Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus tegenover de satan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus tegenover de satan

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de Heere zeide: imon, Simon, ziet, de satan heeft idieden zeer begeerd om te zij ten als de tarwe. Maar IK heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude: n gy, als gij eens bekeerd zult zijn, zo versterk uw broeders. Luk. 22 : 31-32

Hij is een trouwe kerkganger. Hij is er altijd. Al vroeg loopt hij tussen het kerkvolk. Ongemerkt schuift hij mee naar binnen. Hij gaat zomaar ergens zitten... Over wie hebben we het.? Natuurlijk, over de satan! Want hij is zeer kerks, hij zou niet graag een keer overslaan. Gewone kerkgangers hebben weieens geen zin, maar hij is er altijd. Gewone kerkgangers kunnen zich nog wel eens verslapen, maar hij is altijd wakker. En sommige kerkgangers kunnen hun gedachten er niet altijd bijhouden, maar de satan luistert van het begin tot het einde.

Laat hem maar goed luisteren. Dan kan hij het nog weer eens horen dat hij niet anders doet dan vechten voor een verloren zaak. Want tegenover hem staat de grote Overwinnaar Die de listen van de satan doorziet. Die geopenbaard is opdat Hij de werken van de duivel verbreken zou.

1) De begeerte van satan

Ook in de Paaszaal is de satan aktief. Eerst is hij in Judas Iskarioth gevaren. Maar wanneer Judas vertrokken is is de satan nog niet weg! Want dan zaait hij twist onder de discipelen door de vraag op te werpen wie van hen de meeste is.

We moeten maar nooit denken dat vve buiten het bereik van de satan zijn. Ook niet wanneer we het zo goed hadden onder de bediening van het Woord. Ook niet wanneer we zo versterkt zijn aan Zijn tafel. Daar komt hij wel op af...

Nee. het is echt niet overbodig dat de Heere Jezus op deze plaats en op dit moment gaat waarschuwen voor de aktiviteiten van de satan. Er is vandaag een geslacht groot geworden dat dat niet meer nodig vindt. De satan.? Kom nou, dat was een figuur voor de bijgelovige Middeleeuwen. Toen werd hij afgebeeld als een gestalte met horens en bokspoten. Maar dat zijn wij ontgroeid. We zijn veel te verlicht om daar nog in te geloven!

Je kunt de satan geen groter dienst bewijzen dan zijn bestaan in twijfel te trekken. Trouwens, als u de Heere vreest zult u wel degelijk met hem rekenen. Paulus schrijft: zijn gedachten zijn ons niet onbekend. En Jezus Zelf wijst hem met de vinger aan: Ziet, de satan!

Simon, Simon, zegt de Heere Jezus. Wanneer Hij tot twee keer toe een naam noemt, dan volgt er iets heel belangrijks. Martha, Martha...! Jeruzalem, Jeruzalem...! Saul, Saul...! Waarom zegt de Heere eigenlijk niet: Petrus, Petrus....? Simon is toch zijn oude naam.? Hij heeft toch een nieuwe naam gekregen.? Is hij die naam nu alweer kwijt.? Nee, maar Simon zal deze nacht geen Petrus zijn. Hij zal niet zo pal staan als een rots. Daarom dringt Jezus hem bewust terug naar de plaats die hij innam voordat hij Christus leerde kennen. Toen hij nog zijn oude naam Simon droeg.

Als je Petrus bent, bedoelt de Heere Jezus, dan ben je dat door Mij. Zonder Mij ben je niets. Dan ben je Simon en dan blijf je Simon.

En tegen deze Simon, en over zijn hoofd heen tegen alls discipelen gaat de Heere Jezus spreken over de begeerte van de satan. De satan heeft ulieden zéér begeerd...

De begeerten van de satan! Kunt u zeggen wat uw eigen begeerten zijn.? Zoudt u voor uw medemens, zelfs voor hen die u het naast staan, willen weten wat u begeert.? Wanneer de Heere in Zijn heilige wet zegt: Gij zult niet begeren, wie is er dan onschuldig.? En als ónze begeerten al zo zondig zijn, wat zullen dan de begeerten van satan zijn.?

SATAN. Zijn naam zegt het al: tegenstander. Hij wil precies wat de Heere niét wil. En wat de Heere wél wil, dat zal hij uit alle macht proberen te verhinderen. De begeerten van de satan druisen rechtstreeks in tegen de heilige wil van God.

Er staat in het Grieks voor 'begeren' een woord dat zwaar geladen is. Opeisen, vorderen. De satan begeert niet alleen, hij eist. Hij staat erop het begeerde te verkrijgen. Hij stelt een ultimatum. Hij eist dat Simon wordt uitgeleverd aan hem, dat alle discipelen van Christus worden uitgeleverd aan hem. Hij heeft ulieden begeerd. Het gaat hem niet alleen om Simon. Het gaat hem om alle discipelen van Christus.

