Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MATERIALISME

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MATERIALISME

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Misschien herinner je je nog wel dat onze zendingspredikant ds. Vreugdenhil eens in „Daniël" schreef over hinderpalen op de weg naar Christus. Hij doelde toen op geestelijke ophouders op die weg. Je moet dat artikel nog maar eens opzoeken. Nu willen we in dit artikel over een andere hindernis om tot het leven in te gaan, nadenken, namelijk het gehecht zijn aan geld en goed. Of denk je misschien dat dat nog geen rol speelt als je alleen maar de beschikking hebt over je wekelijkse zakgeld? Bedenk dan dat het in onze verhouding tot de Heere God niet alleen gaat over onze daden en de omvang daarvan, maar bovenal ook om de gezindheid van ons hart. De Heere is immers een God Die vraagt naar waarheid in het binnenste, tot in de kleinste dingen van ons leven toe.

Onze welvaart

Ondanks de teruggang van onze ekonomie in de laatste jaren is er in ons land nog duidelijk sprake van welvaart, zeker als je de toestand van ons land in ekonomisch opzicht vergelijkt met die van vele andere landen in deze wereld. Zelfs als bijvoorbeeld de werkloosheid toegeslagen heeft in je leven, met alle nare gevolgen van dien, is jouw leefsituatie nog totaal onvergelijkbaar met die van veel van je leeftijdgenoten in de Derde Wereld. Daar ontbreekt het soms aan de meest elementaire levensbehoeften. En hier hebben we daarnaast nog heel wat luxe. Als we om ons heen zien, bemerken we dat er heel wat mensen zijn die kritiekloos aan de huidige welvaart deelnemen. Ze hebben op materieel gebied alles wat hun hart begeert en dat vinden ze best. Het is echter de vraag of een christen er ook een dergelijke levenshouding op na mag houden. Zeg nu niet te gauw: „maar dan moetje eerst door genade een echte christen zijn", want de Heere zegt nergens in Zijn Woord dat het onbekeerd zijn, verlof geeft tot een wereldse levenswandel.

We houden allemaal van onze welvaart, laten we eerlijk zijn. Echter, deze welvaart heeft ook haar keerzijde. Denk eens aan de duizenden verkeersdoden die er jaarlijks vallen, aan de honderdduizenden WAO'ers die er rondlopen en aan de vergiftiging van het milieu. Verder de vele welvaartsziektenals hart-en vaatziekten, overspannenheid en ga zo maar door. Vanuit dat gezichtspunt is wel eens gezegd dat onze maatschappij een Moloch is die zijn (kindekoffers eist.

Tot nog toe zijn er alleen dingen genoemd die de gehele samenleving betreffen. Ook in het persoonlijke leven van de mensen, ook van jou en mij dus, zijn de schaduwzijden van de moderne welvaart op te merken. Denk eens aan het gemak waarmee door velen geld geleend wordt. Ook onder jongeren komt dat verschijnsel voor, of niet soms? En als je wat ouder bent en je hebt een huis nodig? Een grote hypotheek of persoonlijke lening lijkt dan een gemakkelijke oplossing. Zo veel mensen doen dat immers? En hoe zit het met onze giften voor de goede, noodzakelijke, verantwoorde doeleinden? Moeten die zonder meer wijken voor allerlei luxe-artikelen of blijft daarvoor nog ruimte over op onze begroting? Wie in de strikken van het materialisme gevangen zit, heeft er misschien niet veel idee in om zich aan de hand van de Bijbel op deze problematiek te bezinnen. Als we echter de christennaam willen dragen, kunnen we daar toch niet onderuit.

Het Oude Testament

Als we in het Oude Testament zoeken naar regels voor het omgaan met ons geld en goed komen we als vanzelf terecht bij de mozaïsche wetgeving. Zeg nu niet te gauw: „Daar hebben we nu niets meer mee te maken, want die wetten zijn al lang

afgeschaft”. Als je dat zegt, sta je wat dit betreft in ieder geval niet in de traditie van Calvijn. Die hervormer zegt in hoofdstuk XX van boek IV in zijn Institutie:

„Ongetwijfeld is aan alle volken de vrijheid gelaten om de wetten te maken, van welke ze zien, dat ze hun nut zijn: aar die moeten naar die eeuwige regel der liefde ingericht worden, zodat ze wel in vorm verschillen, maar hetzelfde beginsel hebben". Dat wil dus zeggen dat we ook nu nog aan de principes die aan de mozaïsche wetten ten grondslag liggen, gebonden zijn. Een belangrijk gegeven is Deut. 8 : 3b: dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat". Deze tekst is van des te meer belang, omdat niemand minder dan de Heere Jezus Zelf hem aanhaalt in het Nieuwe Testament. Vaak wordt deze tekst misverstaan. Dan zegt men dat de mens niet alleen stoffelijk, maar vooral geestelijk voedsel nodig heeft. Nu is dat op zichzelf wel een waarheid, maar deze tekst bedoelt dat toch niet.

