Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bezinning op het gebed

Het laatst verschenen nummer van „Ambtelijk Contact", het maandblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, is geheel gewijd aan het gebed. Aan de orde komen: persoonlijk bidden, het gebed in de gemeente, in het gezin, bij huisbezoek, op kerkelijke vergaderingen en ook als onderwerp van gesprek bij het huisbezoek.

In het openingsartikel zet ds. J. C. L. Starreveld twee omschrijvingen van het gebed naast elkaar:

„Wat is bidden? Laten we twee omschrijvingen onder elkaar zetten uit onze gereformeerde traditie. De omschrijvingen zijn van Calvijn en van Brakel.

Calvijn: Het gebed is een zekere samenspreking der mensen met God, waardoor zij, het hemelse heiligdom binnengegaan zijnde, Hem over zijn beloften in eigen persoon aanspreken, opdat zij ervaren dat niet ijdel geweest is wat zij geloofd hebben, toen Hij het hun slechts met woorden toezegde. Door het bidden worden de schatten uitgegraven die door het evangelie des Heren zijn aangewezen en die ons geloof aanschouwd heeft.

Brakel: ’t Gebed is een uitdrukking van heilige begeerten tot God in de naam van Christus, welke door de werking van de Heilige Geest uit een wedergeboren hart voortkomen, met verzoek om die te verkrijgen.

Calvijn werkte zijn definitie uit in Institutie boek III, hoofdstuk XX en Brakel hecht aan het uitleggen van elk element uit zijn definitie in zijn Redelijke Godsdienst deel II, hoofdstuk XXV. Wie dieper op de zaak van het bidden wil ingaan, late deze stukken niet ongelezen.

Er zijn een paar dingen die opvallen. Allereerst de inspanning om het geestelijk karakter van het bidden te benadrukken. Bidden is voor ons vaak: God vragen om allerlei praktische zaken, gezondheid, voedsel, welvaart, vrede, kortom alles wat dit leven op aarde aangenaam doet zijn en eigenlijk zijn we dan wel tevreden en dan moet God het ook maar geven. We bidden wel als kinderen maar zijn we werkelijk in een kinderlijke gestalte zoals de Here Jezus, hoewel Hij de eniggeboren Zoon is, ons de kinderlijke omgang met de Vader leerde?

Calvijn zegt dat we een hemels heiligdom binnengaan. Op de achtergrond staat de Hebreeënbrief. Met hoeveel ontzag en onder de indruk zouden we niet een paleis binnengaan om de koningin te ontmoeten. Bidden is treden voor de troon van God in een hemels heiligdom en de Schrift zegt: het is een troon van genade, niet een troon van oordeel, dus vrijmoedigheid is geschonken want de scepter wordt toegereikt. In zo'n heihgdom binnentredend heeft dat invloed op onze manier van spreken, op onze innerlijke houding en op dat wat we gaan vragen. Als een koning bereid is om ons het beste te geven waar hij de beschikking over heeft, moeten wij dan volstaan met iets gerings of onbelangrijks te vragen? Die koning zou zich beledigd kunnen voelen. De koningsmacht van God gaat over alle dingen, ook de kleinste. Die mogen we dus best noemen, maar vergeten we de grote dingen niet. Zijn Naam geheiligd. Zijn Rijk gekomen. Zijn wil geschied. We mogen tot God naderen in Zijn heiligdom met de wezenlijke dingen nodig tot ons heil en niet met beuzelingen.

Het bidden en de belofte

Een tweede dat opvalt, is dat het geloof in de beloften van God de eigenlijke zaak van het gebed vormen. Bidden is vragen om geloof (verdieping en versterking van het gelooO maar ook bidden in geloof. Denk aan Romeinen 10 : 13, 14: , Alwie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden, Hoe zullen ze dan Hem aanroepen in wie zij niet geloofd hebben? " Hier reiken Luther en Calvijn elkaar de hand door het bidden te concentreren op de gegeven beloften. Anders is bidden een bidden op goed geluk. In het aanspreken van God op zijn beloften ervaren de gelovigen, dat hun geloof niet ijdel is. Het is geen verbeelding dat er bij God genade te verkrijgen is voor een zondig mens. In het bidden wordt onze ziel en onze geest gebracht in de dispositie, dat is de gesteldheid, die noodzakelijk is om van God en goddelijke zaken ervaring te krijgen. En één daarvan is dat ik de Here nodig krijg omdat ik een verloren en zondig mens ben. Daar moet ik licht over krijgen, want hoe zouden we iets van de Here kunnen vragen als we menen dat het met ons niet hopeloos is. De noodzaak van het gehed valt weg, wanneer voor ons geestelijk en lichameiijk alles beheersbaar is geworden.

