Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DIENSTWEIGERING IN VERBAND MET NUCLEAIRE BEWAPENING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DIENSTWEIGERING IN VERBAND MET NUCLEAIRE BEWAPENING

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redactie vroeg mij over bovengenoemd onderwerp een artikel te schrijven. Met enige schroom heb ik mij daartoe gezet. Uiteraard draagt enkel ondergetekende de verantwoordelijkheid voor deze pennevrucht.

Wij kennen in Nederland een Dienstplichtwet. Bepaalde jongeren worden voor een x-aantal maanden opgeroepen om mede te werken aan de handhaving van onze onafhankelijkheid en in te spelen op een eventuele verdediging van ons grondgebied met een voorwaartse taakstelling in het Noorden van West-Duitsland. De staat eist van zijn onderdanen dat zij zich in alle verantwoordelijkheid en solidariteit voor dit dienstwerk ter beschikking stellen. Dit element ontbreekt ten enenmale in een beroepsleger.

Vanaf de invoering van de persoonlijke dienstplicht zijn er die op allerlei gronden bezwaren aantekenen.

In 1923 verscheen een Dienstweigeringswet. Men kon op grond van zijn overtuiging (religieus en/of ethisch) dat men de medemens niet mag doden, ook niet wanneer dit op overheidsbevel geschiedt, gewetensbezwaren hebben tegen de militaire dienst en zich dan met een verzoekschrift tot de minister van oorlog of van marine wenden. Bij gunstige beslissing werd men van militaire dienst vrijgesteld, welke dan werd vervangen door een enige tijd langer durende staatsdienst (b.v. op de Staatsdrukkerij). Zo men enkel bezwaren had tegen het dragen van wapenen, werd men ingedeeld bij een niet-gewapende afdeling van het militaire apparaat. Op grond van deze Dienstweigeringswet gold in feite alleen de principieel weerloze die nooit ofte nimmer, tegen wie of wat ook, enig geweld zou gebruiken, als rechtmatige gewetensbezwaarde! In de praktijk werden door de minister uitzonderingen gemaakt.

Op 27 september 1962 wordt de Dienstweigeringswet vervangen door de Wet Gewetensbezwaren militaire dienst. In de officiële stukken wordt dan niet meer over dienstweigering gesproken. Artikel 2 van deze wet luidt als volgt:

1. Ernstige gewetensbezwaren in de zin van deze wet zijn de onoverkomelijke gewetensbezwaren tegen de vervulling van militaire dienst van hem, wiens godsdienstige of zedelijke overtuiging hem deelneming aan elk oorlogsgeweld verbiedt.

2. Deze bezwaren kunnen zich richten:

a. hetzij tegen de vervulling van de militaire dienst, bepaaldelijk gericht op strijd met de wapenen,

b. hetzij tegen de vervulling van militaire dienst van welke aard ook.

Ook deze wet riep allerlei bezwaren op. Juist door de formulering van „elk oorlogsgeweld” was er b.v. geen ruimte voor hen die slechts tegen het gebruik van nucleair geweld opponeerden. Ook kon je op deze wet geen beroep doen als je geen bezwaren had tegen het optreden van bevrijdingsbewegingen in o.a. Zuidamerikaanse landen.

Bij ministeriële beschikking van 31 maart 1980 werd bovengenoemde wet gewijzigd: Ernstige gewetensbezwaren in de zin van de wet zijn de onoverkomelijke gewetensbezwaren tegen de persoonlijke vervulling van militaire dienst in verband met het gebruik van middelen van geweld waarbij men door dienstvervulling in de Nederlandse krijgsmacht kan worden betrokken. Vergeleken met de vorige wet van 1962 is er thans sprake van een algemeen bezwaar (waaronder bij voorbeeld een politiek bezwaar), terwijl eerder de bezwaren enkel gegrond moesten zijn op een godsdienstige of zedelijke overtuiging. Ook is de bepaling vervallen dat men zich tegen elk oorlogsgeweld moet keren. De problematiek betreft slechts het Nederlandse leger.

Op deze wet kunnen allen die goedgekeurd zijn een beroep doen. Ben je inmiddels voor eerste oefening opgekomen, dan dient dit binnen dertig dagen na opkomstdatum alsnog bij de commandant te geschieden. Weigert men evenwel dienst zonder op deze wet een beroep te doen, dan wordt dit als dienstweigering beschouwd met al de nare gevolgen van dien. Dit laatste geldt ook die totaalweigeraars die van mening zijn dat de overheid niet het recht heeft de gewetensbezwaren te toetsen.

