Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Leidse bekeerling houdt spiegel voor

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Leidse bekeerling houdt spiegel voor

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een bekeerling die afscheid neemt van de tradities van Verlichting en Romantiek en zich laat inspireren door een merkwaardige combinatie van antiek en christelijk denken. De Leidse rechtsfilosoof prof. dr. A. Kinneging is met deze woorden kernachtig te typeren. Hij geeft een geluid contra de geest van de tijd, al is dat zonder expliciet christelijk perspectief. Maar zijn boodschap heeft veel te zeggen, ook voor de SGP.

De Leidse conservatieve rechtsfilosoof prof. Kinneging biedt ons veel in zijn boek Geografie van goed en kwaad, een bundel essays over tal van politiek, ethische en maatschappelijke onderwerpen.

Dr. Kinneging staat uiterst kritisch tegenover de jaren zestig. Ze hebben volgens hem geleid tot een culturele omslag. De wortels van de woelige sixties gaan terug naar de Verlichting en de Romantiek, gecombineerd met de invloed van de Franse Revolutie. De aanval van de Verlichting en de Romantiek op de tradities van het christendom en het Grieks-Romeinse denken is helaas "succesvol" geweest, schrijft hij. Men heeft radicaal afscheid genomen van de twee tradities die altijd in het Westen hebben gedomineerd: de Oudheid en het christendom.

Bekeerling

Kinneging noemt zijn boek het werk van een bekeerling. Hij geloofde ooit in de zegeningen van Verhchting en Romantiek. Als kind van rooms-katholieke ouders groeide hij met het christendom op maar had er geen belangstelling voor. Maar hij herzag zijn oordeel. "Augustinus, Thomas van Aquino en de andere reuzen van het christelijk denken hebben wezenlijke dingen ingezien die voor de antieken - zelfs voor Plato en Aristoteles-verborgen zijn gebleven." Hij wil zich niet christen noemen, laat staan een orthodox christen, maar waardeert wel de bijbelse traditie als onmisbare bron van wijsheid. Al wil hij de Bijbel op een "dichterlijke, filosofische" wijze lezen en niet alles letterlijk noemen, toch erkent hij de waarde ervan.

Hij durft de stelling aan dat met de Verlichting de ondergang van de westerse beschaving begint, een proces waar wij midden in staan. Zijn boek wil een terugkeer bewerken tot de geestelijke bronnen van onze beschaving. Ad fontes, luidt zijn leus. Hij geeft daarvan een duidelijke proeve van bekwaamheid. Vele tientallen antieke en christelijke auteurs passeren de revue, allen vanuit de primaire bronnen gelezen: Plato, Aristoteles, Augustinus, Thomas van Aquino, Kant, Hegel, Nietzsche, teveel om op te noemen. Het zijn de politieke, religieuze en filosofische klassieken waarmee we kennis maken. De Griekse en Romeinse auteurs hebben volgens Kinneging de mens en de menselijke conditie diep gepeild. Naast dit klassieke erfgoed stond eeuwenlang het christelijke erfgoed, dat de morele en antropologische inzichten van de klassieken in een aantal wezenlijke opzichten aanvulde en verrijkte. Kinneging

Dr. K. van der Zwaag REDACTIELID ZiCHT

breidt dit vervolgens ook uit met citaten uit het beste uit de (wereldjliteratuur. Zo geeft het boek een kaleidoscopisch beeld van onze westerse cultuur.

Rust ontbreekt

Kinneging kritiseert de oppervlakkigheid van de publieke discussie. Het is deze oppervlakkigheid die zijns inziens kenmerkend is voor de morele crisis van het Westen. De pers holt achter slechts achter de actualiteit aan, politici weten nauwelijks iets van de diepere, historische en filosofische grondslagen van de Europese rechtsstaat en de westerse besc? having. Ze hebben niet de tijd en de rust om zich erin te verdiepen.

Politici weten nauwelijks iets van de grondslagen van de Europese rechtsstaat (...). Ze hebben niet de tijd en de rust om zich erin te verdiepen. Aan boeken lezen komen ze niet toe, laat staan aan een grondige studie...'

"Aan boeken lezen komen ze niet toe, laat staan aan een grondige studie der constitutionele theorie" (19). Ook de ambtenarij en de universiteit bieden geen deugdelijk tegenwicht. Er is geen tijd voor onderzoek, men zit vol met vergaderingen. Rust ontbreekt in alles. "Rust om goed na te denken, rust om iets grondig uit te zoeken, rust om de grote lijnen en de fundamenten weer duidelijk voor ogen te krijgen."

