Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BELEIDSDEBAT ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BELEIDSDEBAT ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eerste Kamer

(liHtr (Ie heer Moiilcnian

OVEREENKOMSTIG DE DOOP­ BELOFTE

Waar wij vandaag als laatsten bij de begroting van Onderwijs en wetenschappen voor het jaar 1976 onze bijdrage leveren, werden wij bij de voorbereiding hiervan weer opnieuw bepaald bij de vele nota's die ons in het jaar dat achter ons ligt, hebben bereikt. Na al deze nota's waarvan de Contourennota wel de belangrijkste is, kan niet aan de indruk worden ontkomen, dat het gehele onderwijsbestel in beweging is.

Voor zover het ons gegeven is deze Contourennota na te lezen, kunnen wij dan ook constateren, dat hierin wel van een zekere overladenheid van do voorgestelde ontwikkeling sprake kan zijn. Wanneer bovendien de Knipselkrant aangaande het Contourenplan, ons in nr. 23 nadere mededelingen of een kritische benadering geeft, kan niet worden ontkend, dat soms door de bomen het bos niet meer kan worden gezien.

Door al deze veelheid van nota's en commentaren kan menigmaal een beangstigend gevoel ontstaan over de vraag wat nu eigenlijk precies de zin van dit alles is. Over onderwijs wordt veel geschreven en gesproken, maar aan duidelijkheid ontbreekt het nog wel eens. Vele zaken die heden ten dage aan de orde zijn vragen om meer duidelijkheid.

Men kan zich wel eens afvragen: waarom moet schier alles op de helling? Wij zijn niet tegen vernieuwing, of beter gezegd: verbetering. Maar elke vernieuwing mag niet dienstbaar gemaakt worden aan politiek-maatschappelijke idealen. Wij willen gaarne bepleiten de vrijheid van onderwijs naar levensbeschouwelijke richting. Daar zal het om dienen te gaan en ook daarvoor zal de overheid als Gods dienares ruim baan dienen te geven. Zij mag niet dwingende samenwerking of deelneming voorschrijven bij de schoolbegeleiding. Waarom is wijziging artikel 208 van de Grondwet nodig? Het subsidiebeleid roept ook vele

vragen op. Wij willen slechts bij enkele delen van de begroting nader stilstaan, maar willen toch duidelijk stellen het uitgangspunt, de visie, dat het hele onderwijsbeleid dient uit te gaan van Schrift en Belijdenis om de kinderen op te voeden in de vermaning en vreze des Heer en. Daarom willen wij het ook betreuren, dat hetgeen ons van uit het overheidsbeleid bereikt menigmaal zo vaag overkomt. De wacht hebben wij te betrekken, in hetgeen de Heere ons gegeven heeft, om te bewaren het pand dat ons is toevertrouwd. Moge de vrees die leeft onder dat deel van ons volk, dat de opvoeding naar de eis van Gods Woord voor zijn kinderen begeert, niet worden beschaamd. Maar dan zal ook van de overheid, ook van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, duidelijk moeten blijken dat zij dit onderschrijft, en ook volledige medewerking zal geven aan hen die levensbeschouwelijk een school wensen om onderwijs te geven, overeenkomstig de doopbelofte, eenmaal voor Gods Aangezicht gegeven.

HET SCHOLENPLAN

Elk jaar wordt een aantal aanvragen tot stichting van een school voor voortgezet onderwijs afgewezen. Een totaal van 530 aanvragen zijn niet gehonoreerd om uiteenlopende redenen. Wij zouden aandacht willen vragen voor het volgende. Artikel 69, lid 3, van de Wet op het voortgezet onderwijs stelt, dat bij de toepassing van de voorgaande leden, niet in aanmerking worden genomen de leerlingen, voor wie binnen redelijke afstand plaatsruimte beschikbaar zal zijn op een gelijksoortige school, waar het verlangde onderwijs wordt gegeven. Hoe verwordt gedifferentieerd ten aanzien van gelijksoortige scholen en het ver-

langde onderwijs? Het moge de Minister bekend zijn dat zich langzamerhand binnen de erkende zuilen van onderwijs een differentiatie voltrekt waarbij deze afzonderlijke levensbeschouwelijke stromingen een eigen identiteit gaan krijgen, eveneens tot uitdrukking komend in eigen onderwijs. Binnen het Protestants Christelijk onderwijs bestaan ook Vrijgemaakt Gereformeerde scholen en Reformatorische scholen. In hoeverre wordt bij vaststelling van het scholenplan rekening gehouden met deze verscheidenheid?

