Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘EN TOCH WERD ZIJ NIET VERTEERD’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘EN TOCH WERD ZIJ NIET VERTEERD’

1892-2017: 125 jaar Christelijke Gereformeerde Kerken

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Christelijke Gereformeerde Kerken herdenken in 2017 dat zij 125 jaar bestaan. Daaraan wordt aandacht geschonken tijdens de landelijke Kerkendag op 26 mei op Urk, maar ook via een mini-tentoonstelling die van 11 tot en met 23 mei in de Theologische Universiteit te Apeldoorn staat opgesteld en daarna tot en met de Kerkendag op Urk is te zien. Bezoekers worden aan de hand van tien themas stapsgewijs door de geschiedenis vanaf 1892 geleid.

Voor 1892

Wie enigszins op de hoogte is van de Nederlandse kerkgeschiedenis zou kunnen vragen of dit jubileum niet een beetje vreemd is. Want vóór 1892 bestond de Chr. Geref. Kerk toch ook al? En dat is op zichzelf juist. De naam Christelijke Gereformeerde Kerk dateert van 1869, toen de Christelijke Afgescheiden Gemeenten zich samenvoegden met het grootste deel van de Gereformeerde Kerken onder het Kruis. Beide denominaties waren afkomstig uit de Afscheiding van 1834, waaraan de naam van ds. Hendrik de Cock (1801-1842) verbonden is. In 1869 kozen zij gezamenlijk de naam “Christelijke Gereformeerde Kerk” (enkelvoud). Jaren van groei en bloei volgden. Na twintig jaar telde de kerk zo’n 150.000 leden en 300 predikanten, die in Kampen werden opgeleid.

Doleantie

Ondertussen was het in de vaderlandse Hervormde Kerk ook na de Afscheiding onrustig gebleven. Wie in 1834 niet met de Afscheiding was meegegaan maar er wel mee sympathiseerde vanwege het oorspronkelijk reformatorische gedachtegoed dat daar leefde en de liefde voor Schrift en Belijdenis, kon het later alsnog moeilijk krijgen. Toenemend verzet tegen de koers van de Hervormde Kerk leidde in 1886 tot de Doleantie onder leiding van Abraham Kuyper (1837-1920). Hoewel er overeenkomsten waren, verschilden Afscheiding en Doleantie net zo van elkaar als de personen De Cock en Kuyper.

Was de Afscheiding een min of meer spontaan proces geweest waarvoor geen opzet bestond, de Doleantie werd veel meer planmatig door Kuyper geleid en gestuurd. Een hereniging met de afgescheidenen maakte daarvan deel uit, hoewel Kuyper hen aanvankelijk nogal scherp had bekritiseerd om hun taxatie van de Hervormde Kerk als een valse kerk volgens art. 29 NGB.

Andersom leefden er onder de afgescheidenen bezwaren tegen de Doleantie. Was deze niet te veel een breuk met de bestuursvorm en te weinig met de leer van de Hervormde Kerk? Niet alleen Kuypers kerkbegrip maar ook zijn beschouwingen over verbond en doop, uitkomend in zijn leer van de veronderstelde wedergeboorte, deden de wenkbrauwen fronsen.

Daarnaast was er nog een belangrijk aspect dat meespeelde. Heden ten dage zou men het een verschil in spiritualiteit kunnen noemen. Bij de afgescheidenen leefde, zeker onder degenen die afkomstig waren uit de kruisgezinden, een spiritualiteit die zich niet makkelijk verdroeg met het nogal formeel aandoende denken van Kuyper.

Men streefde naar een rustige, ernstige en bevindelijke vroomheid waarin aandacht was voor de ervaringen van het geloof, voor de genade van God en de weerslag daarvan in het leven van een ieder. Kerkbegrip en vroomheid dienden een onlosmakelijke eenheid te vormen.

Wisse en Van Lingen

Het is in deze context dat in 1888 Het Stichtse Wekkertje in het leven werd geroepen, een blad dat tot doel had de beginselen van de Afscheiding te verdedigen. Ds. J. Wisse, christelijk-gereformeerd predikant in Den Haag, was de hoofdredacteur. De Utrechtse ouderlingen J.H. Wessels en G. Renkema stonden hem terzijde.

Wisse keerde zich tegen de toenemende invloed van de Doleantie en van Kuyper in het bijzonder. Het beginsel van de Afscheiding mocht men niet verloochenen. Men diende op te komen voor de plaatselijke gemeente, iedere vorm van kerkelijke hiërarchie af te wijzen en de strategische zetten van Kuyper te onderkennen.

Het blad kreeg steun uit onverwachte hoek, namelijk van ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913). Een wonderlijke zaak eigenlijk. Hij was een studiegenoot van Kuyper geweest in Leiden en kende hem goed. Van Lingen was een groot voorstander van kerkherstel binnen de Hervormde Kerk en had zich dan ook met overtuiging achter de Doleantie geschaard. Hij had zelfs een eigen maandblad opgericht waarin hij van de voortgang van de Doleantie verslag deed: Petahja.

Het was Van Lingen die op 7 februari 1886 de eerste theologische kandidaat van Kuypers Vrije Universiteit in het predikantsambt bevestigde: J.H. Houtzagers te Kootwijk. Hij kreeg hiervoor een reprimande van het provinciaal kerkbestuur. Van de christelijk-gereformeerden moest hij tot op dat moment nog niet veel hebben. Tenzij zij zouden besluiten om “terug te keren”, dat wil zeggen zich bij de Nederduitsche Gereformeerde Kerken te voegen.

