Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OPENINGSWOORD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPENINGSWOORD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uitgesproken op de conferentie die door deputaten voor het Contact met de Kerkjeugd werd belegd rondom het thema ‘Jongeren wegwijs maken’ (zaterdag 28 september 1996).

(n.a.v. Psalm 78 en 2 Timotheüs 3)

Een jaar of wat geleden las ik in de krant een artikeltje over een paar jongeren, die in het noorden van het land hadden meegedraaid in evangelisatiewerk. Eén van hen vertelde dat hij met een tiener aan de praat was geraakt over wat kerk en geloof voor hem betekenden. In het gesprek daarover had die jongere gezegd: ‘Geloven zit bij ons niet in de familie’.

‘Geloven zit bij ons niet in de familie’. Wat zijn er in ons land al een hoop jongeren die dat kunnen zeggen…! Nog niet zo lang geleden is in een onderzoek vastgesteld, dat Nederland tot de meest gesecuraliseerde landen van West-Europa behoort. Nergens elders ligt het aantal mensen dat zegt niet bij een kerk te horen zo hoog als in ons land. En onder jongeren is dat cijfer nog hoger dan onder de ouderen. De Naam van God en ‘Jezus’ rollen in allerlei krachttermen vele malen per dag (onbewust?) uit hun mond, maar als je hen vraagt: wie is God dan en wat betekent Jezus voor jou?, halen de meesten hun schouders op. Ze zijn immers volslagen onbekend met de boodschap van de Bijbel, vooral omdat ze ‘er thuis niets meer aan doen’. Omdat geloven bij hen ‘niet in de familie zit’.

Nu valt dat de jongeren zelf nauwelijks te verwijten! Veel van hun ouders - zelf zo rond de veertig - zijn er nog wél bij grootgebracht. Die hebben meestal ook een kerkelijke achtergrond. Maar om allerlei meer en minder duidelijke redenen is daar in de loop der jaren de klad ingekomen. Wellicht noemen ze zichzelf nog wél ‘gelovig’, maar ze zijn het ontwend om regelmatig te bidden; de Bijbel die ze ooit kregen ligt ergens op zolder in een doos; en de kerk? In het beste geval zien ze ‘m nog van binnen op de christelijke feestdagen of bij een begrafenis… Geen wonder dus, dat hun kinderen niet veel van God en de Bijbel afweten; dat de Naam van Jezus Christus en de kerk hen niks zeggen. Zíj kunnen daar niks aan doen! Want je moet het ook híer ‘van horen zeggen hebben’! Paulus schrijft aan de christenen in Rome: als de mensen nooit van de Naam van Jezus Christus gehoord hebben, hoe kunnen zij dan in Hem geloven? Als niemand hen over Hem vertelt, hoe kunnen ze dan ooit gered worden? Hopelijk hebben zulke jongelui tenminste nog een oma zoals Timotheüs had: een gelovige vrouw, die haar kleinzoon had laten horen én zelf had voorgeleefd, dat Jezus Christus haar Redder was. Reken maar, dat zo’n oma (en opa) dágelijks voor haar kinderen en kleinkinderen bidt!

Een paar jaar terug was ik met een vriend in Bazel. Op een goed moment stonden we bij een van de prachtige oude kerken in het centrum. Een Japanner kwam naar me toe en vroeg in gebroken engels, wat dat voor gebouw was… Stel je toch ‘ns voor, dat onze klein- of achterkleinkinderen komen logeren; dat we boodschappen met hen gaan doen en dan langs zo’n oude kerk komen die ergens in het centrum van de stad staat. En dat zo’n jochie van 8 jaar dan zou vragen: ‘Opa, wat is dat voor gebouw?’ Hoor je het jezelf al zeggen: ‘Joh, da’s een kerk! Daar gingen de mensen vroeger, toen ik net zo oud was als jij, wel ‘ns naar toe; op zondag vooral…’. Gelukkig is het zóver nog niet. Gelukkig leven ze nog, ook in óns land: de mensen die uit de persoonlijke omgang met de HERE kunnen getuigen van de liefde van Christus. Mensen die daarom niet zonder de kerk kunnen, maar er een levend lid van zijn. Ze zijn er nog, de opa’s en oma’s, die vanuit eigen geloofservaring hun kleinkinderen vertellen van de Here Jezus. En de vaders en moeders die hun kinderen uit overtuiging proberen op te voeden bij en vanuit de Schriften die wijs maken tot zaligheid!

In Psalm 78 en in 2 Tim. 3 wordt ons voorgehouden, hoe rijk kinderen gezegend zijn, als ze ouders hebben die zelf Gods grote daden van binnenuit mochten leren kennen. Hoeveel ze (dus) te danken hebben aan een vorige generatie die hen al van jongsaf heeft bijgebracht wie de HERE, de God van het verbond, voor hen is en wil zijn. Maar ook laat deze Psalm ontdekkend zien, hoe uitzichtsloos de toekomst van ons nageslacht is, als het niet meer met die God in aanraking wordt gebracht! Het is de les van de geschiedenis die ons dat pijnlijk leert.