Wat doet de minister met het ontvangen verzoek? Hij laat een onderzoek instellen naar de vraag of de bezwaren zijn aan te merken als ernstige gewetensbezwaren. Nagetrokken wordt o.a. of angst ten diepste geen rol speelt, wat voor gevoelens er op andere terreinen bestaan en hoe men tegen zijn geweten aankijkt.

Wanneer positief wordt beslist (in doorsnee staat voor de gehele procedure een tijd van één jaar), moet men achttien maanden en twintig dagen alternatief dienen. Dat is een derde tijd langer dan de militaire dienstperiode, daar men niet als de dienstplichtige soldaat voor herhalingsoefeningen wordt opgeroepen.

Een ongewapende militaire afdeling kennen we niet meer. Vroeger werden partiële weigeraars ingedeeld bij het Corps Mobiele Colonnes. Via Tewerkstelling Erkende Gewetensbezwaren Militaire Dienst (TEGMD) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt men ergens geplaatst. Er zijn plusminus 1400 objecten, voor het overgrote deel overheidsinstellingen. Voor de rest zijn het instellingen op sociaal maatschappelijk terrein, ziekenhuizen en organisaties met ideële doelstelling. Zoveel mogelijk wordt in onderling overleg naar een werkobject gezocht. Beklemtoond wordt dat de erkende gewetensbezwaarde beslist niet voor anti-militairistische doeleinden mag worden ingeschakeld. Men ontvangt als zakgeld hetzelfde soldij als Jan Soldaat in zijn eerste oefentijd. Men staat evenwel niet onder de krijgstucht maar valt onder het burgerstrafrecht.

Ook vanuit onze eigen kerkelijke kring wordt - zeg maar - de laatste tien jaren een beroep gedaan op de Wet Gewetensbezwaren. Het aantal van hen is (nog) niet groot, maar ze zijn er. Wat zijn meestal de argumenten?

1. Op grond van de bijbel meent men neen te moeten zeggen tegen de kernbewapening, daar dit geweld alle perken te buiten gaat. Het zijn massavernietigingswapens. Ze druisen in tegen Gods scheppingsorde en respecteren op geen enkele wijze de oorlogswetten uit Deuteronomium 20: 10- 20. De verwoestende gevolgen zullen tot in volgende generaties merkbaar zijn. Om deze reden kan men zich niet begeven in een organisatie die van deze wapens eventueel gebruik maakt en thans al enkele kernwapentaken vervult.

2. In de tweede plaats brengt men naar voren dat door een christen geen kwaad met kwaad vergolden mag worden. We moeten het kwade door het goede overwinnen. Men wijst ter ondersteuning o.a. op diverse gedeelten uit de bergrede van Mattheüs 5/Lucas 6 (b.v. Mattheüs 5: 44: Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen), Mattheüs 26: 52 (Toen zeide Jezus tot hem: Breng uw zwaard weder op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen), Romeinen 6: 13 (en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God), Romeinen 12: 19-21 (Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Here.……), Romeinen 13: 8-10 (vers 10 luidt: De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet), 2 Korinthe 10:3 (Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees), 1 Petrus 2: 21-25 (Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden.……), 1 Johannes 3:15 (Een ieder, die zijn broeder haat, is een mensenmoorder en gij weet, dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft).

Niet al onze bezwaarden nemen dit tweede argument in hun motivatie op. Indien wel, veelal ligt het hoofdaccent op het eerste gegeven.

Er zijn er die in hun beroep tevens wijzen op een uitspraak van de oud-christelijke schrijver Tertullianus (ca. 160-220): Met het ontwapenen van Petrus ontdeed de Heer iedere soldaat van zijn wapenrusting.

Op grond van hun godsdienstige en zedelijke overtuiging zijn bovengenoemden in hun geweten bezwaard om in dienst te gaan. Ze kunnen zich innerlijk tegenover de door hen aldus geformuleerde bijbelse normen niet verantwoorden. Het wel-in-dienst-gaan zou bij hen een ondragelijke onrust en pijn veroorzaken.

Hoe moeten we nu over het één en ander oordelen?

Op zich moeten we voor de stem van het geweten altijd groot respect hebben. We herinneren ons de uitspraak van Luther in Worms: Het is niet geraden tegen het geweten te handelen. Toch mag bij ons het geweten nooit het laatste woord hebben. Het mag stellig niet het aureool van heiligheid en onaantastbaarheid toegekend worden. Ons geweten kan dwalen, zelfs „besmet” zijn. Ons geweten is nooit de norm zelf. Dàt is het Woord van God. Op die norm moet het geweten zich met rècht kunnen beroepen, dus terecht! Is dat inderdaad mogelijk?

