Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE NOOD DER KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NOOD DER KERK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is volkomen naar de Schrift, dat de kerk eenmaal zal komen in de grote krisis van het eindgericht. Dat moet ons niet vreemd voorkomen. Ook dit behoort tot de dingen, waarvan wij lezen: „Ziet, Ik heb het u voorzegd”. Niettemin predikt ons dit de schuld, de grote schuld van de kerk, het van God en Zijn Woord afgedwaald zijn en het verkiezen van eigen wegen, het verlaten van God, de Bron en Springader des levens, en het zichzelf bakken uithouwen, gebroken bakken, die geen water kunnen bevatten.

Wanneer wij deze schuld een ogenblik zien, dan zullen wij ook ontdekken de nood der kerk. Een nood zó groot, dat het ons wel mocht doen uitroepen: „Och, dat mijn hoofd water ware en mijn oog een springader van tranen, zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks”.

En nu is de nood in de nood, dat er zo weinig geweend wordt! Dat men de nood nog wel ziet, maar er toch overheen leeft, en ondanks alles telkens weer overgaat tot de orde van de dag.

Dan wordt dit de nood in de nood als in vervulling gaat: „Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren höre, noch met zijn hart versta, noch zich bekere en Hij het geneze”.

Moeten wij ons telkens dan niet afvragen: ziet men dan niet? Hoort men dan niet? Merkt men dan niet op, dat Gods gerichten dwars door de kerk heengaan?

Enkele weken terug werd in ons blad iets gemeld over de ontzettende dingen, die in een blad van de jongeren naar voren kwamen. Wij hebben dat gelezen. Velen schudden een ogenblik het hoofd, maar alles gaat weer gewoon verder.

Geen protest!

Geen vermaan!

Geen doorvoelen van de ernst, dat God uiteindelijk niet met Zich zal laten spotten.

Men gaat over tot de orde van de dag.

Laatst hebt u in „de Wekker” kunnen lezen hoe het er in Amerika naar toe gaat. Gesproken werd over de Presbyteriaanse Christ Church in Burlington. Het besluit werd genomen om op de aangekochte grond geen kerkgebouw op te richten, maar zich te bezinnen op de noodzaak van een levende kerk. In deze kerk wordt op zondag geen dienst gehouden. De volgende verklaring werd uitgegeven: „Wij geloven, dat het voor alles het doel is van de kerk uit te vinden waar God aan het werk is en Hem daar te volgen. Wij geloven, dat God aan het werk is in onze stad Burlington, in onze huizen, in kerken en scholen, gevangenis, het stadhuis, de achterbuurten en de nachtklubs, overal waar het tot spanningen komt, individuele en sociale. En wij geloven daar aan het werk te moeten gaan om God op Zijn weg te volgen”.

De gemeente werd in verschillende missiegroepen verdeeld. Alleen op de eerste zondag van de maand kwam een feestelijke bijeenkomst, waaraan alle gemeenteleden aktief deelnamen. „Het is een hele dag — zo meldde men — van samenzijn in Christus. Begonnen met het houden van het avondmaal met eigengebakken brood en zelfgemaakte wijn. Samen avondmaal houden, samen een picknick lunch eten en delen in elkanders belevenissen van de maand. De mannen zonder das, de vrouwen in katoentjes, met kinderen en honden mee”.

De leden van de gemeente vinden dit prachtig. Een dokter schrijft, dat zijn dochtertje van 12jaar hem vertelde, dat ze stierf van verlangen om 18jaar te zijn en op te kunnen houden met de „poppenkast” van zondagmorgen. Bedoeld werd de zondagmorgendienst, omdat de middagdienst reeds lang was afgeschaft. Deze enige dienst wordt dan „poppenkast” genoemd. Dat is dan misschien het enige ontdekkende woord wat dat kind gesproken heeft, want als een morgendienst is ingesteld in de geest als hierboven genoemd, dan is het ook „poppenkast”.

Inmiddels is het wel diep ernstig als deze dingen moeten worden gesignaleerd. Spreekt hierin niet een stuk van de nood, de grote nood en schuld van de kerk?

En wat doen wij daar nu mee?

Rustig ons er bij neerleggen? Het hoofd schudden, en dan maar weer verder gaan?

