Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pinksterbeweging VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pinksterbeweging VI

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI

REMONSTRANTSE TENDENSEN

De doop is bij de Pinkstergroepen, zoals wij zagen, meer een vrome belijdenisdaad dan een genadedaad Gods.

Een soortgelijke verschuiving valt ook met betrekking tot het geloof op te merken — het een hangt met het ander samen.

Het geloof is meer een daad van de mens dan een gave Gods.

Men moet „Christus aannemen”. Men moet „zich aan Jezus overgeven”.

De uitdrukking „aannemen” is niet onschriftuurlijk (vgl. Joh. 1 ; 12 en Col. 2 :6). en het is ook niet af te keuren, als men spreekt van overgave van zichzelf aan de Here Jezus Christus. Wij bidden bij de viering van het Avondmaal, dat God door Zijn Heilige Geest wil bewerken, dat wij ons met waarachtig vertrouwen aan Zijn Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven.

Maar men kan met deze woorden ook iets anders bedoelen!

Hier verwijs ik naar een discussie tussen de redacteur van het blad „Kracht van Omhoog” en een Geref. predikant, ds. A. S. Timmer te Rotterdam.

Toen „Kracht van Omhoog” beweerd had, dat het geloof in de Heilige Geest tot een formule en tot een nietszeggende frase geworden was behalve in de prediking van het „volle evangelie”, vroeg ds. Timmer: „Is het een nietszeggende frase als wij belijden, dat de Heilige Geest in ons het geloof werkt en dat Hij het is. Die ons toeeigent wat wij in Christus hebben, de afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven.

Daarop antwoordde de heer J. E. van den Brink in zijn blad (22 febr. 1963), dat God de mens toch de geest schonk met het geloofsvermogen. Het geloof van de mens heeft de eigenschap, dat het zich door de wil ergens op richten kan. „Niet de Heilige Geest eigent ons toe wat wij in Christus hebben, maar door het geloof eigenen wij ons op grond van zijn Woord zijn volbrachte werk toe”. „Wanneer wij leren dat de Heilige Geest het speciale „zaligmakende” of „ware” geloof geeft, dit dan weer onderscheiden van het historisch geloof en het tijdgeloof, enzovoort en van het natuurlijke geloof in de psychologie, schuiven wij de verantwoordelijkheid van de mens geheel van ons af en is de oproep: „Geloof in de Here Jezus en gij zult behouden worden” een frase”. In dezelfde geest wordt in het Kerstnummer van 1963 commentaar gegeven op een verslag van een lezing over de Pinksterbeweging: „Men verwerpt de Pinksterbeweging, omdat deze ervan uitgaat, dat de mens vrij kan kiezen. Indien dit niet zo was, behoefde Jezus niet te nodigen: Wie dorst heeft, die kome en wie wil, neme het water des levens om niet. Dan kon hij het volk te Jeruzalem niet verwijten: Gij hebt niet gewild”.

Het blad „Heilsfontein” roept geregeld op tot een „beslissing”.

Het wordt de lezers voorgezegd, wat zij bidden en waarvoor zij danken moeten, zo in de stijl van: „Here Jezus, ik kom tot U en ik vraag U vergeving voor mijn zonden. U weet alles, wat er gebeurd is. Ik dank U, dat Uw bloed mij reinigt van mijn schuld. Gij zijt op aarde gekomen voor alle mensen, ook voor mij. Ik neem nu een beslissing. Ik zet een streep onder mijn oude leven. Ik geef nu mijn leven aan U. Ik dank U dat U mij nu vrijmaakt”.

In tal van opwekkingssamenkomsten volgt men dezelfde methode en niet zonder succes.

Maar niet alles wat voor geloof gehouden wordt, is echt geloof!

PERFECTIONISTISCHE TREKKEN

Het grote werk, waarin Kurt Hutten de sekten beschrijft (Seher, Grübler, Enthusiasten, 1953) bevat een hoofdstuk onder de titel: De schrede boven de recht-vaardiging uit.

Daarin behandelt hij de Pinksterbeweging en enkele andere groepen, waarbij het streven naar heiligheid grenst aan het perfectionisme of zelfs overgaat in perfectionisme. Dat wil dus zeggen, dat men leert dat de volmaaktheid reeds in dit leven bereikt kan worden.

De Pinksterbeweging bewoog zich in haar eerste periode al in deze richting. Vandaar dat een aantal Duitse christenen) er in de zgn. Berlijnse verklaring van 1909 scherp tegen gewaarschuwd heeft.