Koerswijziging

In de opstelling van Van Lingen moet zich binnen betrekkelijk korte tijd een ingrijpende verandering hebben voorgedaan. Het hoe en wanneer daarvan kan men niet exact reconstrueren. Wel is duidelijk dat zich binnen de Doleantie ontwikkelingen voordeden die hem tegen de borst stuitten, alsook dat zijn vriendschap met Kuyper in korte tijd danig bekoelde.

Toen Van Lingen bij de synode een bezwaarschrift indiende tegen de luxueuze leefwijze van dolerende predikanten en het al te gemakkelijk toelaten van oefenaars op de kansel, kwam hem dit op een openlijke berisping van Kuyper te staan in De Heraut. De briefwisseling die daarop volgde maakt duidelijk dat de verhoudingen danig verstoord waren. Mogelijk heeft daarin ook het door Van Lingen opgerichte eerste christelijke gymnasium te Zetten, waarvan hij rector was, een rol gespeeld.

Van Lingen hoopte dat Kuyper hiervoor plaats zou maken aan zijn Vrije Universiteit, maar dit gebeurde niet. Alles overziende heeft Van Lingen de conclusie getrokken dat zijn visie op de afgescheidenen bijstelling verdiende. Hij ging zich verdiepen in wat er aan die kant geschreven en gezegd werd. In februari 1891 meldde hij zich bij de Christelijke Gereformeerde Kerk te Arnhem om te mogen worden toegelaten als lid.

Bezwaarschrift

De namen Wisse en Van Lingen zijn vanaf die tijd aan elkaar verbonden. Toen in 1892 duidelijk werd dat de Vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de kerken uit de Doleantie dichterbij kwam, bundelden zij hun krachten in het inmiddels Het Wekkertje geheten blad van Wisse.

Zij stelden dat er geen sprake kon zijn van een echte eenheid, omdat hier twee beginselen botsten. Samen stelden zij een bezwaarschrift op dat zij – met 701 handtekeningen – bij de synode indienden en ook in Het Wekkertje publiceerden. Zij verklaarden bezwaar te maken “tegen die Vereeniging, op dit tijdstip en volgens deze voorwaarden”, en deden de oproep: “Broeders! Sluit thans nog niet definitief de door zoovelen gevreesde Vereeniging”.

De tekst maakt duidelijk waar de bezwaren precies lagen: de kerkenraden waren in de besluitvorming tot de Vereeniging niet gekend, men verschilde in de visie op de Hervormde Kerk, lang niet alle kerken van de Doleantie kon men als zuivere kerk erkennen naar belijdenis en kerkorde en de onderlinge liefde ontbrak. Als vijfde punt werd genoemd “wat in den laatsten tijd in het publiek is uitgesproken en geleerd omtrent de Wedergeboorte en den Heiligen Doop. Om zelfs den schijn te vermijden, dat het ons om personen te treffen te doen zou zijn, noemen wij geene namen”. Hoewel dit punt als laatste werd genoemd, werd het wel aangemerkt als “een overwegend bezwaar”.


Zij stelden dat er geen sprake kon zijn van een echte eenheid, omdat hier twee beginselen botsten.


Voortbestaan

Toen de synode de bezwaren afwees en de Vereniging een feit werd, was Van Lingen degene die handelend optrad. Nu hij eenmaal christelijk-gereformeerd was, wenste hij het ook te blijven, evenals Wisse. Van Lingen deed via Het Wekkertje een oproep aan alle bezwaarden om zich te melden. Het leidde tot een bijeenkomst op 20 juli 1892 in het Militair Tehuis in Utrecht, na een bidstond op de dag ervoor. Er waren vierenvijftig kerkleden aanwezig.

Van Lingen hield een toespraak “Waarom wij Christ. Gereformeerd willen blijven”. Besloten werd “om in de kracht van de Heere de Christelijke Gereformeerde Kerk te doen voortbestaan”. Op de zondag daarna bevestigde hij de kerkenraad van Utrecht. Onder hen de ouderlingen Renkema en Wessels, die een belangrijke rol zouden blijven spelen in die eerste begintijd.

Het was een klein begin. Slechts de gemeenten van Zierikzee, Noordeloos en Teuge sloten zich aan. Maar al snel kwam de groei tot stand. Van zes gemeenten en vier predikanten in 1892 ging het naar zestig gemeenten en achttien predikanten in 1900.

Dankbaar

Inmiddels zijn we met 184 gemeenten, 126 predikanten en ruim 72.000 kerkleden 125 jaar verder. De naam is in 1947 door de synode gewijzigd in Christelijke Gereformeerde Kerken. In een meervoud dus, om aan te geven dat de nadruk ligt op de plaatselijke gemeente en niet op een van bovenaf geleide kerkstructuur.

Het kerkelijk zegel dat werd ontworpen laat Mozes zien, staande voor een brandende braambos, met daaromheen de Latijnse woorden:
NEC TAMEN CONSUMEBATUR, hetgeen betekent “en toch werd zij niet verteerd” (Ex. 3:2). Woorden die verwondering uitspreken. Die mag er dan ook wel zijn bij dit jubileum.

Het is alom bekend dat de Christelijke Gereformeerde Kerken zich kenmerken door diversiteit in de eigen gelederen, al vormen zij niet de enige kerkelijke gezindte waarvan dat gezegd kan worden. En toch mogen we er onder Gods genade nog altijd zijn, elkaar zoekend en vasthoudend, in het besef bij elkaar te horen.

Of alle kerkleden de historische achtergrond nog zo precies weten? Vast niet. Alleen al daarom is het zinvol die bij een jubileum nog eens op te halen en te overdenken. Als het maar is met een dankbaar hart.

drs. Christa Boerke te Apeldoorn

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 2017

Protestants Nederland | 24 Pagina's

‘EN TOCH WERD ZIJ NIET VERTEERD’

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 2017

Protestants Nederland | 24 Pagina's