Ik denk allereerst aan het zogenaamde kernbezwaar. Ongetwijfeld zal er niemand zijn die het bestaan van nucleaire wapens toejuicht. Het is ook Godgeklaagd dat we de beschikking hebben over een vernietigingspotentieel van meer dan 50.000 kernwapens. In theorie zijn we in staat als alle registers worden opengetrokken de gehele wereld dertien keer te vernietigen en te vergiftigen. Zeker, we kunnen de Here God danken dat Hij ons het inzicht gaf om uit de onzichtbare atomen ongekende energievoorraden te maken. Het is echter niet naar Zijn wil als we deze goede gaven weten om te zetten in duivelse middelen om de wereld en de mensheid te vernietigen.

In die zin kunnen we inderdaad spreken van een „diabolisch Godsgeschenk”. Ook is het onmogelijk om in het nucleaire wapen geen principieel ànder wapen te zien dan in het zogenaamde conventionele wapen en wel met name vanwege zijn verwoestende nawerkingen voor de schepping en volgende generaties. Tenslotte hebben wij het apocalyptisch vuur niet op te roepen! Maar al is dat zo, de nucleaire wapens zijn er nu eenmaal en wel aan beide kanten, bij de supermachten de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Ook China, Engeland en Frankrijk beschikken over een eigen (bescheiden) nucleair wapenarsenaal. Aan al deze keiharde feiten kunnen we onmogelijk voorbijgaan.

Wat is bij ons in het Westen, bij de leden van de Noordatlantische Verdragsorganisatie (de NAVO, waartoe zestien landen behoren) de functie van de nucleaire bewapening? Dezelfde als van alle àndere bewapening: puur defensief, dus verdedigend. Ze heeft een oorlogvoorkomende werking. De rol van de nucleaire bewapening in de strategie van de NAVO is in samenhang met de conventionele strijdkrachten de vrede te handhaven. Hun afschrikwekkende werking moet het Warschaupact van een aanval weerhouden. Om dat te bereiken moet onze nucleaire bewapening een geloofwaardige indruk maken. Vandaar dat gestreefd wordt naar een zeker evenwicht in zijn totaliteit. Tevens zal er de bereidheid en de wil moeten zijn om zo’n wapen eventueel in te zetten. Dit laatste zal door de NAVO nooit zo maar gebeuren en indien wel: altijd op een zo laag mogelijk geweldsniveau teneinde een escalatie te voorkomen, dus tegelijk als een signaalfunctie.

Het is waar dat de NAVO geen no first use (geen eerste gebruik) verklaring van nucleaire wapens heeft afgelegd. Het niet afleggen betekent echter niet dat de NAVO wel als eerste kernwapens zal gebruiken. De NAVO zal eerder een vorm van agressie niet-nucleair aangepast beantwoorden, juist om het gebruik van kernwapens uit te stellen. Het getuigt evenwel van een zekere wijsheid om de onzekerheid over het eerste gebruik van kernwapens te laten voortbestaan om een aanval af te schrikken en zodoende oorlog te voorkomen.

Moeten we nu vrede hebben met het huidige nucleair wapentuig? Natuurlijk niet! Op zijn minst moeten we streven naar een evenwicht op een lager niveau. En dan gaat het niet om gelijke aantallen van elk soort maar om een betrekkelijk evenwicht. Nog mooier zou het zijn als de twee grote machtsblokken deze wapens afschaften! Ik herhaal: béide machtsblokken. Dus geen eenzijdige ontwapening. Dat is volkomen uit den boze en een spelen met vuur! En waarom? Omdat het communisme in het kapitalisme een constante bedreiging ziet voor de socialistische statengemeenschap onder aanvoering van de Sovjet-Unie. Men is uit op de uiteindelijke overwinning van de socialistische krachten. Het gaat om de wereldheerschappij. Waar mogelijk zal een dergelijk beleid offensief moeten zijn. De voortdurende versterking van de strijdkrachten in het Oostblok vormt de objectieve noodzakelijkheid voor het succesvol vestigen van het socialisme en het communisme. En hoe het communisme staat tegenover de religie, kunnen u de christenen achter het IJzeren Gordijn vertellen. Het communisme ontkent het bestaan van de levende God. Het wil de mens verlossen van de oerkwaal der religie en eist van hem een totale gebondenheid aan zijn leerstellingen. Bij de Warschaupactlanden vindt u ook geen Wet Gewetensbezwaren!