Kinneging kritiseert het manco vooral in de geestelijke, cultuurdragende professies met een publiek belang: journalistiek, politiek en ambtenarij, onderwijs en wetenschap, advocatuur en rechterlijke macht. De kwaliteit van al deze professies is "in één woord om te huilen". "Als dat niet verandert, kan het niet anders of het zal op den duur vreselijk misgaan. De gang van zaken rond de Europese grondwet is daar onmiskenbaar een teken van" (23),

De genoemde vertegenwoordigers moeten zich naar de mening van Kinneging door de dagelijkse feitenvloed heen breken en de wezenlijke vragen stellen omtrent de menselijke conditie, aard en ge­ schiedenis. Hij pleit voor mensen die ontwikkeld, educated, gebildet zijn, dat wil zeggen inzicht hebben in de werkelijkheid in het algemeen en in de mens in het bijzonder.

Fundamenten

Het boek gaat over de grote lijnen en fundamenten. Het is geschreven in periodes van rust, zegt Kinneging, en het wil ook rustig en bedaard, herkauwend, gelezen worden. Maar zijn er nog mensen die daar de tijd voor hebben? zo vraagt hij zich af.

Centraal in het boek staat de klassieke vraag naar het goede leven, naar de persoonlijke en publieke moraal, precies wat in de oude Bildung centraal stond. Wie die Bildung in zijn eigen persoonlijke leven niet heeft, gaat zwalkend en voortstrompelend voort, zegt Kinneging, maar als de maatschappij die niet heeft is het leed niet te overzien. "Uiteindelijk gaat de beschaving hieraan ten onder. Het is misschien een geruststelling dat het langzaam gaat, maar er schuilt ook een gevaar in, want juist omdat het zo langzaam gaat, is het vaak moeilijk waar te nemen. Alleen wie Bildung heeft, ziet het en daaraan ontbreekt het nu juist steeds meer" (24).

De twee pijlers van Bildung zijn volgens Kinneging de denkwereld van de Grieken en Romeinen (breed genomen: filosofie, literatuur, kunst) en de joods-christelijke traditie (niet alleen de Bijbel maar ook een rijke baaierd van theologische, filosofische en hteraire geschriften). Zij allen geven klassieke antwoorden op de vraag hoe we moeten leven. Wat er in de naam van de Verlichting ervoor in de plaats is gekomen, is volgens Kinneging een ernstige bedreiging voor de beschaving.

Orde in chaos

Het is moeilijk om een overzicht te geven van alle essays die in de bundel opgenomen zijn (en die voor een groot deel al zijn verschenen). Het boek bestaat uit vijf

delen: eerst een inleiding waarin hij ingaat op de crisis van dit tijdsgewricht, daarna komen vervolgens aan de orde persoonlijke ethiek, gezinsethiek, publieke ethiek en de "grondslagen".

Kinnegings mensbeeld heeft zowel humanistische als christelijke trekken. Het mensenleven staat volgens Kinneging in het teken van het scheppen van orde in de chaos. Het kwaad moet beteugeld worden. Opvoeding is daarbij cruciaal, dat wil zeggen morele opvoeding, met het oog op de groei van de goede wil. Maar de mens is uit "te krom hout" gesneden, om hem ooit volledig recht te maken, zegt Kinneging.

De Leidse rechtsfilosoof komt hierbij uit op het probleem van het kwaad en zegt daar behartigenswaardige opmerkingen over. Hij kritiseert de verabsolutering van noties als 'authenticiteit', 'autonomie' of 'individualiteit', begrippen die oorspronkelijk in de Romantiek wortelen en vooral in de jaren zestig opgang maakten. De mens mag immers 'zichzelf' zijn, moraliseren is uit den boze. Funest, zegt Kinneging, want gebaseerd op een mensbeeld dat fundamenteel onjuist is omdat het uitgaat van de natuurlijke goedheid van de mens (wat zijns inziens een grote naïviteit is). De mens is van nature een woeste barbaar en dat blijft hij van nature. Beschaving en goede, morele opvoeding moeten daarom deze woestheid indammen.

Kinneging legt daarom de nadruk legt op herbezinning op morele uitgangspunten, met beroep op zowel antieke als christelijke denkers. Morele en christelijke waarden verbindt hij met elkaar, zodat Sokrates, Christus en Kant als het ware broederlijk naast elkaar staan. De morele waarden dienen weer onderwerp van bezinning te worden, ten gunste van esthetische, economische en vitale waarden die de afgoden van onze maatschappij zijn geworden (84). De filosoof constateert dat de ethiek verschrompeld is in het leven, en dat de moraal, de conceptie van goed en kwaad, niet meer is dan de rechtvaardigheid, het schadebeginsel.