Zijn we daarop verdacht, wanneer vve Christus kennen. Christus volgen, dat de satan onze uitlevering eist.? Dat hij zich geen rust zal gunnen zolang hij weet dat er mensen aan Christus toebehoren.?

En wanneer hij rondgaat als een briesende leeuw is het nog niet zo erg. Maar als hij zich voordoet als een engel des lichts...! Als het mogelijk was zou hij de uitverkorenen nog verleiden. Denk maar niet gering over de macht en de list van de satan. Wij zijn toch zwak, zijn sterkte is groot.

Wat wil de satan nu doen met de discipelen van Christus.? Hij wil ze ziften als de tarwe. Ziften met de hand, dat kunnen we ons haast niet meer voorstellen in onze gemechaniseerde tijd. In zo'n zeef zit alles door elkaar: koren, kaf, stro, steentjes, aarde. Daarom moet die zeef enige malen met kracht heen en weer geschud worden. Want het koren moet van de rest gescheiden worden. - ^

Ja, de Heere zift Zijn volk ook. Ik zal het huis Israëls schudden gelijk zaad geschud wordt in een zeef... En GODS bedoeling is natuurlijk het kaf wegblazen en het koren overhouden. Maar de satan bedoelt precies het omgekeerde. Hij wil het kaf bewaren en het koren verstrooien.

Daartoe vraagt hij vergunning. Daartoe eist hij de discipelen van Christus op. Geef ze hier, ik moet ze hebben. Dat is grenzeloos brutaal van de satan! Want hij heeft geen enkel recht om te ziften. Recht om te ziften heeft alleen de eigenaar van het koren. En de Eigenaar van het koren is immers Christus.? HIJ zal dat koren, dat gegroeid is op Zijn akker, straks binnenhalen in ZIJN schuur.

Maar waarom laat de Eigenaar van de tarwe het dan toe, dat de satan het zift.? Waarom moet bijvoorbeeld Job zoveel beproevingen doorstaan.? Waarom wordt Zijn dienstknecht Paulus door een engel des satans met vuisten geslagen.?

Daar heeft de Eigenaar zo Zijn redenen voor. Soms wil Hij het koren beproeven. Soms wil Hij Zijn discipelen vernederen, verootmoedigen. Soms wil Hij hen oefenen in

het geloof. Dat hebben ze allemaal nodig.

De grote vraag is: zijn we tarwe, of zijn we kaf? Bij het kaf heeft de satan geen belang, daar doet hij geen moeite voor. Als u nooit op de zeef van satan gelegen hebt, nooit aangevochten of bestreden, dan is dat een slecht teken.

Maar de tarwe! Die wordt wel heen en weer geschud in de zeef. Maar er gaat geen korrel van verloren. Want, zegt Christus, IK heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.

2) De voorbede van Christus

Ziet, de satan... Maar IK... Wat een tegenstelling! Je bent gewaarschuwd, Simon, voor de satan. Onderschat hem niet, hij is een gevaarlijke vijand. Maar IK ben er ook nog. IK. Dat kan Hij alleen maar zeggen. Als wij 'ik' zeggen, dan bedoelen we onszelf. Ik weet alles beter, ik doe alles beter. Dat is onze oerzonde, dat we zélf in het middelpunt staan.

Maar HIJ. Wie is HIJ? De Zoon van God Die de werken van de duivel verbreekt. Het Vrouwenzaad dat het slangenzaad de kop vermorzelt. De Heiland Die in al onze benauwdheid benauwd is. Die de satan weggejaagd heeft met het woord van Zijn Vader: ga weg, satan, want er staat geschreven...

Hij doorziet de listen van de satan, en Hij kent de macht van de satan. De satan mag dan genoemd worden 'de aanklager der broeders', maar Hij is de Voorspraak, de Advocaat bij de Vader.

IK heb gebeden. Hij zegt niet: Ik bid voor u, of Ik zal voor u bidden. Het is een voltooide daad. Het pleit is al beslecht. Satan heeft begeerd, Christus heeft gebeden. Satans eisen hebben een hoogtepunt bereikt. Maar op het gebed van Christus zijn alle eisen afgeslagen.

Ik heb gebeden. Zou Christus hier niet doelen op het Hogepriesterlijk gebed, dat Hij zojuist heeft uitgesproken? Heilige Vader, bewaar hen in Uw Naam. Vader, Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze.

Christus heeft niet gebeden: Vader, laat de satan toch ophouden met ziften. Vader, neem toch de beproeving, de verdrukking weg. Dan had Hij Zichzelf ook wel wèg kunnen bidden uit de zeef van de satan. Heeft Hij Zelf niet gezegd: Ik kan Mijn Vader bidden en Hij zal Mij meer dan twaalf legioen engelen bijzetten? Als Hij dat gebeden had, dan was er niet één ongeschonden tevoorschijn gekomen uit de zeef van de satan. Dan was er helemaal geen tarwe geweest. Dan was de hemelschuur leeggebleven. Dan was er alleen maar kaf geweest, dat verbrand wordt met onuitblusselijk vuur.

