Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kleine kinderen, kleine zorgen? (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine kinderen, kleine zorgen? (1)

Met vallen en opstaan, een handreiking bij de opvoeding

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ouders couveusekind bij zorg betrekken, Aantal te vroeg geboren kinderen neemt schrikbarend toe, Premature kinderen en leerproblemen. Zomaar wat titels van recente artikelen, die aangeven dat de belangstelling voor te vroeg geboren kinderen en hun ouders toeneemt. En kan elk te vroeg geboren kindje straks nog op medische behandeling rekenen?

In een tweeluik over te vroeg geboren kinderen gaan we eerst in op een omvangrijk onderzoek naar deze kinderen. Ook worden enkele onderzoeksuitkomsten met betrekking tot hun ontwikkeling belicht. In het volgende artikel gaat het meer om de ouders. Vooral enkele onderzoeksresultaten die verband houden met de opvoeding staan dan centraal.

POPS-onderzoek
Eind 19e eeuw werd de interesse van artsen voor te vroeg geboren kinderen gewekt. De Franse arts Budin deed rond 1907 als een van de eersten onderzoek en gaf aanbevelingen voor wat wij nu kennen als de couveuse. In de 20e eeuw zijn er allerlei ontdekkingen gedaan. Bijvoorbeeld dat onvoldoende longrijping de oorzaak is van ademhalingsproblemen. Voordien dacht men dat infecties daarvoor verantwoordelijk waren. Ouders en andere familieleden moesten daarom uit de buurt van de babys blijven. Pas de laatste twintig jaar gaat men het steeds belangrijker vinden dat ouders zoveel mogelijk contact hebben met hun kind.
In 1983 startten verschillende kinderartsen met het grootste onderzoek dat ooit naar te vroeg geboren kinderen en hun ouders is gedaan, het zogenoemde POPS-onderzoek (POPS is de afkorting van de Engelse benaming van het onderzoek). Aan alle ouders van kinderen die in dat jaar te vroeg geboren waren (meer dan 1300) werd gevraagd of ze mee wilden doen. Uiteindelijk werkten er 1338 mee. De kinderen waren geboren na een zwangerschap van minder dan 32 weken (zeer prematuur) en waren lichter dan 1500 gram (zeer laag geboortegewicht).
Toen de kinderen 0 tot 2 jaar waren, werden vooral allerlei gezondheidsaspecten onder de loep gehouden. Op hun 5e is er bij 927 kinderen thuis gekeken naar onder meer hun verstandelijke ontwikkeling, hun gedrag en de ontwikkeling van hun begrip en taal.
Toen de kinderen 9 waren, werd het POPS-onderzoek door orthopedagogen overgenomen. Een jaar later deden zij bij een deel van de kinderen intelligentieonderzoek. De ouders kregen de vraag voorgelegd hoe zij de opvoeding ervoeren. Ook toen ze 14 waren, werden de kinderen en hun ouders onderzocht. Afsluitend wordt, als de POPS-kinderen 19 zijn, bestudeerd hoe het hun vergaat op jong-volwassen leeftijd.
Het POPS-onderzoek is een van de belangrijkste informatiebronnen voor mensen die geïnteresseerd zijn in de vraag hoe te vroeg geboren kinderen zich ontwikkelen. Het is een uniek project omdat zoveel kinderen erbij betrokken zijn, zoveel aspecten onderzocht zijn en het een lange periode beslaat.

Ontwikkeling van het kind
Kenmerkend voor de start van een te vroeg geboren kind is de onrijpheid. Het gaat dan bijna altijd om gewicht en lengte, maar vaak ook om lichaamsfuncties, zoals de ademhaling en de regeling van de lichaamstemperatuur. Door deze onrijpheid zijn te vroeg geboren kinderen erg vatbaar voor infecties.
Een belangrijk gegeven uit het POPS-onderzoek is dat op de leeftijd van 2 èn 5 jaar 6 procent van deze kinderen ernstig gehandicapt was. Op de leeftijd van 5 jaar was 8 procent licht gehandicapt en 86 procent niet gehandicapt. Tot deze laatste groep hoorden wel kinderen met een beperking (iets niet kunnen) of stoornis (lichamelijke afwijking). Bijvoorbeeld: een scheel oog is een kleine stoornis, maar wordt een beperking als een kind daardoor een bepaalde sport niet kan doen. Een scherp onderscheid is niet te maken. Of een stoornis een beperking betekent, hangt mede van de omgeving van het kind af.
Op de leeftijd van 10 jaar bleek dat het percentage ernstige handicaps hetzelfde was gebleven, maar het aantal kinderen met lichte beperkingen of stoornissen groter was geworden. Dat is te begrijpen als we ons realiseren dat, naarmate kinderen ouder worden, er meer eisen aan hen gesteld worden. Niet alleen eisen op verstandelijk gebied; ook wordt verwacht dat kinderen op sociaal vaardig zijn en met gymnastiek goed mee kunnen doen.
Op de leeftijd van 9 jaar bleek de kans dat een te vroeg geboren kind in het speciaal onderwijs terechtkomt drie keer zo hoog als bij een op tijd geboren kind. Vaak gaat het dan om kinderen met een combinatie van problemen, bijvoorbeeld een achterstand in de taalontwikkeling èn ADHD. Ook hebben POPS-kinderen vaker een lager intelligentieniveau dan normaal. Veel van deze kinderen ervaren problemen in de omgang met andere mensen en kinderen.
Dit klinkt misschien tamelijk ernstig, maar toch moeten we nuchter blijven. Al komt een aantal problemen bij POPS-kinderen vaker voor dan bij andere kinderen, met de meesten van hen gaat het gelukkig goed.

Basisschooljaren
Op de basisschool kunnen dus nieuwe problemen ontstaan en bestaande problemen verergeren. Ouders staan steeds weer voor de afweging: Moeten we de leerkracht, of andere volwassenen met wie het kind te maken krijgt, telkens weer de voorgeschiedenis vertellen of laten we ons kind blanco in deze nieuwe situatie starten?
Voor de laatste houding valt iets zeggen. We moeten echter niet vergeten dat ook een kleine stoornis, als deze verwaarloosd wordt, in bepaalde omstandigheden heel lastig voor een kind kan zijn. Stel: een kind dat motorisch onhandig is, start met zwemles. Als de ouders hierover niets vertellen, kan de zwemleraar of zwemlerares zich gaan afvragen waarom het kind de slag maar niet onder de knie krijgt. Zo kan de zwemles een frustratie worden. Het is voor alle partijen beter om van te voren te bespreken wat nodig en relevant is.


Stel uw vragen
@kader tekst:Voor de rubriek Met vallen en opstaan, over allerhande onderwerpen die met opvoeding te maken hebben, kunt u vragen insturen. Het adres hiervoor is: Terdege Met vallen en opstaan, Postbus 75, 7300 AB Apeldoorn. De vaste medewerksters van de opvoedingsrubriek zullen uw vragen graag in Terdege beantwoorden, zodat ook anderen er hun voordeel mee kunnen doen. Zit u met een acuut opvoedkundig probleem, dan raden wij u aan direct bij een hulpinstantie aan te kloppen. De beantwoording van een vraag in Terdege kan namelijk even duren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2004

Terdege | 84 Pagina's

Kleine kinderen, kleine zorgen? (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2004

Terdege | 84 Pagina's