Kinneging weet goed de verschillen tussen antiek en christelijk goed te typeren. Op het punt van de rechtvaardigheid en vergeving brengt het christendom een diepe breuk met zowel het oudtestamentische, joodse en Grieks-Romeinse denken. Juist de notie van vergeving is een noodzakelijke aanvulling op de te exclusieve aandacht voor de rechtvaardigheid, die kenmerkend is voor onze tijd. Deze deugd kan immers geen vrede stichten in de mens en samenleving.

Geneigd tot alle kwaad

Boeiend is zijn relaas over het onderwerp "geneigd tot alle kwaad". We kwamen dit thema net al tegen. De mens is een aantal kwade aandriften aangeboren, schrijft Kinneging. Hij komt niet spontaan tot het goede. Maar al deugt de mens van nature niet, hij kan de deugd wel tot op zekere hoogte wel verwerven. "Morele smetteloosheid is voor de mens niet weggelegd. Maar hij is niet gedoemd tot alle kwaad: hij is er slechts toe geneigd" (129).

Hieruit blijkt tot het (gematigd) optimistische mensbeeld bij Kinneging, althans gezien vanuit christelijk perspectief. Volgens de christelijke leer is de mens totaal verdorven en geheel onbekwaam tot enig goed. Kinneging erkent zeker het bestaan van het kwaad (anders kent de mens immers geen waarde toe aan de deugden), maar heeft toch vertrouwen in de innerlijke strijd tegen het kwaad. "Het voornaamste wat gevraagd wordt is een zeker wantrouwen jegens onszelf en een zekere wilskracht en doorzettingsvermogen: op de hoede zijn voor de vijand en karakter tonen in het gevecht. Voor het overige ligt alles in handen van God of het Lot. En daarover beschikken we niet; we kunnen slechts hopen bidden dat alles goed gaat" (129).

Dat zijn typerende woorden van deze schrijver. Op dit punt scheiden, denk ik, ook de wegen tussen de conservatieve levensbeschouwing en de christelijke waarheid. Het perspectief dat Kinneging biedt, is niet alleen te mager, maar schiet ook tekort om werkelijk de morele crisis in de samenleving te boven te komen. Terecht zegt Kinneging dat de wortel van het kwaad in de mens zelf ligt, wat al een vooruitgang is vergeleken met de gedachte die lange tijd opgeld deed, namelijk dat het kwaad in de samenleving huist. Verander de structuren, en de mens wordt beter! Kinneging breekt radicaal met deze optimis-

tische Verlichtingsgedachte. Toch komt hij niet verder dan de vaststelling van "een mysterieuze onvolkomenheid in de menselijke neigingen" (211). Het kwade is met andere woorden niet tenvolle gepeild als zonde. En het is de zonde die een openbaringsbegrip is, waarvan we te weten komen in de Bijbel.

Ik heb met veel interesse het gedeelte over "de deugden, plichten en rechten" gelezen waar de spanning tussen antieke deugdethici en de reformatorische kritiek op de deugdenethiek aan de orde komt.

Deze laatste zou te zeer rieken naar pelagiaanse ontkenning van de afhankelijkheid van de mens van God om het goede te doen (151). "Bij de nadruk van de reformatoren op de zondigheid van de mens past de deugdethiek niet goed" (152). Het christendom brengt verandering in de traditie van duizend jaar deugdethiek - waar rechtvaardigheid centraal staat-, door liefde als belangrijkste deugd te zien. Volgens Kinneging is de deugdethische traditie echter niet verbroken maar gewijzigd voortgezet, met aangepaste inhoud.

'Het individu en de liefde staan in het huidige denken centraal, niet trouw, kuisheid, zorg en morele waarden.'

Gezin

Zeer behartigenswaardige dingen schrijft Kinneging over de waarde van het gezin als "haven in een harteloze wereld". Hij zegt dat het niet goed gaat met het gezin als centrale plaats voor bescherming en zorg en van de opvoeding. De meeste volwassenen zijn er zonder gezin en familie, die de hoeksteen van ons bestaan vormen, fysisch en psychisch slecht aan toe, schrijft Kinneging. De reden van de teloorgang van het gezin wijt hij aan de romantische ideeën van liefde en seksuele bevrediging, de gedachte van 'versmelting' met de ander en de hooggeroemde zelfontplooiing. Het gezin is vele eeuwen lang de fundamentele bouwsteen van de sociale orde geweest. Het huwelijk ontwikkelde zich echter van onscheidbare eenheid van hiërarchische aard naar een contract tussen twee gelijke individuen, dat naar believen kan worden beëindigd. Echtscheiding heeft haar verwerpelijk karakter verloren, overspel is uit de wetboeken geschrapt en de man is niet meer het hoofd van het gezin.

