Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

URSPRUNG UND WESEN DER CHRISTLICHEN SEELSORGE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

URSPRUNG UND WESEN DER CHRISTLICHEN SEELSORGE

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thomas Bonhoeffer, URSPRUNG UND WESEN DER CHRISTLICHEN SEELSORGE, (Beitrage zur evangelischen Theologie, Band 95), 176 S., DM 34, —, Kaiser Verlag, München, 1985.

In de inleiding tot deze studie geeft de auteur als zijn oordeel te kennen, dat de heersende pastorale praxis de diepe identiteitscrisis van de na-oorlogse theologie demonstreert. 'Die Schwache der Poimenik unserer Tage liegt jedoch darin, dass dies nicht, aus dem christlichen Glauben heraus, "eschatologisch" verstanden wurde, sondern das Heil in einer innerweltliohen kirchlichen Identitatspflege gesucht wurde' (S. 12). Volgens Bonhoeffer is de methodenvraag in de zielszorg een centrale theologische vraagstelling, n.l. de vraag naar de christelijke identiteit. Vanuit dit uitgangspunt onderzoekt hij een aantal bewegingen en documenten uit de geschiedenis van de vroege kerk, met als eindpunt het geschrift van de jonge Gregorius van Nazianze over de vlucht voor het ambt, een zowel historisch als pastoraal-theologisch uitermate interessant document.

De optiek van waaruit de schrijver naar zijn bronnen kijkt, is zowel de geschiedschrijving als de praktisch-theologische vraagstelling. Daarbij plaatst Bonhoeffer zijn onderwerp in een brede context. Hij zet in bij de verkondiging van Jezus in zijn betekenis voor de zielszorg vanuit twee gezichtspunten: a) het realiteitsprobleem, b) de gedachte van de exclusiviteit van het christelijk geloof als heilsweg. In de concrete uitwerking van deze gezichtspunten heb ik nogal wat vraagtekens geplaatst bij de bijbels-theologische en exegetische uitspraken van de auteur, uitspraken die m.i. niet van eigenzinnigheid ontbloot zijn.

De hoofdstukken 3 en 4 gaan in op grondstructuren van de joodse zielszorg en de hellenistische Umwelt (religie en filosofie). Het vroege christendom is immers niet te verstaan zonder deze godsdiensthistorische achtergrond.

Als aspecten van vroeg-christelijke zielszorg komen ter sprake de strijd tegen de duivel in een situatie van vervolging en martelaarschap, de problematiek van boete en vergeving (o.a. Herder van Hermas), de ontmoeting van evangelie en cultuur bij Clemens van Alexandrië, het opkomend monnikendom, de problematiek van dood en onsterfelijkheid (Athanasius), de radicale gehoorzaamheid (Basilius van Caesarea in Cappadocië), de kanonieke brief van Gregorius van Nyssa over de tucht, en tenslotte het reeds genoemde document van Gregorius van Nazianze over het geestelijk ambt en de vlucht voor het ambt.

In zijn slotbeschouwing concludeert de schrijver dat de vroege kerk op het gebied van de pastorale praxis een samenvloeien van zeer verschillende tradities laat zien. De overlevering aangaande Christus als kriterium liet ruimte voor elkaar weersprekende normen en levensvormen. Toch ziet hij, als ik hem tenminste goed begrijp, de naam Jezus Christus als gemeenschappelijk concen-

tratiepunt: Jezus, schepping, vergeving en lijden horen bijeen. 'Diese Quaternio bestimmt inhaltlich das Nomen ohristianum. Sie bezeichnet das Wesen der christlichen Seelsorge', lezen we op S. 156.

De waarde van dit boek ligt voor mij in het overzicht van de door de auteur onderzochte stromingen en documenten. Het onbevredigende daarbij is, dat het beeld toch vaag blijft. Voortdurend kreeg ik het gevoel dat de schrijver zijn bronnen benadert met probleemstellingen, die vanuit onze situatie aan deze bronnen opgedrongen worden. Een duidelijke lijn heb ik niet kunnen bespeuren. Het boek is bovendien niet makkelijk geschreven. De compacte stijl nodigt niet tot lezen. Maar het onderwerp is en blijft intrigerend en van betekenis: wat kunnen wij in onze situatie leren van de concepten op pastoraal gebied van christenen uit een zo geheel andere tijd. Dan blijkt er toch inzake vragen en problemen op allerlei terrein herkenning te zijn. De schrijver heeft me in elk geval overtuigd van de waarde van historisch onderzoek voor de praktische theologie.

E.

A.N.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

Theologia Reformata | 108 Pagina's

URSPRUNG UND WESEN DER CHRISTLICHEN SEELSORGE

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

Theologia Reformata | 108 Pagina's