Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Praktijk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

11

’t Zal maar waarheid moeten zijn, en het zal er op aan komen of het oprecht geweest is, want een mens kan al zo gauw wat denken van zichzelf, en dat het nog alles niets is en niet bestaan kan voor de eeuwigheid. Deze uitdrukkingen worden soms op huisbezoeken gehoord, maar waarom wordt dit gezegd? Zou het een vraag der bekommering zijn, dan zou het nog zo kwaad niet zijn, maar wordt dit gezegd om er zich achter te verschuilen, of om een andermans leven te bekritiseren, dan is het zeker niet op zijn plaats.

Er zijn maar al te veel tijden in het leven van Gods volk dat de waarheid in twijfel getrokken wordt, dat het is: „Zijn het maar geen inbeeldingen geweest? Dat men geweldig geslingerd wordt over zijn staat voor de eeuwigheid. Is het wel waar dat de Heere mij heeft opgezocht? Was mijn invallen voor de Heere wel echt? Kan ik wel van harte instemmen met de dichter: ’k Bekende o Heere, aan U oprecht mijn zonden, en ik verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden. En hoe menigmaal moeten zij wel zeggen, ziende op hun eigen bestaan van binnen en van buiten: Heb ik dit alles maar niet „gedacht”? Op dit terrein is de levende kerk niet boven listige aanvallen en twijfelingen verheven, en komen zulke dingen zo menigmaal voor, en wat kan het benauwd zijn onder zulke omstandigheden, en hoe hoog kan dit uitgaan.

Maar dan wordt ook wel ondervonden dat zij uitgedreven worden met die benauwdheden tot de Heere, en krijgen zij wel vrijmoedigheid om zich geheel open te leggen voor de Heere, en mogen zij in praktijk brengen de woorden van de dichter: „Doorzoek vrij van omhoog mijn hart”.

Dan mogen ze de Heere in hun hart laten zien, en een beroep doen op Zijn alwetendheid en werk, zeggende met Thamar: „Wiens is deze staf, dit snoer en deze ring?”

Dan gebeurt het wel dat zij door terugleidend licht mogen zien het begin van het werk, en dan wordt alles weer waar, en zij mogen weer geloven dat de Heere dat werk gedaan heeft; dan is de Heere weer groot in hun harten, en liggen al die bestrij dingen en bedenkingen voor die tijd weer onder de voet. Dit zijn zalige en bevestigende ontmoetingen voor het levende volk.

Niet allen die zeggen: „Het zal waarheid lmoeten zijn”, kennen deze levendige werkzaamheden; hier is ook veel napraten, en wij zouden zeggen: een verschuilen achter geeikte termen.

Een en ander kwam eens ter sprake op een bezoek, waar de eerste regels van dit artikel werden aangehaald. Wij kregen een beschouwing te horen over de weg der bekering: Dit zal gekend moeten worden, dat zal geleerd moeten worden en datzal ondervonden moeten worden.

Een mens zal met alles wat hij heeft verloren moeten gaan, en het zal maar waarheid moeten zijn, want een mens is zo’n zelfbedrieger.

Ja vriend, veel van hetgeen u gezegd hebt is waar, maar hebt u wel eens opgemerkt dat sommige mensen in deze trant redeneren, maar dat het eigenlijk over een ander gaat, en het henzelf niet schijnt te raken? En als u nu zelf zegt en het verstandelijk schijnt te weten, wat er gekend moet worden tot zaligheid, dan willen wij u toch vragen: „Hoe staat het er nu met uzelf bij?”

Wij bedoelen: Hebt u daar zelf wat van geleerd en innerlijk ondervonden? Want zulke dingen, die u daar opnoemde, als dat werkelijkheid wordt, dan is een ziel er zelf bij, dat heeft zo één niet van horen zeggen. Denk eens in wat het is met een rechtvaardig God te doen te krijgen, en zelf in alles schuldig, geen bestaan voor die God en dat om eigen schuld, dan houden de woorden wel op, want dan bevindt een ziel zich waardig om voor eeuwig verworpen te worden, en dat moment is dan naar zijn waarneming zeer nabij. Hier raakt men aan het einde, de mogelijkheden aan ’s mensen zijde worden afgesneden. Maar als het afgedaan is met een mens, belieft het God een mogelijkheid te ontsluiten, en dat is een almachtig wonder Gods voor zulk een hart.

Zou het dan waarheid zijn, vriend?

Dat dit later bestreden en betwijfeld wordt, dat hebben we reeds gezegd. Het ware werk wordt bestreden, maar wat schijn is, wordt wel met rust gelaten.

Ja, als ik eerlijk wezen moet, moet ik zeggen dat ik daar geen kennis aan heb. Ik heb het veel gehoord, maar om te zeggen dat ik dit beleefd heb, dat kan ik niet. Het zit me ook altijd niet even gemakkelijk. Ik weet het verstandelijk wel dat het zo niet goed gaat. Het Woord zegt het ons, dat als wij zo blijven zoals we geboren zijn, het dan voor eeuwig kwijt is.

Soms heb ik er geen rust van.

Ja vriend, ik denk dat u nog te veel rust hebt. Moest er bij ons, gezien de ernst der zaken, niet een haasten zijn om onzes levens wil?

En hoeveel legt de Heere aan ons wel ten koste?

Menigmaal wordt ons voorgesteld de weg ten dode, en de weg ten leven. En wat doen wij? Met al onze redeneringen de Heere de wet voorschrijven hoe het gaan moet, net als oud Israël, waarvan wij lezen: „Zij stelden de Heilige Israëls een perk”.

Maar als het eens waarheid wordt van binnen, dan wordt bevonden dat wij blind zijn in ’s hemels wegen, dan weten wij het niet meer, dan worden wij geleid als blinden, en daar liggen de beloften voor in het Woord. Als een mens ontdaan wordt van al het zijne, en als een ontbloot schepsel voor zijn Maker komt te staan, dat is niet aangenaam voor het vlees, maar het is zo noodzakelijk en profijtelijk, want in die weg wil de Heere Zich openbaren aan een verloren schepsel, en wanneer daar later eens licht over vallen mag, dan worden die wegen goedgekeurd en bevonden liefdeswegen te zijn.

Het is niet uit te drukken wat in de Heere is aan te treffen voor de eeuwigheid, maar ook voor de tijd, want in Hem alleen is leven omdat Hij het Leven is, en het leven schenken kan en wil. Daarom, zoek en jaag daarnaar, laat er geen rust voor u zijn aleer u ook voor uzelf mag weten datu bent overgegaan uit uw natuurstaat in de staat der genade.

Nu vriend, het is weer laat geworden vanavond, maar ik heb u nog wat horen zeggen, waarop we nog eens terug willen komen, dus nu nemen we op de gebruikelijke wijze weer afscheid van elkander.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit de Praktijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's