Kinneging betreurt deze ontwikkeling. Het individu en de liefde staan in dit denken centraal, niet trouw, kuisheid, zorg en morele waarden. Zijn kritiek heeft op dit punt veel overeenkomsten met dr. Ad Verbrugge. Kinneging concludeert; "Zonder goede huwelijken geen goede gezinnen, zonder goe­ de gezinnen geen goede maatschappij" (211).

Democratie

In het gedeelte over publieke ethiek wijdt Kinneging interessante beschouwingen over democratie, rechtsstaat, de constitutionele theorie, soevereiniteit en rechtsstaat en de relatie tussen publiek ambt en morele vorming. Rake opmerkingen ook ten aanzien van de democratie: Democratisering kan een nobel doel zijn onder vele omstandigheden, maar vaak is zij fnuikend, en wel voor de democratie zelf. Democratisering is maar in beperkte mate mogelijk en wenselijk (289). Grote kritiek heeft Kinneging op het gebrek aan discussie over de grondslagen van het nieuwe Europa (304 e.v.). Hier wreekt zich volgens hem opnieuw de onkunde van politici over het staatsrecht en de constitutionele theorie, waarbij de schrijver zich herhaaldelijk laat inspireren door wat in Amerika tot stand is gebracht, zoals de Philadelphia Convention van de 1787 en de daarop gegronde Federalist Papers.

Het laatste deel bevat de grondslagen, uitgewerkt in drie artikelen over rechtspositivisme, rechtsstaat en natuurrecht, Tocqueville over vrijheid, gelijkheid en broederschap en "de solide duisternis van de Verlichting". Kinneging voert een pleidooi voor de traditie van het natuurrecht en haar interesse in de morele waarden. De platoonse rechtvaardigheid en christelijke naastenhefde moeten weer gepredikt worden in het pri-

vate en publieke domein (397). Kinneging bepleit in de lijn van Tocqueville dat religie, meer in het bijzonder het christendom, een noodzakelijke voorwaarde is voor een goed functionerende democratische orde (443).

In zijn laatste artikel gaat Kinneging in op het conservatisme, een wereldbeschouwing die in reactie op de Verlichting en Revolutie een welbewuste verdediging wil zijn van het christelijke en klassieke erfgoed contra de nieuwe liberale en socialistische wereldbeschouwingen (uit Verlichting en Revolutie ontstaan). Vaak doen conservatieven beroep op het christelijke en antieke erfgoed, in de overtuiging dat de twee tradities elkaar aanvullen en bekrachtigen. Opvoeding, innerlijke controle, deugdvorming, het zijn allemaal noodzakelijke buffers tegen het kwaad in de mens en in de samenleving. Die gedachten kwamen we al in de bundel tegen.

Conclusie

Samenvattend wil ik concluderen dat dit boek een aanrader is, niet alleen om het te lezen maar ook om het te verwerken, en wel zoals de schrijver wil: in alle rust. Het gemis aan kennis van de fundamenten en grondslagen van onze westerse samenleving wreekt zich in toenemende oppervlakkigheid en goedkope politieke oplossingen. Kritiekpunt blijft dat Kinneging te veel verwacht van de eigen inspanning om via deugd en morele vorming - hoe belangrijk ook!-het kwade in de mens en de samenleving te beteugelen. Juist het besef van de radicale verdor­ venheid doet de mens uitdrijven naar de Godmens Christus die de ware verlossing bewerkstelligt. Het is een uitdaging om de problematiek die Kinneging aan de orde stelt vanuit christelijk perspectief te schrijven. Het is jammer dat conservatieve denkers het voortouw nemen en christenen het laten afweten. Desalniettemin is er heel veel van het boek te leren en beseffen we al te meer dat christenen en conservatieven voor dezelfde problemen en uitdagingen staan. Als beide partijen bereid zijn om van elkaar te leren, is er al veel winst geboekt.

N.a.v. Andreas Kinneging, Geografie van goed en kwaad. Filosofische essays, uitg. Spectrum 2005, Utrecht: ISBN 90 274 9753 2; prijs €29, 95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2005

Zicht | 48 Pagina's

Een Leidse bekeerling houdt spiegel voor

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2005

Zicht | 48 Pagina's