich vrij ontwikkelen, moeten dat zelfs, omdat alleen daardoor vrijheid en vooruitgang gerealiseerd kunnen worden. Een voorwaarde voor de overgang van de middeleeuwse maatschappijorde naar de kapitalistische, is het opzij zetten van veel middeleeuws gedachtengoed. Het is de renaissance, die hierbij behulpzaam is. Wanneer eenmaal de vooruitgang is bewerkstelligd, volgt de fase, waarin de mensen zich moeten aanpassen aan de eisen van verdere economische en technologische expansie. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door de opkomst van allerlei evolutionistische gedachtenstelsels in de 19de eeuw (Darwin, Spencer, Marshall). Door de invalshoek, die Goudzwaard heeft gekozen, wordt er minder aandacht besteed aan materiële faktoren, terwijl deze toch wel van belang zijn geweest (b.v. de overgang van het systeem, waarin de ruil plaats vindt in natura naar de geldeconomie). Daarentegen valt het op, dat de steeds verder gaande bemoeienis van de overheid met het economisch leven wordt verklaard vanuit de eisen van het economisch systeem zelf en dat de veranderingen in de politieke opvattingen (mede tengevolge van de kracht van het vooruitgangsgeloof?) naar het tweede plan worden geschoven. In het derde deel beschrijft Goudzwaard de schaduwzijden van de vooruitgang. Het natuurlijk milieu wordt vernield, het economisch systeem dreigt ten onder te gaan aan structurele problemen en de mens bezwijkt bijkans onder de last van de aanpassing aan de vooruitgang. Deze dialektiek in het kapitalisme is niet zo verwonderlijk, wanneer we letten op de dialektiek in het vooruitgangsgeloof tussen het beheersingsmotief en het persoonlijkheidsideaal. Na de bespreking van een aantal door anderen voorgestelde oplossingen (Marcuse, Reich, Galbraith, club van Rome) presenteert Goudzwaard zijn eigen visie. Nodig is een ontsluiting van de samenleving. Het leven moet weer worden genormeerd in plaats van te worden gericht op een alles beheersend samenlevingsdoel. Ons dagelijks handelen moet een levend antwoord aan God en de medemens zijn. De economie moet zich richten op de eisen van het rentmeesterschap en de techniek moet beantwoorden aan de norm van onderlinge creatieve dienstverlening. Het geheel overziende kan men niet anders dan tot de conclusie komen, dat Goudzwaard een zeer waardevol boek heeft geschreven. Men behoeft het niet met alle details eens te zijn om toch van de juistheid van het hoofdthema van het boek overtuigd te zijn. Het onderkennen van de samenhang tussen het kapitalisme en het vooruitgangsgeloof werkt zeer verhelderend bij het bestuderen van de huidige maatschappelijke problemen. De praktische betekenis van de uitwerking, die Goudzwaard aan zijn gedachten geeft voor de normering van de economie en de techniek is niet altijd direkt duide lijk. De opvatting b.v. dat de techniek bescheiden, menselijk of sociaal verbindend moet zijn doet sympathiek aan, maar het is niet eenvoudig om van een bepaalde technologie te zeggen, dat deze menselijk dan wel onmenselijk is. Dit doet niets af aan de waarde van het formuleren van allerlei normen, maar geeft wel aan, dat voor de praktische toepassing nog veel studie vereist is. Ik zou willen besluiten met de opmerking, dat ieder die geïnteresseerd is in de oorzaken van de crisis van het westers kapitalisme, dit boek moet lezen.

Gouda K. B. van Popta

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1977

Radix | 76 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1977

Radix | 76 Pagina's