Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET JOODSE PAASFEEST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET JOODSE PAASFEEST

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Symbool van het paasfeest. Het zwaard, dat de giftige slangekop treft is het teken van het kruis. De dood, de grote vijand is door Christus' opstanding voor al de Zijnen overv: vnnen!

„Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik iilieden voorbijgaan"

In het onderstaande artikel wil ik proberen uiteen te zetten hoe het Pascha is ingesteld, hoe het later werd gevierd en wat de diepere geestelijke achtergrond van dit oudtestamentische feest is.

Instelling door de Heere Zelf

De instelling van het Pascha vinden we in Exodus 12, waar de Heere aan Mozes en Aaron en via hen aan het gehele joodse volk, beveelt Zijn aanwijzingen op te volgen om aan de verschrikkelijke gevolgen van de tiende plaag te ontkomen en zich gereed te maken voor het vertrek naar het beloofde land. De instelling van het Pascha en de uittocht uit Egypte zijn dus onafscheidelijk met elkaar verbonden. Het Paasfeest moest gevierd worden op de 14e dag van de maand Abib of Nisan. In onze tijdrekening loopt deze maand ongeveer van half maart tot half april en het feest viel gelijk met de eerstelingen van de gersteoogst. De maand Abib wordt vanaf het moment van de instelling van het Pascha naar Gods bevel de eerste maand van het Joodse jaar.

De viering van het eerste Pascha

We moeten onderscheid maken tussen de viering van het eerste Paasfeest en dat van de volgende feesten.

Het eerste Paasfees werd gevierd in het diensthuis Egypte. De Heere beval dat elke joodse huisvader een mannelijk, éénjarig lam moest nemen, dat zonder enig gebrek was. Op de tiende dag van de maand moest dit dier afgezonderd worden van de kudde. Op de veertiende dag in de avondschemering („tussen twee avonden" staat er letterlijk) moest het geslacht worden. He bloed werd opge-

vangen in een bekken en moest met een bundeltje hysop ('n soort struikje) aan de zijposten en de bovendorpel van de deur gestreken worden. (Niet aan de benedendorpel, opdat het niet vertreden zou worden.)

Daarna moest het lam in zijn geheel gebraden worden. In verband met de haast, waarmee alles moest gebeuren, was het braden waarschijnlijk de snelste manier van toebereiden. Tijdens het slachten en toebereiden mocht er echter geen been gebroken worden. Nog diezelfde nacht moest het lam gegeten worden met ongezuurde (ongegiste) broden en bittere saus (getrokken van kruiden) door de gezinsleden, lijfeigenen en vreemdelingen die het teken van het Verbond (de besnijdenis) ontvangen hadden. Anderen waren uitgesloten. De maaltijd moest geheel reisvaardig genuttigd worden: de lendenen gegord, de 'sandalen aan de voeten en de staf in de hand.

Wanneer het gezin te klein was om een geheel lam te eten, moest het samen met de dichtstbijzijnde buren gegeten worden. Als er toch nog iets overbleef moest dit verbrand worden.

De viering van de daarnavolgende Paasfeesten

De Heere had geboden het Pascha jaarlijks te vieren tot in eeuwigheid. (Hiermee wordt bedoeld: n deze vorm tot de komst van de Messias: et grote Pascha, 1 Cor. 5 : 7b)

De latere viering verschilde van de eerste:

1. Niet herhaald werden de keuze van het lam op de tiende dag, het bestrijken van de posten en bovendorpel met bloed en het eten in reisgewaad en met angstige haast.

2. Het paaslam werd niet meer thuis geslacht en gegeten, maar bij het Heiligdom. (Het Pasen behoorde tot de bedevaartsfeesten, waarop vele joden opgingen naar Silo en later Jeruzalem)

3. Het bloed van het paaslam werd nu voor het altaar gesprenkeld, terwijl de stukken vet op het altaar werden geofferd.

4. Wie door ziekte of afwezigheid verhinderd was om het Pascha te vieren op de veertiende dag van de eerste maand, kreeg de gelegenheid de uittocht een maand later te herdenken.

Nog later stelden de schriftgeleerden een ritueel vast voor het vieren van het Pascha. Het ging (en bij orthodoxe Joden, gaat) als volgt:

Als de maaltijd was. aangericht en de handen gewassen, schonk de huisvader de eerste beker wijn in, zegende die en allen dronken daaruit. Dan werden de handen weer gewassen, werd er gebeden voor de voorspijzen, de bittere kruiden, waarna deze genuttigd werden. Daarna werd voor de tweede keer wijn ingeschonken. Direkt daarop vroeg de oudste zoon, waarom het paasmaal was aangericht. Vader verhaalde dan de wonderbaarlijke redding uit Egypte. Vervolgens werden de „massot" (ongezuurde broden) met de bittere saus gegeten. Na het eten zong men de zgn. „kleine Hallel". Psalm 113 en. 1.14. (Hallelujah = Loof de Heere). Daarna dronk men de tweede beker. Opnieuw waste men de handen, waarna het paasmaal werd gegeten. De derde en vierde beker wijn werden ingeschonken en gedronken. Nu zong men de zgn. „grote Hallel": Psalm 115 tot en met 118.

Gedurende de gehele week, tot de 21e dag vierde men het feest van de ongezuurde broden. Op straffe dess doods was het verboden enig gegist brood te eten, of zelfs maar in huis te hebben. Het feest begon en eindigde met een rustdag (naast de sabbath), waarop godsdienstige samenkomsten in het Heiligdom werden gehouden.