Mozes wil er mee zeggen dat aan al onze stoffelijke middelen de goddelijke zegen verbonden moet zijn. Dat houdt tevens in dat ons doen en laten op materieel gebied zó behoort te zijn dat Gods zegen er inderdaad aan verbonden kan zijn. Onze bestaanszekerheid kan dus nooit in het materiële liggen zonder de zegen van de Heere.

Tegen deze achtergrond moeten we de sociale grondregels, die het oudtestamentische Israël kreeg, zien. Welke regels waren dat dan en wat betekenen ze nog voor ons?

Persoonlijk bezit

In de eerste plaats pleit het Oude Testament nergens voor afschaffing van het persoonlijke bezit of volledige gelijkheid daarvan. Door het bedrijven van handel bijvoorbeeld bleven de materiële verschillen tussen de mensen bestaan. Hiermee is echter niet alles gezegd. Denk eens aan het sabbat-en het jubeljaar zoals je dat vooral beschreven vindt in Leviticus 25. Deze belangrijke jaren hadden ook financiële gevolgen voor het volk Israël. De akkers lagen braak en Israël werd daardoor vermaand in vertrouwen op te zien tot zijn God, ook in materieel opzicht. Bovendien werden al te grote materiële verschillen in die jaren rechtgetrokken. Vooral in het jubeljaar was dat het geval. Het grondbezit kwam dan weer aan de familie die het oorspronkelijk bezeten had. Je begrijpt dat dat in de toenmalige agrarische samenleving van groot belang was. Bovendien kreeg iedere Israëliet die om financiële redenen tot slavernij vervallen was dan zijn vrijheid terug. Zo kreeg men als Israëliet de gelegenheid om onder Gods zegen in materieel opzicht opnieuw te beginnen.

De vreemdeling, wees en weduwe

Ook zou gewezen kunnen worden op Gods bijzondere zorg over de vreemdeling, de wees en de weduwe. Dat waren de armen van de oudtestamentische tijd. Zij ontvingen eens in de drie jaar de tienden die men anders naar het heiligdom bracht. Bovendien waren de restanten van de oogst voor hen.

Voeg daar nog aan toe dat er onder Israël geen bedelaars mochten zijn en we kunnen niet anders dan konstateren dat de Heere voor iedere Israëliet een bestaansminimum ingesteld heeft, ook als is dat niet met een bepaald bedrag of door een bepaalde hoeveelheid bezit aan te geven.

De betekenis voor ons

Als we deze zaken uit de mozaïsche wetgeving overzien, ontdekken we al gauw enkele hoofdlijnen die ook voor ons, al leven we niet meer in een agrarische samenleving, van belang zijn, namelijk de handhaving van het privé-bezit en het hebben van minstens een bestaansminimum.

Dat handhaven van privé-bezit betekent echter niet dat de ongeremde rijkdom in het Oude Testament aanbevolen wordt. De woorden van Agur in Spreuken 30 spreken wat dat betreft duidelijke taal. Om over onrechtvaardig verkregen bezit maar te zwijgen. Hoe geselen de profeten, onder wie Amos een belangrijke plaats inneemt in dit opzicht, het sociale onrecht! Het is alsof we hier reeds het Nieuwe Testament horen zeggen: men kan niet God dienen èn de Mammon!

In de moderne theologie worden de uitspraken van die profeten maar al te vaak uit het geheel van de bijbelse boodschap geïsoleerd. Alsof rijk zijn op zichzelf zonde zou zijn! Integendeel, het gaat er maar om wat men met zijn rijkdom doet en met welke gezindheid men dat doet. De grote lijder Job had in zijn rijke verleden duidelijk hart voor de berooide (zie Job 31).