Wij lazen in een ander blad in een stukje van nota bene een theologisch kandidaat het volgende: „Een groeiende groep christenen heeft geen aardigheid meer in de zondagse kerkgang. Wat daar gebeurt slaat nergens op. Kerkdiensten zijn geen werkvergaderingen, vinden zij. En ze blijven thuis, overigens vaak met een kruimeltje schuldgevoel”. De schrijver schijnt het daar goed mee eens te zijn, want hij schrijft verder: „Wij zullen heftiger moeten opkomen voor de veelvormigheid van de gemeente van Christus. En kunnen dus ’s zondagsmorgens zonder schuldgevoel thuisblijven”.

Dezelfde lijn trekt ook de bekende Prof. Dr. Kuitert. Hij schrijft: „Opgroeiende jongeren doen niet meer mee. Gepakt door Jezus, afgestoten door de kerk. Ouders zijn aan de rand geraakt. Dat was natuurlijk nooit de bedoeling, maar een dergelijke kerk was ook niet de bedoeling, en willen ze als eerlijk mens nog ademhalen, dan moeten zij voor hun besef zo gauw mogelijk eruit”.

Het artikel eindigt met de mogelijkheid, dat God ons te verstaan geeft, dat de tijd van de kerk als instituut, zoals wij dat kennen, voorbij is, en dat wij nieuwe tijden tegemoet gaan, waarin het volk van God meer de wereld dan het bestaande kerkelijke instituut nodig heeft om God en de naaste te dienen. Alweer een symptoom van de nood, de grote nood van de kerk als zelfs een hoogleraar, die een „voedsterheer” van de kerk moest zijn, deze dingen stelt.

Mogelijk hebt u ook gelezen over de aktie van Rotterdamse jongeren, die een werkprogram hebben klaar gekregen, handelende over: „daadwerkelijke mondigheid in de kerk”.

Wij lezen in dat rapport: „Zaken, die in de organisatie van de kerk nu overbodig geworden zijn, moeten verdwijnen of vernieuwd worden. De huidige kerken boeien niet meer, verhelderen weinig en zijn vervelend of nietszeggend, zowel in hun leer als in hun prestaties. Er moet een mentaliteitsverandering komen, een nieuw inklusief denken, dat er van uitgaat, dat „mijn heil” niet verkregen wordt ten koste van of zonder de ander, maar alleen als de mens tegelijk het heil van de ander beoogt en bevordert. Deze jongeren verlangen naar een aktiekerk, en daarom zeggen zij, dat de kerk in zijn huidige vorm overleefd is. De vernieuwing van de kerk moet beginnen bij de kerkdienst. De preek moet een inleiding worden, en daarin moet exakt aangegeven worden wat er in deze tijd van de kerkmensen gevraagd wordt. De preek moet dus geheel op het doen gericht zijn.

Zij wensen ook niet langer, dat het mondige lidmaatschap is verbonden aan het belijdenis doen. Zij vinden het absurd als je dit jazeggen tegen God ook in de kerk wil belijden, datje eerste verantwoording aan een kerkeraad moet afleggen. Zij willen geen „gratis lidmaatschap” via de belijdenis. Wij zijn — zo zeggen zij — al mondige leden als wij God aanvaard hebben als onze God en Zijn geboden onderhouden en ernaar leven.

Hoe komt in al deze dingen de nood, de grote nood der kerk naar voren. De grote nood en ook de grote blindheid en onkunde betreffende God en Goddelijke zaken.

Hoe groot is de nood! Hoe groot is het verval! Hoe groot is onze schuld! Hoe weinig doorvoelen wij daarvan!

Hoe weinig beleven wij onze gemeenschappelijke schuld in deze nood!

Wat moet het woord van die heidense schipper ons tot inkeer brengen, die, toen de storm van het oordeel Gods ging over de zee, een slapende Jona toeriep: „Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien zal die God aan ons gedenken, dat wij niet vergaan”.

Ons blad „Bewaar het Pand” bedoelt niet anders dan zulk een oproep uit te laten gaan tot de kerk in nood, en dan mag dit ons tot troost zijn bij het bulderen van de storm, bij de verwoestingen, die God aanricht in het kerkelijke leven: „Doch nog een tiende deel zal daarin zijn, en het zal wederkeren, en zijn om af te weiden; maar gelijk de eik en gelijk de haageik in dewelke na de afwerping der bladeren nog steunsel is, alzo zal het heilige zaad het steunsel daarvan zijn”, Jes. 6 : 13.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

DE NOOD DER KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's