De Heilige Geest en het gebed

Daarmee komen we tot het derde dat opvalt, met name bij Brakel. Dat is het noemen van de werking van de Heilige Geest in het gebed. Dat element ontbreekt zeker niet in Calvijns behandeling; hij noemt de Heilige Geest de leermeester van het gebed. Maar Brakel noemt in zijn definitie de werking van de Heilige Geest. John Owen had in 1682 een verhandeling gepubliceerd speciaal over het werk van de Heilige Geest in het bidden. Door het accent op het werk van de Heilige Geest te leggen matigt zich het accent op de gesteldheid die de bidder moet hebben voor het gebed. Calvijn had vier regels opgesteld voor de dispositie van de bidder.

In welke gesteldheid moet men bidden?

1. het hart moet vrij zijn van aardse zorgen en opstijgen tot een zuiverheid die Gode waardig is;

2. onze gebrekkigheid gevoelen en bedenken dat wat we nodig hebben, en daaraan een brandende begeerte paren om het te verkrijgen;

3. in nederigheid en in afstand doen van de gedachte aan eigen roem, met ootmoedige en oprechte schuldbelijdenis, dat is de sleutel die de deur opent tot het bidden;

4. nedergeworpen en bedwongen door de ootmoed toch bezield worden door een vaste hoop op verhoring.

Boetvaardigheid en geloof moeten in het gebed elkaar wederkerig ontmoeten. Calvijn voelt zelf aan dat niemand tot zo'n volmaakte instelling tot het bidden komt, en wijdt een prachtige bladzijde aan de voorbidding van Christus in wiens naam we tot God mogen naderen.

Aanvullend in de stijl van een nadere reformatie bespreekt de puritein John Owen de teksten Zacharia 12 : 10 en Romeinen 8 : 26, 27 waarin staan de belofte van de uitgieting van de Geest der genade en der gebeden en de Heilige Geest die voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Door dat werk van de Geest weten de gelovigen dat zij bidden naar de wil van God zoals het behoort en daarmee wordt die belangrijke vraag uit het geloofsleven beantwoord: id ik wel goed?

Deze beloften zijn vertroostend omdat de Heilige Geest alles meebrengt wat tot het bidden nodig is. Genadig werkt de Geest het verlangen om te bidden en de gesteldheid om te bidden en vervolgens werkt de Geest in ons de vaardigheid en de kunde om deze heilige plicht te vervullen. Praktische aanwijzingen begeleiden deze uiteenzettingen. In een rectorale rede (1973) pakte prof. dr. J. P. Versteeg deze draad van John Owen op en verwoordde voor onze tijd de rijkdom van het werk van de Geest en het gebed. Owen vatte het pleiten van de Geest juist niet op als een plaatsvervangend bidden van de Geest tot God voor de gelovigen, maar uitsluitend als een werk van de Geest in de gelovigen. Dit laatste wordt niet ontkend door Versteeg, alleen genoemd.

Oog hebben voor het werk van de Heilige Geest om ons te brengen tot het bidden, ons te bekwamen tot het bidden, ons de zaken aan te reiken waarvoor we zullen bidden, geeft hoop en verwachting dat ook wij vandaag in onze kerken vurig mogen bidden om de Heilige Geest. Want het is door de Geest van Christus en in de Geest van Christus dat wij vrijmoedig mogen naderen voor de troon van God in de hemel.”

Belangrijke overwegingen tot stimulering van het gebedsleven worden ons hier aangereikt. We zouden er inderdaad goed aan doen de door ds. Starreveld genoemde hoofdstukken uit de werken van Calvijn en a Brakel eens aandachtig te lezen.

Veel geestelijke dorheid is een rechtstreeks gevolg van gebedsarmoede. Daarom hebben we de werking van de Geest der genade en der gebeden zo hard nodig. Met J. C. Ryle zouden we elkaar (en onszelf!) de vraag moeten stellen: bidt u wel?

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's