Wij zouden , , gelijksoortig" en het verlangde onderwijs ruim willen interpreteren, zodat ook kleinere stromingen binnen de zuilen een kans krijgen. Naar ons inzicht past dit in het beleid van de Minister om de eigen identiteit van de afzonderlijke scholen een kans te geven. Er moge aangetoond zijn dat de differentiaties binnen de levensbeschouwingen voldoende eigen identiteit hebben evenals het tot uitdrukking komen daarvan en het op eigen wijze gestalte geven aan pedagogische uitgangspunten. Kan de Minister aangeven welke lijn hij gaat volgen? Gaat hij meer rekening houden met differentiatie of minder? Wij zouden gaarne deze differentiatie een duidelijke kans willen geven, ook in onderwijskundig opzicht.

Wij verlangen niet dat de Minister zich gaat bezighouden met het inhoudelijke van het onderwijs maar wel, dat hij een ruime mogelijkheid schept om daar, waar aan bepaalde normen en getalscriteria voldaan' wordt, de gelegenheid te geven onderwijs te kunnen geven en in het scholenplan op te nemen. In de memorie van antwoord wordt gesteld, dat een aantal van 530 aanvragen om in het scholenplan te worden opgenomen niet is gehonoreerd. Dat heeft ons sterk aangesproken. De Minister stelt dat de reden voor niet-opneming in zijn algemeenheid is geweest dat het gevraagde onderwijs niet in overeenstemmii^ was met een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen. Wat is nu een evenwichtig geheel? Wat verstaat de Minister hier nu onder? Vervolgens wordt als oorzaak genoemd een te gerii^ potentieel en een benadelen van andere reeds bestaande scholen. Houdt dit in dat in een bepaalde regio, waar een school van welke richting dan ook gevestigd is, een andere school met een eigen religieuze signatuur die zich in dat gebied wil vestigen, geen opname in het scholenplan kan verwachten? Dit zou toch, dacht ik, in strijd zijn met de vrijheid van onderwijs naar richting, inrichting en oprichting. Dat als gevolg van niet opneming 24 instellingen in beroep zijn gegaan, is te begrijpen. Voldeden deze 24 instellingen ook aan de gestelde normen en getalscriteria? Hoelang duurt zo'n beroepsprocedure en is er een termijn waarbinnen een uitspraak moet worden gedaan?

GOEREE EN OVERFLAKKEE

Wij vragen bijzondere aandacht voor het Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs op Goeree- Overflakkee. Kinderen die h.a.v.o. of V. w.o. volgen en daarvoor Christelijk Onderwijs wensen, zijn aangewezen op Rotterdam. Ouders komen voor hoge reiskosten te staan, die niet vergoed worden door de tegemoetkoming in de subsidiekosten, omdat de maximale reisafstand, die berekend wordt, veel kleiner is dan de afstand die de leerlingen af te leggen hebben. Zij komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking, zodat deze reiskosten vrij sterk drukken op het gezinsbudget. Wij hebben uit de memorie van antwoord begrepen, dat de Stichting Voortgezet Onderwijs voor Goeree-Overflakkee in beroep gegaan is, tegen de afwijzing van een Christelijke Havo inMiddelharnis. Wij hopen dat dit beroep gegrond verklaard wordt. Voor het geval onvoldoende onderwijsmogelijkheden voor Christelijk Voortgezet Onderwijs op Goeree-Overflakkee blijven bestaan bepleiten wij een ruimere tegemoetkoming in de studiekosten voor ouders diehun leerlingen verder van huis naar school moeten sturen.

In de memorie van toelichting op de begroting voor het dienstjaar 1976 is de indiening van een wetsontwerp aangekondigd, inhoudende een verhoging van de wettelijke aantallen leerlingen, die nodig zijn voor het stichten van scholen voor gewoon lager onderwijs. Het is gelukkig dat de Minister bij brief van 14 november 1975 mededelii^ doet, voorlopig niet over te gaan tot indiening van het bovenbedoelde wetsontwerp.

Wij willen de hoop uitspreken, dat op uitstel ook afstel mag volgen, maar het is wel jammer, dat dit voornemen in het onderwijsveld grote onrust heeft teweeggebracht. Het was wel terecht. Het zou een regelrechte aanslag betekenen, op het stichten van kleinere bijzondere scholen.