Vanzelfsprekend weten beide grootmachten dat er in een complete kernoorlog geen winnaars zullen zijn. Elke aanval zou zelfmoord kunnen betekenen! Gelukkig zaten de delegaties tot voor kort in Genève weer om de onderhandelingstafel. Op 19 en 20 november ontmoetten Gorbatsjow en Reagan elkaar. In het overleg is de Sovjet-Unie beslist geen zwakke partij. Er mag ongeveer een evenwicht bestaan in intercontinentale strategische kernwapens, op het gebied van de middellange afstandsraketten heeft Moskou een duidelijke voorsprong. Het groter aantal betreft idem de conventionele bewapening en de chemische wapens. Het is daarom geen wonder dat de NAVO, die sinds de vijftiger jaren het nucleaire wapenarsenaal in West-Europa niet uitbreidde maar eerder verminderde, dit thans moderniseert en aanpast.

Jongstleden 1 november besloot ons kabinet 48 kruisvluchtwapens in ons land te plaatsen. Na de plaatsing in 1988 zullen dan vier van de zes toebedeelde kernwapentaken worden afgestoten. Nogmaals: waarom deze wapens in ons land? Ter bescherming, in de dienst van de vrede, veiligheid en vrijheid. Ja, ook Nederland heeft als volwaardig lid van de NAVO een bepaalde verantwoordelijkheid.

Wie beslist over het gebruik van de Amerikaanse kernwapens in oorlogstijd in NAVO-verband? Nooit een commandant of een minister van defensie enz., maar de uiteindelijke beslissing ligt bij de eigenaar. De eigenaar van deze wapens is de regering van de Verenigde Staten. Bij een grootscheepse aanval met kernwapens neemt zij zonder consultatie van de bondgenoten een beslissing tot inzet, daar consultatie dan niet mogelijk is. In alle andere gevallen worden via een bepaalde procedure eerst àlle bondgenoten geraadpleegd, waarbij aan de standpunten van de landen die het meeste bij de inzet zijn betrokken „special weight” (gewicht) wordt gegeven.

Het kan bekend zijn dat in Amerika een onderzoek van start is gegaan naar een ruimteschild tegen kernwapens, het zogenaamde SDI (Strategisch Defensie Initiatief). Nu mag het een feit zijn dat Amerika een hoge technologische know-how (kennis) daarvoor thans in huis heeft, de Sovjet-Unie zit niet stil; het heeft al lang een massaal programma voor strategische defensie! Wanneer beide blokken over zo’n ruimtebewapening beschikken, kan de hoeveelheid van de kernwapens voor een groot gedeelte worden teruggedrongen. Het zou inderdaad toe te juichen zijn als zo’n defensieve onderscheppingsmogelijkheid ook voor de zogenaamde continentale raketten bestond. Ongetwijfeld zal daarnaar gespeurd worden. Een normale tweezijdige ontwapening blijft bij ons evenwel de hóógste prioriteit behouden! Nu werd door Reagan in een interview met vier Russische journalisten jl. 31 oktober verklaard dat de Verenigde Staten hun Star Warssysteem pas zullen plaatsen als alle aanvalsraketten van de beide supermachten zijn afgeschaft. Ik citeer: „En als de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten beide zeggen dat we onze aanvalswapens zullen uitschakelen, dan plaatsen we dit defensieve ding voor het geval een of andere gek in de wereld op een dag probeert deze wapens - kernwapens - opnieuw te maken, want, en bedenk dat, we weten allemaal hoe we ze moeten maken.” We wachten af………

Tot nu toe schreef ik steeds over de nucleaire bewapening. Laten we echter niet gering denken over de vernietigendé werking en precisie van de moderne conventionele wapens! En nu in concreto: De overheid dient de vrede te handhaven. Zij moet de samenleving tegen elke dictatoriale macht beschermen, ook terwille van de zaak van het Koninkrijk Gods! Dat is een Goddelijke opdracht. Naar Romeinen 13 draagt zij het zwaard niet tevergeefs. Zij heeft zich te presenteren als de toornende wreekster voor hem die kwaad bedrijft. Zij is er ons ten goede (vers 4). Natuurlijk was het atoomzwaard in de tijd van Paulus onbekend, zoals zoveel van onze tijd. Toch ligt er een lijn naar Romeinen 13: het atoomzwaard met al zijn veiligheidszekeringen is enkel legitiem als het een waarschuwende rol vervult in de zin van: pas op, agressor, want we dragen het niet tevergeefs (vers 4) en ga niet verder, agressor, stop met de aanval. En zo werken we ook via de paraplu ie van de atoombewapening aan het behoud van onze vrijheid en aan die van onze bondgenoten, mede terwille van onze kinderen en kleinkinderen, zonder (ook) op deze bewapening ons vertrouwen te stellen. Want evenzeer blijft de regel van Psalm 127 gelden: Als de HERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.