In die verklaring wordt o.m. opgemerkt, dat de onbijbelse leer van het zogenaamde reine hart — volgens deze leer zou de inwonende zonde in een begenadigd en geheiligd christen uitgeroeid zijn — bevorderlijk geweest is voor de groei van de Pinksterbeweging. Dan wordt gezegd, dat deze dwaalleer reeds vele kinderen Gods onder de vloek van de onoprechtheid tegenover de zonde gebracht heeft, en hen de ogen heeft doen sluiten voor zonden in hun gedachten, voor zonden, bestaande in nalatigheden, in het blijven beneden de hoge norm van Gods geboden. Droevige ervaringen leren, dat daar, waar men beweert een toestand van zondeloosheid bereikt te hebben, de gelovige zover kan komen, dat hij niet meer in staat is een zonde te erkennen.

De oud-heilsofficier G. R. Polman, die in ons land de eerste voorganger was van een Pinkstergroep, sprak op perfectionistische wijze over de reinheid van hart, die de hoogste trap van geestelijk leven zou zijn. Op dit niveau zou men niet meer behoeven te bidden: Vergeef ons onze schulden…

In het nog betrekkelijk gematigde blad „Kracht van Omhoog” is meer dan eens kritiek gemaakt op Zondag 44 van de Heidelbergse Catechismus, omdat daarin beleden wordt, dat ook de allerheiligsten, zolang zij in dit leven zijn, maar een klein beginsel van de (nieuwe) gehoorzaamheid hebben. Dat zou een geraffineerde vorm van ongeloof zijn!

Er schuilt in het beklemtonen van de vrije wil een reactie op een valse lijdelijkheid, en in de oproep tot volmaaktheid een afwijzing van alle geestelijke gemakzucht.

Maar wij zullen vooral met de methodistische inslag in de leer van de Pinkstergroepen moeten rekenen!

De heer Van den Brink vond in een kerkelijk blad een artikel onder het opschrift: „Van armoe tot armoe”, waarvan de slotzin luidde: „Het christenleven, Joost, is werken, vechten, zuchten”.

In „Kracht van Omhoog” viel hij daar fel tegen uit (5 oktober 1962). Zijn repliek was: „Van armoe tot armoe is het evangelie van de duivel. Van heerlijkheid tot heerlijkheid, van kracht tot kracht, van overwinning” tot overwinning, is het evangelie van Jezus Christus. Is het wonder dat men op een duivels fundament zonde op zonde stapelt? In de liturgische gebeden van de gereformeerde kerken lazen wij in het avondgebed de volgende zinsnede: „En nadien wij deze dag niet doorgebracht hebben, zonder tegen U grotelijks gezondigd te hebben”. Met dit fundament onder de voeten weet men ’s ochtends al wat men ’s avonds en zijn gehele leven lang belijden moet. Wij hebben grotelijks gezondigd betekent toch: wij hebben verschrikkelijke zonden bedreven. Waar blijft hier het fundamentele geloof in God: „Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde?” (Judas 24). Op het liturgisch fundament zal men zijn zondaar-zijn-tot-de-dood tot het einde belijden en dan zal de Here zeggen: „Gaat weg van Mij, gij werkers der ongerechtigheid, want ik ken u niet!”

Men heeft gelijk, als men „van armoe tot armoe” als een onjuiste typering van het leven van de christen beschouwt.

Er staat in 2 Cor. 3, dat wij van heerlijkheid tot heerlijkheid veranderen. Maar in één Schriftwoord wordt niet alles gezegd.

Het blijft een strijd ons leven lang. Als wij met de zonde gebroken hebben, zijn wij nog niet boven alle zonde uit.

Want wij struikelen allen in velerlei opzicht (Jacobus 3:2).

Er zijn teksten, die op de klank af aan een volmaaktheid van de gelovigen doen denken, maar die, als wij ze lezen in hun verband en Schrift met Schrift vergelijken, toch geen grond geven aan de gedachte, dat Gods kinderen in dit leven al zover zullen komen, dat zij geen zondaren meer zijn.

Men kan dat alleen maar volhouden als men zich niet meer toetst aan de heilige wet van God.

En inderdaad lezen wij in de geschriften en bladen van de Pinksterbeweging dikwijls, dat de wet heeft afgedaan. Wij moeten nu door de Geest leven en de Geest en de wet zijn tegenstellingen.

