Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONZE Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE Catechismus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In die vijandschap tegenover God staat de mensch ook in vijandschap tegenover zijn naaste. Mozes en Aäron waren kinderen des doods geweest, zoo de Heere het niet voor hen opgenomen had tegenover Israël.

Wat is 't toch noodzakelijk, dat de mensch in zijn vijandschap verslagen wordt, om God in Zijn rechtvaardigheid en souvereiniteit te leeren lieven en omhelzen.

En zoolang hij die plaats niet heeft ingenomen, moet hij in het tuchthuis blijven om nog meer door den tuchtmeester geslagen en gestriemd te worden. De donder der wet komt met steeds meer kracht op hem aan.

Het eerste gebod zegt, dat God een eenig Wezen is en dat Hij recht heeft op uw hart en leven. Daar u andere goden hebt gediend en uw hart hebt gegeven aan de ijdelheden der heidenen, moet Hij u straffen.

Het tweede gebod zegt, dat God een geestelijk Wezen is en dat Hij door het geestelijke beeld van Zijn gerechtigheid en heiligheid wil gediend worden. Maar u dacht den Heere te dienen met 't gouden beeld van eigenwillige godsdienst en daarom moet 't zwaard van Zijn verbolgenheid u straffen.

Het derde gebod zegt, dat God een heilig Wezen is en dat Hij daarom de ontheiliging van Zijn Naam niet ongestraft kan laten.

't Was u toch bekend, dat den Heere niets meer vertoornt dan de ontheiliging van Zijn grooten Naam en daarom moet U gesteenigd worden.

Het vierde gebod zegt, dat God een dienenswaardig Wezen is en dat u Zijn dag ontheiligd hebt met uw lusten te doen op den Sabbath kan u niet onbekend zijn. U moet gedood worden gelijk die man in de woestijn, die hout ging lezen op den Sabbath.

Het vijfde gebod zegt, dat u 't gezag van uw naaste hebt te eerbiedigen. En u waart uw vader en uw moeder niet gehoorzaam en niet onderdanig. U hebt ze onvriendelijk bejegend en soms harde woorden toegevoegd en daarom zal uw lamp uitgebluscht worden in dikke duisternis.

Het zesde gebod zegt, dat u 't leven van uw naaste niet moogt aanranden. De Heere wil, dat we hem zullen liefhebben als onszelf en hoeveel moorden en doodslagen hebt ge in Uw hart al niet begaan, die ge zeker ten uitvoer zoudt gebracht hebben, als de Heere u niet bewaard had. Voorwaar, vernieling en ellende is in Uw wegen en den weg des vredes hebt ge niet bewandeld en daarom kan de eeuwige vrede uw deel niet zijn.

Het zevende gebod zegt, dat u de vrouwen van uw naaste niet moogt onteeren. En dat hebt u toch gedaan, al waart u door Gods bewarende hand in 't oog van anderen omtrent uw zedelijk leven onberispelijk. Met uw hart hebt u geleefd in de zonde van hoererij. 't Is niet mogelijk, dat u in 't Koninkrijk der hemelen kunt ingaan, want daar zal niet inkomen, wat onrein is.

Het achtste gebod zegt, dat u 't goed van uw naaste niet wederrechtelijk tot u moogt nemen. En hoe sluw hebt u dat gedaan, om voor 't oog van de menschen den naam te behouden, van eerlijk te zijn. U hebt van de armen gestolen door niet te geven, wat God in uw hart gaf om te geven. Hij is een kenner der harten en Hij zal u straffen, gij gierigaard.

Het negende gebod zegt, dat u den naam van uw naaste niet moogt onteeren. En 't is gehoord, dat ge om uw naam te redden en om uw kwaad te dekken een valsch getuigenis kwaamt te geven van een ander. Ik zeg u, dat uw naam zal vergaan met die der goddeloozen.

Het tiende gebod zegt, dat u niet zult begeeren, wat van uw naaste is. Nooit waart u tevreden met hetgeen God u gegeven had en wat een ander had was mooier en beter en werd door u begeerd. Hadt u alleen Gods zalige gunst en gemeenschap begeerd, dan waart u in dit tuchthuis niet gekomen, maar nu moet ik u in Zijn naam tuchtigen, want u is een onverbeterlijk zondaar.

Een ding hoor ik hier niet en dat is: tegenspraak. 't Wordt beaamd: Ik ben van nature geneigd, God en mijn naaste te haten. Wat zou ik gelukkig zijn, zoo ik die vijandschap kon teniet doen in mijn hart en die liefde kon verwekken, om God en mijn naaste hartelijk lief te hebben.

De plaatsen van hun eenzaamheid zouden er van kunnen getuigen, hoe zij die ellende, die boosheid en vijandschap voor God belijden en beweenen. Zij zeggen: „Ik ben verzwakt en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruisch mijns harten."

Zoo brengt de Heere het bedrukte volk in den smeltkroes der ellende om gelouterd te worden, doch niet als zilver.

Hoor maar: ,,Zie, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver; Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende". Jes. 48: 10.

De smeltkroes der ellende is onderscheiden van den smeltkroes van het zilver des geloofs en 't is voor ons geestelijk leven van beteekenis 't onderscheid te kennen. De smeltkroes des geloofs gebruikt God om Zijn volk te zuiveren van het schuim der ongerechtigheid, maar de smeltkroes der ellende om ze te zuiveren van het schuim der eigengerechtigheid.

In den smeltkroes des geloofs komt de Heere Zijn beeld in ons meer tot openbaring te brengen, maar in den smeltkroes der ellende 't beeld van Adam.

Uit den smeltkroes des geloofs komt Gods kind op met de zekerheid, dat men in Christus voor God rechtvaardig is, maar uit de smeltkroes der ellende met de zekerheid, dat men in Adam voor God verdoemelijk is. Zoo zien we Abraham van den berg, Job uit de gevangenis, de jongelingen uit 't vuur komen met den wasdom des geloofs, die zij in den smeltkroes des geloofs hadden verkregen.

Manasse komt op uit den smeltkroes der ellende met de bekentenis, dat de Heere God is; de verloren zoon roept 't uit dat hij gezondigd heeft en 't niet waardig is aangenomen te worden als kind van Efraïm zegt: ,,Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt; ik ben beschaamd, ja ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1946

Daniel | 8 Pagina's

ONZE Catechismus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1946

Daniel | 8 Pagina's