Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GELUKKIG, WE ZIJN ER WEER UIT!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GELUKKIG, WE ZIJN ER WEER UIT!

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze woorden of woorden van gelijke strekking worden steeds meer gebruikt door predikanten of scribae in kerkblad-mededelingen. De meeste lezers van A.C. zullen wel direct begrijpen dat deze zucht van verlichting in verband gebracht moet worden met de jaarlijkse verkiezing van ambtsdragers.

Geeft het opstellen van een groslijst en meer nog het formeren van één of meer dubbel- tallen van kandidaten voor ouderling of diaken veel kerkeraden al grote zorg, daarmee zijn de moeilijkheden dan vaak nog niet ten einde.

Het wil mij voorkomen, ook alweer vanuit dezelfde bron, dat het vragen om ontheffing steeds meer toeneemt.

Het mag bekend zijn dat soms bij de kandidaatstelling de vraag al wordt gesteld: „Zou deze of die broeder, als hij gekozen wordt het wel aannemen?”

Vooral in kleinere gemeenten weet men meestal wel welke functies, al of niet belang- rijk, door sommige leden worden vervuld. Maar ook in grotere gemeenten waar nog re- gelmatlg huisbezoek wordt gedaan en de predikant of wijkouderling „zijn” mensen wel kent is deze vraag niet onbekend.

Nu zijn moeilijkheden bij verkiezingen niet van vandaag of gisteren. Veel ambtsdragers vinden de vergadering waar kandidaatstelling moet plaats vinden vaak het moeilijkste. Elke ouderling met enige ervaring kent vanuit de praktijk wel opmerkingen als: „ja, die broeder wel een trouw kerkganger maar geen priester in zijn gezin”, of: „trouw meele- ven daar ontbreekt het nogal eens aan”, of over een ander: „dat gezin is de hele zomer weg althans voor wat betreft de zondagen” enz. enz.

Deze of soortgelijke bezwaren zouden voorheen zeker kandidaatstelling verhinderen, in ieder geval aanleiding zijn om bij een eventueel huisbezoek onderwerp van gesprek te vormen.

De vraag of iemand in een „leesdienst” wel zal kunnen voorgaan werd (wordt) m.i. vaak ten onrechte gesteld. Bij een goede taakverdeling en -verhouding in de kerkeraad behoeft dàt geen bezwaar te zijn.

Ben ik goed ingelicht dat gebeurt het steeds meer dat men, vooral door gebrek aan „mankracht” het met eerder genoemde punten niet zo zwaar meer neemt. Ik ben er jammer genoeg niet zeker van dat in onze kerken niet voorkomt wat ik kortgeleden van een gereformeerde ouderling uit heus niet zo'n kleine gemeente hoorde. Deze ver- telde mij dat de kerkeraad over het bezwaar van „van Pasen tot eind-September weg zijn” was heen gestapt, want als de man of vrouw dan in de wintermaanden goed func- tioneerde, had men er in ieder geval in die tijd nog wat aan”.

Ontheffing vragen

Een zaak die steeds meer voorkomt, schreef ik reeds, en kerkeraden soms voor grote moeilijkheden plaatst.

Hoe moet men b.v. aan met een broeder die ontheffing vraagt omdat hij reeds een of meer belangrijke functies heeft in het maatschappelijke leven.

Natuurlijk mogen we dankbaar zijn dat, meer dan vroeger misschien, leden van onze kerken tot leidende functies in verschillende christelijke organisaties als b.v. vakbon- den, scholen, het zakenleven enz. geroepen worden. Het is fijn als men de gaven welke men van de Here ontvangen heeft, daarin kan en wil gebruiken.

Dat gekozenen dáárom echter ontheffing vragen, hetgeen meestal ook krijgen bete- kent, is m.i. onjuist.

Natuurlijk kan het moeilijk zijn om b.v. midden in een bestuursperiode af te treden omdat men tot ambtsdrager is gekozen. Vaak komt het echter voor dat men dit te ge- makkelijk als reden opgeeft om „het niet aan te nemen”.

Dat blijkt o.a. wel uit het feit dat men zich soms maar al te gemakkelijk een herbenoe- ming laat welgevallen. Het „we kunnen je echt nog niet missen” weegt dan vaak zwaar- der dan de roeping tot het ambt. Natuurlijk, het kan soms moeilijk zijn maar ik meen dat deze dingen toch wel meer punt van bespreking moeten zijn of worden. Ik ben nl. wat bang dat door allerlei menselijke overwegingen, die er zeker óók rond de verkiezing van ambtsdragers zijn, devaluering van het ambt toeneemt, en dat terwijl het Woord van God toch zo duidelijk op de belangrijkheid van het ambt wijst.

„Staan naar het opzienersambt” (1 Tim. 3) wordt wel eens meer gezien als „graag een baantje willen hebben” dan als een Schriftuurlijk gegeven. Het ambt wordt ook meermalen gezien als een last in plaats van een „voortreffelijke taak”.

Wat kunnen er veel bezwaren worden opgenoemd o.a. ook dat je toch alleen maar kri- tiek te horen krijgt enz.

Nu, daar wist Paulus ook iets van. En zonder nu het apostelschap van Paulus te willen gelijkstellen met b.v. het ambt van ouderling, zijn er toch wel zoveel punten van over- eenkomst dat we aan bepaalde uitspraken in de H. Schrift niet voorbij mogen gaan.

In Kor. 4 : 1 b.v. waar gesproken wordt over „dienaren van Christus aan wie het be- heer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd”.

Nu weet ik wel dat ambtsdragers dat heus niet zo gemakkelijk van zichzelf zullen zeg- gen, maar wij mogen er wel moed uit putten en er de vinger bijleggen en dat temeer omdat er verder Staat dat „de bediening hen door barmhartigheid is toevertrouwd” (2 Kor. 4:1).

lemand gaf mij de volgende vertaling: „Daarom, hebbendedezedienst, bediening (let- terlijk: diakonia) gelijk wij barmhartigheid hebben gevonden, worden wij niet moe….” In dit woord van Paulus klinkt, meen ik, de ootmoed door die ook het kenmerk van alle ambtsdragers zal moeten zijn.

Hij spreekt van barmhartigheid: deze dienst is niet van hemzelf maar opgelegd door ge- nade (barmhartigheid).

Niet door ijver of Verdienste maar door Gods barmhartigheid tot zulk een „ere-plaats” geroepen, gebracht.

Om dat steeds weer te beseffen en daarvan te kunnen spreken, het ambt tot Gods eer en heil van de gemeente te kunnen uitoefenen, zijn ouderlingen schuldig Gods Woord naarstig te doorzoeken en zichzelf gedurig te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs (bev. form.).

Preken over voornoemde teksten in de tijd die aan de verkiezing van ambtsdragers vooraf gaat en wat blijmoediger spreken over het mogen dienen tijdens de huisbezoe- ken zou, onder de zegen des Heren, wel eens kunnen leiden tot meer waardering van en begeerte tot het ambt.

Misschien kwamen we er dan pas goéd uit!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1982

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

GELUKKIG, WE ZIJN ER WEER UIT!

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1982

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's