In een uitvoerig stuk, geadresseerd aan „de geestelijke leiders in de Gereformeerde gezindte!”, zegt de heer P. N. Kruyswijk Jr., die vroeger Geref. predikant was, maar zich bij de Pinkstergroepcn heeft gevoegd, met een beroep op Rom. 7 :4-6 en Gal. 2 : 19: „U hebt met heel die wet niets meer te maken! Want Christus is gestorven, en opgewekt, en nu is er een heel nieuwe manier van leven mogelijk geworden, niet meer onder de wet, maar door de Heilige Geest!” Even verder: „Wij mogen leven in een nieuw leven, dat niet meer van buiten af geregeld wordt door de wet, maar van binnen uit door de Geest Gods, die in de nieuwe bedeling voor „alle vlees” bedoeld is.”

Hij is er op tegen dat de wet des Heren in de kerkdiensten wordt gelezen, want als de wet de regel der dankbaarheid moet zijn, zullen wij leven zonder de blijdschap van de volkomen verlossing in Jezus’ bloed en kruis.

De Catechismus had volgens hem na de drie stukken van ellende, verlossing en dankbaarheid een vierde stuk moeten geven van het overwinningsleven in Christus! (Kracht van Omhoog, 15 juni 1962).

De rechtvaardiging staat bij de Pinkstergroepcn geheel in de schaduw van de heiligmaking.

Hiermee hangt samen, dat Christus meer gezien wordt als ons grote Voorbeeld op de weg van de totale heiliging dan als onze Borg.

Door Zijn zalving met de Heilige Geest is Hij de volmaakte mens. „Jezus overwon, niet omdat Hij God was, want Hij had „zichzelf onledigd”, maar omdat Hij gedoopt en vervuld was met Gods Geest”.

Stelde men het verzoeningswerk van onze Here Jezus Christus maar meer in het middelpunt! Over zonde en genade, over rechtvaardiging en heiliging zou dan anders gesproken worden.

EEN GEKLEURDE VOORSTELLING VAN DE EINDTUD

In de Pinkstergroepen leeft een sterke toekomstverwachting.

In sektarische kringen wordt trouwens veel nagedacht over de wederkomst van Christus’ en hetgeen daarmee in verband staat.

Maar het is de vraag, of Hij op bijbelse wijze verwacht wordt.

Het ontbreekt niet aan chiliasten. Het thema van de profetieën is telkens: de wereldwijde zendingsopdracht van de gemeente in de eindtijd, de aanstaande verdrukking, de wegneming van de gemeente en de komst van het duizendjarig vrederijk.

Als voorbeeld geeft Hutten het droomvisioen van de Amerikaanse evangelist Burton Ellis. Hij zag hoe tal van antichristelijke machten (materialisme, communisme, atheïsme) zich als angstwekkende gestalten op de gelovigen stortten. Over de mensheid kwamen plagen en grote ellende. Toen zag hij overal grote evangelisatietenten, gevuld met mensen. Dat waren geestelijke centra, waarin mannen, vol medelijden en vol van kracht, met een bijzondere boodschap gereedstonden om de mensen uit al die ellende tot Christus te brengen. Over de gelovigen, die onvoorbereid waren en die in het geloofsleven waren achtergebleven, braken vervolgingen los, en de „christenen van de voorhof” moesten verschrikkelijke dingen meemaken. Daarop volgde de eerste wederkomst van Christus en Zijn vereniging met de bruidsgemeente, die Hem tegemoet gevoerd werd, en Zijn tweede wederkomst om de antichristelijke macht te breken en het duizendjarig rijk te stichten.

Er zijn er, die zich te buiten gaan aan wilde fantasieën. Een Duitse Pinkstergroep, de „Broederschap: De Koning komt”, maakte een visoen als volgt wereldkundig: „Opgelet, opgelet! Hier spreekt de wereldzender „Zion”! Aangesloten zijn alle zenders van de aarde met inbegrip van de televisiestations. Halleluja! Ere zij het Lam! Extra-bericht van de Koning der koningen Jezus Christus! De engel, die voor God staat, die de sleutels en de volmacht over de afgrond heeft, viel zojuist de draak aan, de oude slang, en bond hem met de ketenen van de duisternis en van de toorn Gods voor duizend jaren in de afgrond. Alle rijken der aarde staan van nu af aan onder de absolute macht en soevereine heerschappij van Immanuël, de Koning de koningen, der verrezen Zoon des mensen Jezus Christus, en onder het rechtvaardig bestuur van Zijn priesters en koningen”.

Over de volgorde van de gebeurtenissen en over het duizendjarig rijk wordt overigens verschillend gedacht. De chiliastische tendensen en de voorspellingen ten aanzien van de toekomst, die aan het adventisme herinneren, zijn wel opmerkelijk maar niet algemeen.

Wel staat voor allen vast, dat de komst van Christus wacht op de vohnaking van de gemeente. En de volmaking van de gemeente moest wachten op een nieuwe uitstorting van de Heilige Geest: de spade regen.

