Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 19 (artikel 18)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 19 (artikel 18)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De menswording van Jezus Christus
In artikel 18 handelt Guido de Brès over de menswording van Jezus Christus. Dit artikel is te zien als een nadere uitwerking van artikel 17, waarin staat dat God Zichzelf heeft begeven om gevallen mensen te zoeken en de belofte van Zijn Zoon te geven. In artikel 18 wordt de lijn van wat God gedaan heeft verder doorgetrokken: ’Wij belijden dan dat God de belofte die Hij aan de oude vaderen gedaan had door de mond van Zijn heilige profeten, volbracht heeft, zendende Zijn eigen, eniggeboren en eeuwige Zoon in de wereld, ten tijde door Hem bestemd.’
Artikel 18 is sterk gericht tegen de ’ketterij van de wederdopers, die loochenen dat Christus menselijk vlees van Zijn moeder aangenomen heeft.’ De wederdopers ontkennen dat Jezus vlees en bloed van Maria heeft aangenomen. Adam kon immers geen goede vruchten voortbrengen? Volgens de wederdopers werd Christus niet úit Maria, maar dóór Maria geboren. Men had daarbij wonderlijke voorstellingen. Er werd gedacht aan een zaad van de Vader dat in de akker van Maria gezaaid is.
Zijn vlees zou door een Goddelijke schepping in Maria geschapen zijn. Het lichaam van Christus zou in de hemel als een kleed in een koffer geweest zijn en door Hem zijn aangedaan bij Zijn komst naar deze aarde.
Op deze wijze wordt miskend dat Christus úit Maria geboren is. Volgens deze ketterij heeft Hij slechts in Maria vertoefd als een gast in de herberg of als water in een vuile goot. Ongetwijfeld spreekt bij deze vreemde gedachten mee dat de dopersen geen oog hadden voor het lichaam zoals God het in Zijn schepping gegeven heeft. De dopersen waren zo overgeestelijk, dat ze het natuurlijke leven als ongeestelijk verachtten.

De noodzaak van de waarachtige mensheid van Christus
In de ketterij van de wederdopers wordt dus de ware mensheid van Christus ontkend.
Daarmee wordt in feite tegelijk ook de verlossing van de Zijnen ontkend. Het is immers noodzakelijk dat Christus de mens in alles gelijk is geworden en de natuur heeft aangenomen, waarin deze gezondigd heeft.
Hij heeft de ware menselijke natuur aangenomen naar lichaam én ziel, om zo die beide te verlossen, zo schrijft Guido de Brès. Hij is door de geboorte uit Maria werkelijk mens geworden om de volkomen zaligheid te verdienen.

De menswording van Christus
Christus is het Zaad van de vrouw, zoals in de moederbelofte is toegezegd (Gen. 3:15). Jesaja heeft reeds beschreven hoe de menswording van de Zoon van God zal plaatsvinden: Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten (Jes. 7:14). De engel Gabriël verkondigt Maria dat God haar uitverkoren heeft om de moeder van de Heiland te zijn: En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS (Luk. 1:30). Als Maria dan zegt dat ze geen man heeft, zegt de engel wat er zal gebeuren: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden (Luk. 1:35). God is geopenbaard in het vlees! (1 Tim. 3:16)