Ik wil nu iets opmerken over het geleverde tekstenmateriaal.

We moeten die teksten a.u.b. wel in hun verband laten staan en niet zomaar wegplukken. Een beroep op de bergrede en daarmee verwante teksten zoals Romeinen 12: 19-21, Romeinen 13: 8-1 Oen 1 Petrus 2: 21 -25 gaat totaal niet op. En waarom niet? Omdat het in deze Godswoorden gaat om de grondwet van het Koninkrijk der hemelen.

Deze woorden zijn speciaal gericht tot de gemeente die leeft in het licht van het gekomen en komende Koninkrijk. Ze zijn een stukje gemeentetheologie. Verkondigd wordt hoe men zich onderling en tegenover de buitenwacht te gedragen heeft. Men zal in heiligmaking hebben te leven (Romeinen 6: 13 en 2 Korinthe 10: 3).

Op geen enkele wijze spreken deze teksten over de taak van de overheid. Dat zit ook niet in Jezus’ afkeurend woord over Petrus’ zwaardgedrag. In die tekst van Mattheüs 26:52 praat de Heiland helemaal niet over alle gebruikmaking van het zwaard. Hij stelt slechts het onwettige, het gevaar van het eigenmachtige opnemen in het licht. In het conflict rondom Jezus kan het zwaard geen oplossing bieden, want Jezus is geen zwaard-Messias, geen zwaard - Koning.

Laten we ook waken tegen een selectief beroep op de bergrede uit Mattheüs 5. Ook de bergrede kent een wraakoefening via de overheid. Zij praat over het gerecht (verzen 21 en 22), de Hoge Raad (vers 22), de rechter (vers 25), de gevangenis (vers 25) en de hel (verzen 29 en 30). Het is dus niet enkel liefde wat de klok slaat! De bergrede spreekt zowel over het één als over het andere.

En nu naar Romeinen 12. Met alle kracht onderstreept Paulus in vers 19 dat we onszelf niet mogen wreken, want aan God komt de wraak toe, Hij zal het vergelden. Uitgerekend in het hoofdstuk daarop - Romeinen 13 - schrijft de apostel over de taak van de overheid. Zolang de Here God het kwaad niet vergeldt, zal de overheid in de dienst van Zijn recht moeten staan. Zij draagt het zwaard om het uiterste gevolg van de liefdeloosheid en van de onbarmhartigheid tegen te gaan, van welke kant zij ook komen.

Ik kom nu tot de conclusie: de Schriftuurlijke onderbouw voor het beroep op de Wet Gewetensbezwaren wordt door mij niet gedeeld. Daarmee zijn ook de twee pijlers verdwenen waarop het geweten zich in dezen grondde.

Hoe moeten we nu verder?

We zullen met hen die met deze problematiek zitten een eerlijk gesprek moeten voeren. Ze hebben er recht op dat ze zich volkomen uitspreken en dat we èn hun argumenten èn hun emoties serieus nemen. Mogelijk kunnen we dan onderkennen of er soms niet meer aan de hand is. Niet zelden schuilt angst op de achtergrond. In alle begrijpelijkheid dienen wij daartegenover te staan. Wanneer de bewuste jongere de HERE vreest, kan aan de uitspraak van Paulus in Romeinen 14 vers 8b aandacht geschonken worden: Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren.

In het gesprek zal tegelijk beklemtoond moeten worden dat onze overheid door God is ingesteld (Romeinen 131: 1), dat onze principiële houding er één moet zijn van gehoorzaamheid, van onderwerping (verzen 1 en 2) en dat we dit mede moeten doen om des gewetens wil (vers 5). Vanzelf betekent dit geen slaafse en blinde gehoorzaamheid. Dat ware verafgoding van de staat. Gelukkig vertoont onze overheid nog niet het beeld van die uit Openbaringen 13. Nu heeft de overheid uit naam van God de verplichting ons grondgebied te verdedigen. Zij heeft daartoe een ministerie niet van oorlog maar van defensie! Via dit departement eist de overheid van haar onderdanen terecht dat zij naar hun vermogen in de verdediging hun steentje bijdragen. Bovendien is heel de dienstplichtwetgeving op een democratische wijze tot stand gekomen. Zolang deze wet niet indruist tegen het bijbels richtsnoer of daarmee vloekt, hebben wij de overheid loyaal te gehoorzamen. Dan is er geen plaats voor „Ik kan niet anders. God helpe mij”. Het principe is derhalve niet: nucleair of niet-nucleair, maar gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, verdedig ik of verdedig ik niet. Dat laatste is de kernvraag!