Het Nieuwe Testament

We mogen het Oude en het Nieuwe Testament nooit tegen elkaar uitspelen. Er

is een doorgaande lijn. Dat blijkt ook wat betreft ons omgaan met geld en goed zo te zijn. Ook in het Nieuwe Testament wordt bezit als zodanig niet afgekeurd. Denk maar aan Ananias en Saffira uit Handelingen 5 die hun geld echt wel hadden mogen houden. Dat bezit zou op zichzelf niet zondig geweest zijn. Petrus zegt immers duidelijk: Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde was het niet in uw macht? " Anderzijds is er voor de gehechtheid aan het materiële in het Nieuwe Testament geen wettige plaats. De Heere Jezus Christus Zelf is daarvoor bij Paulus hèt grote Voorbeeld als hij vrijgevigheid bepleit. Misschien is het je wel eens opgevallen dat midden in het „materiële" 2 Kor. 8 dat „geestelijke" negende vers staat. De vrijwillige armoede van de Heere Jezus om zondaren zalig te maken, is voor de apostel een reden om de Korinthiërs tot vrijgevigheid aan te sporen. Trouwens, voor een christen zijn het natuurlijke en het geestelijke toch geen twee aparte werelden, maar samen vormen ze het ene gebied van Koning Jezus. Christenen dienen met hun goederen aan allen wèl te doen, doch allermeest de huisgenoten des geloofs. Naast die zorg voor de medechristenen is er het onderhoud van degenen die het evangelie prediken. Ook op dat gebied is de arbeider zijn loon waardig (1 Tim. 5:18). In dit verband is het opmerkelijk dat de apostel Paulus soms teruggrijpt op het Oude Testament. Dat is o.a. in 1 Kor. 9 : 14 het geval. Als we Numeri 18 ook opslaan blijkt ons de overeenkomst tussen het loon der priesters en levieten enerzijds en dat van de evangeliedienaars anderzijds. Op dezelfde wijze wordt in 2 Kor. 8 terugverwezen naar het verzamelen van het manna in de woestijn. Dat terugverwijzen is een reden te meer om te stellen dat er zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament van enkele altijd geldende grondregels sprake is. Opnieuw zouden we kunnen zeggen: echt op privé-bezit en gelijkheid wat betreft de meest primaire levensbehoeften, het zogenaamde bestaansminimum (2 Kor. 8:15: Die veel verzameld had, had niet over; en die weinig verzameld had, had niet te weinig". Agurs bede is ook in de nieuwtestamentische tijd van belang. We kennen allemaal wel de bekende uitspraak van de Heere Jezus in Mattheüs 19 over de kameel en het oog van de naald in verband met het zalig worden van een rijk iemand. Als het ergens duidelijk is dat gehechtheid van het aardse goed een hinderpaal is om de Heere Jezus te volgen, is dat wel in de voorgaande geschiedenis het geval. Daar weigert een rijke jonge man zijn bezittingen te verkopen en de opbrengst aan de armen te geven, en daarna de Heere Jezus te volgen. Waar zijn schat was, daar was zijn hart! De christelijke leefregel wat betreft ons aardse goed vinden we in 1 Tim. 6:7: Want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen". En even verder: die rijk willen worden (niet: ie rijk zijn op zichzelf) vallen in verzoeking en in de strik”.

Vrienden maken uit de onrechtvaardige mammon

In Lukas 16 wordt gesproken over de (onrechtvaardige) mammon. Uit het verband blijkt duidelijk dat het hier over de rijkdom gaat. Op het eerste gezicht is het vrienden maken uit de onrechtvaardige mammon een wat vreemde uitdrukking. „Vrienden" en „onrechtvaardige mammon" schijnen geen zaken te zijn die bij elkaar passen. En hoe kunnen die vrienden ons als ons ontbreken zal.

d.w.z. in het uur van onze dood, ontvangen in de eeuwige tabernakelen, in de eeuwige heerlijkheid? Laten we eens naar Calvijn luisteren. De geneefse hervormer zegt: „Christus leert ons dat wij door milddadigheid gunst bij God moeten verwerven, die beloofd dat Hij jegens de barmhartigen en weiwillenden ook barmhartig zal zijn ( ) De Heere heeft derhalve het oog niet op de personen, maar op het werk en wil dat onze weldadigheid, ook al wordt zij aan ondankbaren bewezen, ons bij God ten goede kome”.

En even verder: „Door de uitdrukking de onrechtvaardige mammon wil Hij ons de rijkdom als verdacht doen voorkomen, omdat deze zijn bezitters meestal in de ongerechtigheid inwikkelt. Want al is de rijkdom op zichzelf niet kwaad, toch brengt Christus die terecht in verdenking, omdat hij zelden verkregen wordt zonder bedrog, of geweld of andere onwettige kunstgrepen”.

Als we deze woorden van Calvijn bezien, kunnen we slechts konkluderen dat deze, op het oog misschien wat vreemde tekst, precies past in het gehele beeld dat het Nieuwe Testament van rijkdom en bezit, geld en goederen, geeft.

En wij?

Materialisme, het gehecht zijn aan geld en goed, komt ook onder ons voor. Laten we eerlijk zijn tegenover de Heere en onszelf. Zijn we ook in dit opzicht vaak niet bijzonder wereldgelijkvormig? Wereldgelijkvormigheid omvat niet alleen onze daden, maar nog veel meer onze gezindheid. Noemt de Schrift ons immers niet als tegenstelling daarvan de vernieuwing van het gemoed?

Wat onze uiterlijke daden betreft, kunnen we anderen en onszelf proberen te misleiden, maar de Heere ziet het hart aan. Laat het daarom mogen zijn:

Beproef vrij van omhoog, Mijn hart dat voor Uw oog, Alwetende, steeds open lag.

En bedenk bovendien: alles wat wij missen, kan de Heere geven. Hij is immers, anders dan wij mensen, een God die mild geeft en niet verwijt. Ook het „bezitten als niet bezittende" wordt op Jezus' school geleerd. Wanneer we echter ons hart op ons vermogen zetten en blijven zetten, slaan we de roepstem van Psalm 62 in de wind en worden we door de schijn bedrogen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1984

Daniel | 32 Pagina's

MATERIALISME

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1984

Daniel | 32 Pagina's