De bezorgdheid is echter blijven bestaan, nu er in het kader van de herziening van onze Grondwet, een voorstel tot Avijziging van het onderwijsartikel 208 bij het parlement is ingediend. Hoewel het niet de bedoeling is, hier thans op in te gaan, blijkt weer opnieuw de spanning die er ontstaat, getuige de brief van de zeven organisaties uit het bijzonder onderwijs welke ook hun bezwaren hebben geuit, tegen de wijze waarop de Regering, artikel 208 hanteert. Wij vragen ons wel af, waarom dit alles nodig is! Is hier vanuit het onderwijsveld om gevraagd? Voor ons behoeft deze wijziging niet. Wij hopen er dan ook verschoond van te blijven, in dit huis hierover te beslissen.

SCHOOLBEGELEIDINGS­ DIENSTEN

Begeleiding van scholen middels een schoolbegeleidingsdienst kan van groot belang zijn voor de scholen. Naar onze mening is hier de levensbeschouwelijke grondslag wel de belangrijkste factor. Daarom betreuren wij het, dat in wezen gekozen is voor een ontzuilde opzet van het schoolbegeleidingswerk. De keuzevrijheid van het onderwijs is hierdoor beperkt. Wij zouden een verdere uitwerking willen bepleiten van de mogelijkheid die de Minister openlaat in de memorie van antwoord om althans in gebieden met een meervoud van 180.000 inwoners een tweede SBD zodanig op te richten dat de levensbeschouwelijke verscheidenheid van het onderwijs mede tot uitdrukking kan worden gebracht in de vormgeving van die SBD. In gebieden met minder dan 180.000 inwoners bepleiten wij een soepele hantering van de norm , , gebied met een Ic^ische regionale eenheid", zodat door combinatie van de regio's toch een differentiatie in het net van de SBD tot uitdrukking komt. Wij staan dit niet alleen voor met het oog op de identiteit van de bijzondere school, maar ook met het oog op de vertrouwensrelatie, die moet groeien tussen SBD en de scholen. De mogelijkheden hiertoe zijn bij een levensbeschouwelijke verscheidenheid binnen de SBD duidelijk groter. Daarom is het in het belang van het begeleidingswerk. Het algemene uitgangspunt bij de subsidiëring van de schoolbegeleidingsdiensten is, dat iedere regio ± 180.000 inwoners of meer moet bestrijken. Is dit een vastgelegde norm? Waar en wanneer is deze wettelijk vastgelegd?

De Minister wil deze norm niet strak toegepast zien. Er is dus een afwijking mogelijk. Dan wordt gesteld, dat rekening zal worden gehouden met de geografische en bestuurlijke situatie en met betrekking tot de bestaande aanpalende SBD.

Wordt hierdoor een bijzondere SBD uitgesloten? Indien dit de conclusie zou zijn, is dit toch wel zeer te betreuren. Wij kunnen dan ook moeilijk aan de indruk ontkomen, dat de Minister hieraan te weinig aandacht schenkt.

Wanneer in de memorie van antwoord gesteld wordt, dat er in een gebied van 180.000 inwoners geen tweede SBD zal worden gesubsidieerd, beginnen de vragen toch wel te rijzen. In de regioKampen- Noord-West-Veluwe is een bijzondere SBD in oprichting, zelfs al in een zeer vergevorderd stadium. Wanneer deze dienst binnenkort, in de rechtsvorm ener stichting zal worden opgericht, komt deze dan ook in aanmerking voor een subsidie? Wij menen dat dit toch zeker het geval zal zijn. Is deze stelling juist? Volgens de discussienota SBD kunnen scholen niet van buitenaf verplicht worden deel te riemen aan de werkzaamheden van SBD-

Wanneer de schoolbegeleiding door de onderwijspolitiek en het subsidiebeleid der Overheid, in de vorm wordt gedwongen van samenwerkingsdiensten met een monopoliepositie in de regio, zal het voor tal van scholen op grond van Gods Woord, onmogelijk zijn, hieraan deel te nemen.

Op deze wijze onttrekt de overheid zich aan haar aanhoudende zorg over deze scholen, terwijl - gezien de roepii^ en het ambt der overheid juist haar aanhoudende zorg over deze scholen gaat. Door het overheidsbeleid worden deze scholen in een duidelijke achterstandspositie gemanoeuvreerd.