De geestelijke achtergrond van het Pasen

Het eerste Pascha., hetwelk door de Heere was voorgeschreven, had een rijke schaduwbetekenis.

Het paaslam, mannelijk, jong en in de kracht van het leven, volkomen, wees op het grote Paaslam, dat in de volheid des tijds werd afgezonderd om te lijden en te sterven, voor degenen, die zich het oordeel hebben waardig gemaakt, maar die Hij heeft lief gehad met een eeuwige liefde.

Het lam werd geslacht in de schemering, tussen 3 en 6 uur 's middags. Op ongeveer hetzelfde tijdstip zou eeuwen later het: „Hét is volbracht" klinken over de heuvels van Jeruzalem.

Het eerste paaslam had grote waarde, maar hèt Paaslam heeft een waarde, die nooit te schatten is.

Hoewel Israël Gods uitverkoren volk was, het volk van Gods verbond, was dit voorrecht nog niet voldoende om de engel des verderfs aan hun deur te la-

ten voorbijgaan. Nee, wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. De engel zou door het gehele land van Egypte gaan. Ook de Israëlieten zouden het verdienen om gedood te worden. Maar waar nu dat bloedige teken te zien was, dat wees op het bloed van hèt Lam, dat de zonden der wereld weg neemt, daar zou de engel voorbijgaan. Pesach of Pascha! Dat is voorbijgaan, overslaan! De Vader, de rechtvaardige Rechter zou dat Lam niet voorbijgaan, opdat Hij de zonden van Zijn Sion zou dragen en wegnemen van. het aangezicht des Heeren, als Borg en Plaatsbekleder. Niet het bloed van het eerste paaslam kon de Israëlieten uiteindelijk redden, maar alleen het bloed van de waarachtige God en mens: Christus, van Wie Paulus zegt, dat Hij niet door het bloed van bokken of kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing heeft teweeggebracht.

Het bloed van het lam moest aan de posten en bovendorpel gestreken worden. Zo alleen waren de huisgenoten veilig onder het bloed, (gedekt voor de Heilige God boven hen), veilig tussen het bloed (afgescheiden van het onder het oordeel vallende wereldse deel) en veilig achter het bloed (in het huis en in de gemeenschap van het lam).

En buiten? Daar heerste dood en verderf. Zo moet het allesreinigende bloed van Christus, geestelijk, door het geloof gestreken worden aan ons hart tot vergeving der zonden en vernieuwing des levens.

„Ontzondig mij met hysop en mijn ziel nu gans melaats, zal rein zijn en genezen."

Het bloed van het lam wees op het grote Paaslam. En nu zei de Heere tot de Israëlieten: „Wanneer Ik het bloed zie, dan zal Ik ulieden voorbijgaan." Niet dat het bloed van een dier God kan bevredigen, maar omdat het wees op het bloed van de Zondeloze. Ja, dat bloed reinigt van alle zonden en de Heere wil het geven om niet!

Het paaslam mocht geen been gebroken worden. Ook dit wees naar de dood van de Heere Jezus, van Wie geen been gebroken zou worden. Ook David profeteert hiervan in Ps. 34: „Hij bewaart al zijn beenderen, niet een van die wordt gebroken." Zelfs in de dood behoudt Hij Zijn ongebroken kracht. Door de eenheid van Zijn lichaam wordt de eenheid van Zijn kerk uitgebeeld, die Hij bewaart, ondanks scheiding, verdrukking en dood.

We lezen dat er van het paaslam niets mocht overblijven tot de volgende morgen. De kanttekenaren zeggen: „opdat het nergens anders voor gebruikt zou worden, hetzij tot afgoderij of tot gewoon eten", Dit bevel is een symbool voor de enige offerande van Christus, Die Zich Gode (in Zijn menselijke natuur) geheel heeft opgeofferd. De fiolen van Gods toorn zijn op Hem uitgegoten. Met recht zegt Jesaja: „Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid". Maar dan volgt de oorzaak van dit alles: „maar Iiij is om onze o-vertredingen verwond, om onze ongerechtigheden is I-Iij verbrijzeld". Hier stopt Jesaja nog niet. Nee, door het geloof mag hij verder zien: „de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden". Kennen wij daar iets van?

Het paaslam moest gegeten worden met ongezuurde broden. Ze waren dus niet gerezen en zagen eruit als platte koeken-. Het zuurdeeg of gist was bij de Joden overgebleven van een vorig baksel. Het wees op het verleden. Bovendien was het aan bederf onderhevig in tegenstelling tot de ongezuurde koeken. In de Bijbel is het zuurdeeg dikwijls een beeld voor de zonde-, voor het verderfelijke. (1 Cor. 5 : 6-8). Het eten van de ongezuurde broden is niet alleen een beeld van de haast bij de uittocht, maar tevens van de heiliging van het leven.

Tenslotte wordt de bittere saus nog gebruikt (afgetrokken van kruiden) als zinnebeeld van de bittere ellende der zonden in Egypte. Zo smaakt 't vlees van het Lam Gods het best, als we gedenken aan onze zonden en vervloekingen en de wonderlijke verlossing daaruit. Hebben we ooit iets van de bitterheid der zonden geproefd? Er is ook „het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt". Er is verzoening mogelijk met God door dit Lam. Maar..., wie zal ontvlieden, die op zo grote zaligheid geen acht geeft?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1979

Daniel | 24 Pagina's

HET JOODSE PAASFEEST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1979

Daniel | 24 Pagina's