Ook dient in zo’n pastoraal gesprek nagetrokken te worden of de „bezwaarde” wat weet van de leerstellingen van het communisme. Vaak is mijn ervaring dat men over dit maatschappelijk en politiek stelsel heel slecht geïnformeerd is of men meent dat het in de praktijk allemaal best zal meevallen! We plukken in dezen de wrange vruchten van een slechte informatie van de zijde van de christelijke school. Ook als kerk gaan wij in onze catechese niet vrijuit. En worden op onze jeugdverenigingen nog principiële politieke onderwerpen behandeld? Ik betwijfel dat ten zeerste. Natuurlijk gaat het mij niet om het tekenen van een vijandsbeeld noch om de verheerlijking van het kapitalisme, maar wel om een stukje eerlijke realiteit. Het is wat om de kreet te slaken van: „Liever rood dan dood”. Weet men wel wat rood of rose is? Heel goed bemerk je dat de gewetensbezwaarden de periode 1940-45 uit eigen ervaring niet hebben meegemaakt.

Ook mag gewezen worden op een bepaalde vorm van egoïsme. Door een beroep te doen op de Wet Gewetensbezwaren doet men niet in concreto mee met de verdediging van ons vaderland. In tijden van mobilisatie en oorlog behoeft men niet op te komen. Daar mogen aan de vervangende dienst nadelen zitten, men is wel elke avond thuis en men wordt niet in het buitenland geplaatst. Door de weigering wordt een ander genoodzaakt de plaats in te nemen, want een goede verdediging vraagt nu eenmaal mankracht!

Wat mij altijd eveneens bezighoudt is de vraag: hoe staat de persoon in kwestie tegenover abortus, euthanasie en genetische experimenten? Worden deze en andere gewelds-zaken door hem ook afgewezen of neemt hij daarin soms een soepele houding aan? En hoe staat hij tegenover burgerlijke ongehoorzaamheid?

Ook ben ik te allen tijde nieuwsgierig naar het aandeel van deze jongeren in de verbreiding van de boodschap van het evangelie van de Vredevorst Jezus Christus. Idem: treedt men zo nodig in eigen familieverhoudingen als vredestichter op? En wat doet men aan de effectieve bestrijding van de honger, armoede en discriminatie, waaraan thans milliarden guldens door de wapenwedloop onthouden worden?

Ik ga afsluiten.

Naar mijn denken bestaan er geen reële geloofsbezwaren om aan de oproep van onze wettige overheid geen gevolg te geven. Het is juist andersom! Van onze christen-jongeren mag iets anders verwacht worden. Op geen enkele wijze onderschrijf ik voor onze huidige Nederlandse situatie met haar duidelijke NAVO-afspraken en -uitspraken dat „dienstweigering om het geloof een volstrekt legitieme wijze van christen-zijn is”. Wil men consequent zijn, laat men dan echt dienstweigeren, zonder een beroep te doen op de Wet Gewetensbezwaren. Ten diepste is vervangende dienst een goedkope wijze van afbetaling.

Hebben wij als kerkeraad een taak jegens de bezwaarde? Zeer zeker. We moeten in ieder geval met hem in gesprek blijven. Voor alle duidelijkheid: zijn christen-zijn wordt in het geheel niet door mij in twijfel getrokken. Wel heb ik grote bezwaren tegen een bepaalde beleving daarvan. Niet het minst door een toegespitste prediking van het dubbelgebod der liefde in de geboden vijf, zes en acht kan het dwalend geweten hopelijk gecorrigeerd worden en mogelijk helemaal door de mede voorbeeldende verkondiging van de dienende Jezus als de goede Herder Die als Hij de wolf ziet aankomen Zijn kudde niet in de steek laat en vlucht, maar haar verdedigt door bovenal voor haar Zijn leven in te zetten (Johannes 10:11-13).

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DIENSTWEIGERING IN VERBAND MET NUCLEAIRE BEWAPENING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1985

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's