Ten aanzien van het systeem van de financiering der SBD, om deze plaats te doen vinden naar het leerlingenaantal en via de scholen zegt de Minister in de memorie van antwoord , , dat dit vraagstuk aan de orde komt bij de uitwerking van de discussienota schoolbegeleiding", terwijl de Minister binnenkort - ik neem aan binnen afzienbare tijd - de Tweede Kamer zal inlichten over zijn voornemen met betrekking tot het verder te voeren beleid, ook op het gebied van de SBD.

Wij wachten dit bericht met belangstelling af, maar wij gaan wel van de stelling uit, dat het onderwijsveld van de school in staat zal moeten gesteld worden, om van onderaf tot een verenigingsvorm te komen, die functioneert als bestuursorgaan van de schoolbegeleiding en zij mag niet gebonden worden aan één door de overheid voorgeschreven indeling in regio's en moet zo nodig landelijk opgezet kunnen worden.

Het bestaansrecht van de SBD's zal afhankelijk dienen te zijn van het door de overheid te bepalen minimum aantal leerlingen waarvoor de dienst functioneert. Wij achten een regionale indeling op grond van het aantal inwoners volkomen onjuist. Vandaar dat wij gaarne de Minister in overweging willen geven om de financiering der SBD plaats te doen vinden via de schoolbegroting en niet naar het aantal inwoners. Een grote onbillijkheid zou hier worden weggenomen en er zou worden bereikt dat het functioneren van de SBD binnen het pedagogisch en didactisch kader van de school, gegrond op Gods Woord en in overeenstemming met de christelijke levensbeschouwing kan plaatsvinden.

Tot slot mag uit hetgeen gezegd is niet de conclusie worden getrokken, dat er ook geen waardering is. Dit zou niet juist zijn. Ook heeft de Minister in het jaar dat achter ons ligt, instellingen willen subsidiëren, waarvoor wij hem erkentelijk zijn. Maar wij willen ons betoog eindigen met de wens uit te spreken dat het onderwijs in dit jaar, maar ook voor de toekomst gegeven moge worden overeenkomstig Gods Woord en Zijn inzettingen. Moge de Minister aan dit onderwijs zijn volle medewerking geven.

UIT HET ANTWOORD VAN DE MINISTER EN DE STAATSSE­ CRETARIS

GETALSNORMEN VOOR SBD's

De heer Meuleman heeft gesproken over getalsnormen voor de schoolbegeleidingsdiensten. Hij constateert, dat bij de subsidiëring in het algemeen wordt uitgegaan van regio's van 180.000 inwoners. Hij vraagt waar die norm vandaan komt.

Wel, die norm is inderdaad geen wettelijke norm, maar een praktische norm, die ontstaan is bij de opbouw van het beleid en bij de subsidiemogelijkheden, die wij hadden. In een regio van 180.000 inwoners ontstaan levenskrachtige diensten, die een verscheidenheid aan bemanning kunnen inhouden. Die bemanning kan desgewenst ook van verschillende levensbeschouwelijke signatuur zijn en voldoen aan gerechtvaardigde verlangens naar levensbeschouwelijk gedifferentieerde dienstverlening. Versnippering in een groot aantal kleine diensten zal mijns inziens juist in het belang van het onderwijs moeten worden voorkomen. Overigens wordt die norm van 180.000 bijzonder soepel gehanteerd en worden er ook wel diensten gesubsidieerd in kleinere regio's. Ik meen wel dat wij in een te creëren regeling die normen met l)etrekkirig tot de omvang en de voorwaarden voor subsidie nader moeten vaststellen. In de nota Schoolbegeleidingsdiensten is een aantal aspecten van de problematiek van de subsidiëring van deze diensten genoemd. Daar zijn veel reacties en commentaren op gekomen. Ik ben op het ogenblik bezig te komen - waar mogelijk in overleg - tot een regeling, die in ieder geval in de komende jaren tot een betere subsidie zal leiden, vooruitlopend op een wettelijke maatregel, die daarvoor ten slotte in de plaats zal moeten treden. Dan zal ook een definitieve beslissing moeten worden genomen over het getal 180.000.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1976

De Banier | 8 Pagina's

BELEIDSDEBAT ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1976

De Banier | 8 Pagina's