Nee, de Hogeprieester bidt een ander gebed: dat uw geloof niet ophoude! Want geloof is het enige waardoor de tarwe zich onderscheidt van kaf. Als de satan het geloof uit de tarwe zou kunnen schudden, dan hield hij alleen kaf over. Maar hij mag nóg zo hard schudden, tarwe kan nooit meer kaf worden.

Vader, ze hebben toch met vallen en opstaan geloofd dat Ik hun Verlosser ben. Laat dat geloof hen niet begeven. Vader, zij geloven, kom hun ongelovigheid te hulp!

Bent u opgenomen in de voorbede van deze Hogepriester? Durft u dat niet geloven dat Hij ook bidt voor ü? Hij heeft in ieder geval gebeden voor Simon. En wie is Simon? Een ellendige zondaar, die een hoge dunk van zichzelf heeft, maar geen ogenblik op eigen benen kan staan. Dat is moedgevend. Deze Hogepriester bidt voor mensen die denken geen voorbede nodig te hebben. Die denken zelf hun zaken bij de Heere in orde te kunnen maken. Die denken in eigen kracht tegen de zonde en de duivel te kunnen strijden. Voor hen heeft Christus gebeden dat hun geloof niet zal ophouden.

Laat Simon dat weten, eer deze vreselijke nacht begint. Onthoudt u het ook, die elk ogenblik in de zeef van satan kunt vallen. Als HIJ er toch niet was, de grote Voorbidder, de hemelse Advocaat, de barmhartige Hogepriester... In Hem, Die niet alleen gebeden heeft, maar Die ook geleden heeft, ligt het voor eeuwig vast. Die gestorven is, ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is. Die ook voor ons bidt.

3) De opdacht aan Petrus

En gij als gij eens bekeerd zult zijn... Maar is Petrus dan niet bekeerd? Hij is toch door de Heere Jezus geroepen, heeft drie jaar met Hem omgegaan, zelfs openlijk beleden: Gij zijt de Christus! Moet hij nu nog bekeerd worden?

Ja, hij moet wéér bekeerd worden. Terugkeren van zijn eigen weg. Van die weg die van Christus afvoerde. Hij zal weer moeten belijden: ik heb gedwaald als een verloren schaap...

En nu krijgt hij een opdracht: als gij eens bekeerd zult zijn, zo versterk uw broeders. Want wie in de waarheid tot God bekeerd is, die krijgt geen verlof om zich in de eenzaamheid terug te trekken. Wanneer David bekeerd is — voor de zoveelste keer! — dan bidt hij: geef mij weder de vreugde van Uw heil, dan zal ik de overtreders uw wegen leren en de zondaars zullen zich tot U bekeren.

En als Petrus bekeerd is — straks, na zijn diepe val — dan schrijft hij niet in zijn zendbrieven hoe diep hij gevallen is en hoeveel tranen hij geschreid heeft, maar dan prijst hij Christus aan, Die naar zulke diepgevallen zondaren heeft willen omzien. „Gij waart als dwalende schapen, maar ge zijt nu bekeerd tot de Herder en Opziener uwer zielen."

Doet u dat ook, als u weten mag, dat de Heere naar u heeft omgezien? Uw broeders versterken? Uw medezondaren bemoedigen? Nee, dan kijken we niet uit de hoogte neer od hen die gevallen zijn, want we weten zelf hoe diep we kunnen vallen. Maar dan gaan die gevallen en opgerichte zondaars zich samen verwonderen over Hem, Die Zijn ziel uitgestort heeft in de dood en met de overtreders is geteld geweest en veler zonden gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft.

Als u achtervolgd wordt door de satan, Hij heeft gezegd: de Heere schelde u, gij satan, ja de Heere Die Jeruzalem verkiest, schelde u.

Als iemand verzocht wordt door de satan, Hij heeft ons leren bidden: leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader. Hij leeft altijd om voor ons te bidden.

En straks is het rijk van de satan uit. Dan zal hij zijn zeef nooit meer schudden. Dan zal er nooit meer aanvechting, nooit meer bestrijding zijn. Nooit meer dat wantrouwen van de Heere en die slechte gedachten. Nooit meer die stem die ons allerlei goddeloosheid influistert.

Want Johannes heeft het gehoord op Patmos, en er was grote vreugde in de hemel toen het bekend werd: „Nu is de zaligheid en de kracht en het Koninkrijk geworden van onze God en van de macht van Zijn Christus, want de aanklager der broeders, die hen aanklaagde voor onze God, dag en nacht, is nedergeworpen. En ze hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Christus tegenover de satan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's