De geschiedenis van Gods grote daden doorvertellen en er zelf uit (voor)leven: dat is zonder twijfel de belangrijkste taak die christen-ouders in de opvoeding van hun kinderen hebben! Ze moeten de kinderen veel leren en voordoen om ze wegwijs te maken in deze wereld; maar het beste dat ze hen op hun weg door het leven kunnen meegeven is: de vertrouwdheid met de rijke boodschap van het Evangelie, ondersteund door het sprékende voorbeeld van hun eigen leven met de Here!

Dit laatste maakt duidelijk, dat het doorvertellen van Gods grote daden dus méér is dan kinderen en jongeren alleen maar een stapel feitjes en namen en jaartallen uit het hoofd laten leren. Het gaat er niet om, dat de Meester onze kinderen moet kunnen overhoren en ze van Hem niets te duchten hebben, als ze een voldoende halen. Nee, het gaat er om, dat wij de bijbelse boodschap zó zullen doorvertellen aan onze kinderen, dat ze in en achter al die geschiedenissen en getuigenissen de genadige hand van God Zélf zullen ontdekken! Dat die geschiedenis dus tot léven komt. Ja, dat ze de God, Die deze geschiedenis geschréven heeft, zullen gaan herkennen; en Hem belijden als Heer. Dát bedoelt ook Asaf, als hij spreekt over de ‘aloude verborgenheden’, die hij aan het volk wil verkondigen. Hij wil aan de Israëlieten het geheim van haar eigen verleden onthullen.

We hebben het er vandaag over hoe belangrijk de ‘geloofsopvoeding’ is. Daarbij kijken we natuurlijk niet alleen naar het gezin, naar pa en ma. Het doorvertellen van Gods grote daden gebeurt ook in het midden van de kerk. Ze is daar een onmisbare schakel in. Op allerlei manieren worden jongeren ook dáár ‘wegwijs’ gemaakt. De gemeente neemt een stukje van die verantwoordelijkheid om onze kinderen in de daden van de Here te onderwijzen, van ouders over. Of beter gezegd: ze draagt die verantwoordelijkheid samen met hen!

Het besef dat we ook als kerken daarop aangesproken mogen worden brengt ons hier vandaag bij elkaar. Met gemengde gevoelens, wat mij betreft. Want het eerste, dat onze samenkomst moet kenmerken, is een gevoel van schaamte. Het jongerenprobleem is immers, méér nog dan we soms durven toegeven, mede het gevolg van een kerkprobleem. Als er in de gemeente weinig echt geestelijk leven te vinden is, als er veel ongeestelijke strijd is op kerkelijk erf (ook in jeugdland), als onderlinge liefde en lankmoedigheid voor elkaar verkild zijn, als we sprekende identificatie-figuren missen én de kerk meer dan eens de jeugd heel concreet niet de ruimte wíl gunnen, die ze waard is en nodig heeft, dan mag het inderdaad - zoals de brochure zegt - een onbegrijpelijk wonder heten, dat er nog jongeren bij de kerk blijven.

Maar het is niet alleen een schaamte-gevoel dat ons vandaag samenbrengt en (hopelijk) ook samenbindt: het is ook het hartelijke verlangen, dat we vandaag vanuit Gods woord en van elkaar mogen leren, ‘hoe wij onze jeugd de christelijke levenspraktijk op een waarachtige en overtuigende manier kunnen voorleven’ (brochure). Dát is de opzet en de bedoeling van deze dag: bijscholing en aanscherping, toerusting én verootmoediging. De valkuil is ook vandaag een stortvloed van woorden, die allemaal waar zijn, maar tóch ons hart onbewogen laten en ons niet tot de juiste daden t.a.v. het jeugd- en jongerenwerk aanzetten.

Tenslotte: we vinden het als deputaten bijzonder fijn en bemoedigend, dat onze kerken vandaag over de volle breedte vertegenwoordigd zijn. De problematiek van het jeugden jongerenwerk gaat ons immers allen aan. De enquête uitgevoerd door dr. v.d. Wal heeft laten zien, dat níemand er gerust op kan zijn, dat het in zijn of haar kerk of kerkelijke stroming nog wel meevalt (het er bij de ander dus sléchter voorstaat). De cijfers zijn voor alle schakeringen binnen onze kerken éven verontrustend. Mag de zorg voor en de bewogenheid met de jeugd, die ons door de HERE is toevertrouwd om hem tot Christus te leiden (voor zover wij mensen dat kunnen), ons blijvend samenbinden en samen doen zoeken naar de weg die God Zijn gemeente op aarde wijst in Zijn Woord.

Ds. J. van Langevelde is predikant in Hengelo.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

OPENINGSWOORD

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's