Zonder erfzonde
Guido de Brès schrijft dat Christus de ware menselijke natuur heeft aangenomen, met al haar zwakheden, uitgenomen de zonde.
De Heere Jezus had geen erfzonde. Hij werd geboren zonder erfschuld, de erfsmet is aan Hem niet doorgegeven. Hij is namelijk niet geboren door toedoen van een man, maar door de krachtige werking van de Heilige Geest. Deze ontvangenis uit de Heilige Geest in de moederschoot van Maria was geheel bovennatuurlijk, een wonderwerk van God. Zijn geboorte uit Maria was echter weer wel gewoon natuurlijk. Christus had wel een ware menselijke natuur, maar geen zondige natuur. Hij nam de verzwakte menselijke natuur aan van na de zondeval. Dit betekent dat Hij is onderworpen geweest aan honger, dorst, vermoeidheid, ontroering en allerlei in zichzelf niet-zondige zwakheden.
De Zoon des mensen is een geheimenis: wel waarachtig mens, en toch de Heilige. Dat is niet te begrijpen. Daarom wordt de maagdelijke geboorte, zoals die in dit artikel wordt verwoord, in brede kring verworpen. Maar Guido de Brès schrijft met autoriteit: ’alzo dat Hij in der waarheid onze Immanuël is, dat is: God met ons.’ Christus is Immanuël geworden, doordat Hij het vlees en bloed van het menselijk geslacht heeft aangenomen. Daar hangt de zaligheid van af. Wij hebben God naar recht tégen ons gekregen. Wie daaraan voorbijgaat, begrijpt ten diepste deze Naam niet. Voor zo iemand is het vanzelfsprekend dat God mét ons is.
Echter, in onze belijdenis gaat het om de rechtvaardige God, Die vordert dat de menselijke natuur, die gezondigd heeft, voor de zonde betaalt. Wie met die God in zijn leven te doen krijgt, komt erachter dat het van ’s mensen kant onmogelijk is met Hem verzoend te worden. Voor zo een wordt deze Naam zo rijk van inhoud en troost. Immanuël, God met ons. Het gaat dan om God Die werkelijk God en mens is, en Die daarom mensen met God kan verzoenen en verenigen (zie kanttek. Jes. 7:14).

God en mens
De Heere Jezus is dus God èn mens in één Persoon. Het onderscheid in de naturen moeten we ons steeds goed bewust zijn. Hij wordt als mens geboren, groeit op, neemt toe in kennis, lijdt en sterft. Als mens is Hij de dienstknecht van de Vader, weet Hij niet wanneer de laatste dag komt en zoekt Hij Zijn eigen eer niet.
Als God is Hij echter alwetend, almachtig en eeuwig. Als God zegt Hij: Eer Abram was, ben Ik (Joh. 8:58).
Als God lezen we van Hem dat Hij de gemeente verkregen heeft door Zijn bloed (Hand. 20:28 met de kanttek.), dat zij de Heere der heerlijkheid gekruisigd hebben (1 Kor. 2:8) en dat de discipelen het Woord des levens aanschouwd en getast hebben (1 Joh. 1:1). We moeten er steeds goed op letten dat Hij is de Middelaar Gods en der mensen, Die duidelijk openbaarde dat Hij waarachtig God en waarachtig rechtvaardig mens is. Dat lost veel schijnbare tegenstrijdigheden op.

De gestalte van een dienstknecht
Guido de Brès schrijft dat de Zoon van God de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen. Hij is gekomen om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen (Matth. 20:28).
Hij heeft Zich vernederd. Niet de menswording als zodanig was vernederend, maar wel de ontluisterde staat waarin de mens zich bevond als gevolg van de zonde. Hij heeft de gedaante van een knecht aangenomen en Zijn Goddelijke natuur schuil laten gaan onder de dekmantel van het vlees, net als het heilige der heiligen schuil ging achter het voorhangsel. En dat voorhangsel scheurde bij Zijn sterven!
Christus heeft Zich ontledigd in een ware menselijke natuur, zo merkt Calvijn op (Institutie, 2.13.2). De Goddelijke heerlijkheid hield voor een tijd haar glans in, zodat slechts de menselijke gestalte zichtbaar was, in onwaardige en verachtelijke omstandigheden. Kernachtig wordt dit omschreven in Fil. 2: 6-8: Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn; Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

De medelijdende Middelaar
Over de twee naturen van Christus is nog veel meer te zeggen. Guido de Brès gaat er in artikel 19 uitvoerig op in. We hopen daar een volgende keer over te schrijven. We besluiten met een kernachtige samenvatting van artikel 18 en een oproep: Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd (Hebr. 4:15, 16).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 19 (artikel 18)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's