De profetieën van Joël zouden nog slechts voor een deel in vervulling zijn gegaan. De eigenlijke vervulling zou nog moeten komen.

Toen de Heilige Geest werd uitgestort, was het de tijd van de vroege regen, en nu is er de spade regen, die de geestelijke oogst tenvolle moet doen rijpen. Dat de eindtijd is aangebroken, is af te leiden uit bepaalde tekenen: dat het evangelie verkondigd wordt aan alle volken en dat de staat Israël is gesticht, maar vooral uit de uitstorting van de Heilige Geest in de twintigste eeuw, waaruit de Pinksterbeweging zegt te leven.

Deze beweging zou een laatste genadeteken zijn voor een wereld, die het eindgericht tegemoet gaat (Steiner).

Het treft ons in al deze beschouwingen over de toekomst, dat de Pinkstergroepen zichzelf centraal stellen. Het gaat in „de laatste dagen” om de gemeente, die met de gaven van de Geest is toegerust. De bruidsgemeente is de gemeente van hen, die gedoopt zijn met de Heilige Geest!

Hoe levendig de verwachting van de komst van Christus hier ook moge zijn, wij kunnen ons ook in dit opzicht niet met de gedachten van deze groepen verenigen. De wederkomst van Christus wordt feitelijk afhankelijk gemaakt van een bijzondere vorm van vroomheid, waar ernstige bedenkingen tegen in te brengen zijn.

Het is het typisch sektarische absolutisme, dat tot uiting komt in de stelling, dat de Pinksterbeweging de beslissende rol in Gods heilsgeschiedenis speelt.

Maar de bijbelse eschatologie wordt omgezet in een apocalyptische apotheose van de sekte. Hier ontvangt ze definitief van God de plaats, die haar toekomt, het loon voor haar trouw, en de heerschappij over de wereld. Kortom, het geweldige slotdrama van de wereldgeschiedenis onthult zich als een apocalyptische zegepraal van de sekte.

Het gericht over deze zelfoverschatting laat echter niet op zich wachten. De apocalyptische wissels van de sekte worden door God niet ingelost. Hij richt Zich niet naar hun geschiedenisprogramma”s en eschatologische kalenderindelingen. Hij gaat souverein Zijn eigen gang (vgl. K. Hutten, Geloof en sekte, blz. 101-108).

„TWAALF ARTIKELEN”

We besluiten ons overzicht van de opvattingen van de Pinksterbeweging met de samenvatting in 12 punten, die „Heilsfontein” gaf.

Volgens dit maandblad „tot verspreiding van het volle evangelie” wordt dit alles geloofd en geleerd.

1. Wij geloven in de Bijbel als het geïnspireerde, onfeilbare Woord van God.

2. In een Enigen God, Schepper, Onderhouder en Rechter van alle mensen. Die zich openbaart in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest.

3. in de zondeval van het eerste mensenpaar en de erfelijke verdorvenheid van ”t ganse mensdom.

4. in de menswording van Christus, de Zoon van God, in Zijn aan ”t kruis volbrachte verzoening en verlossing voor alle mensen die in Hem geloven, en in Zijn lichamelijke opstanding.

5. dat alle mensen zalig kunnen worden, doch alleen door ’t geloof in Jezus Christus, zonder toevoeging van eigen werken.

6. in de bekering en wedergeboorte des harten door de Heilige Geest, gehoorzaamheid des geloofs.

7. in de noodzakelijkheid der bediening van de waterdoop uitsluitend aan gelovigen en van het Heilige Avondmaal ter nagedachtenis aan Jezus” Kruisdood, Opstanding en Wederkomst.

8 in de Doop met de Heilige Geest, gepaard gaande met de Schriftuurlijke tekenen van spreken in tongen en profetie.

9. in de Goddelijke genezing van lichamelijke ziekten, op grond van ”t volbrachte verlossingwerk op Golgotha.

10. in de gaven des Heiligen Geestes en de Bijbelse ambten, tot opbouwing van het lichaam van Christus.

11. in de spoedige wederkomst van onze Heiland en de opname der gelovigen, vóór de aanvang van het duizendjarige rijk op aarde.

12. in het laatste oordeel. In de eeuwige gelukzaligheid voor alle kinderen Gods en de eeuwige straf voor alle onboetvaardigen.

Niet alle Pinkstergroepen zullen deze „twaalf artikelen” van woord tot woord onderschrijven — van een bindende belijdenis wil men trouwens niet weten en de verscheidenheid is in deze kringen groot — maar zij zullen hun gevoelens er toch wel in hoofdzaak in weergegeven vinden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

De Pinksterbeweging VI

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's