Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Normhandhaving in een post-christelijke samenleving *

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Normhandhaving in een post-christelijke samenleving *

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Normhandhaving is een onderwerp dat ons allen direct raakt. Wij maken deel uit van de samenleving en zijn aldus onderworpen aan de daar geldende normen. Het feit dat wij in onze tijd een geweldige verschuiving in de waarden- en normenpatronen meemaken, heeft voor ons ingrijpende consequenties en plaatst ons voor fundamentele vragen. In deze inleiding zal met name de positie van de overheid centraal staan. Waaraan ontleent de overheid in onze tijd haar normen en hoe worden deze gehandhaafd? Wat betekent dit concreet voor hen die zich in leer en leven willen laten leiden door Bijbelse waarden en normen, maar leven in een tijd waarin juist met die normen steeds meer gebroken wordt? Dat zijn de vragen waarop wij ons willen bezinnen.

Nog een opmerking vooraf. Het begrip 'post-christelijke samenleving' is in de titel voor deze inleiding meegegeven. Persoonlijk gebruik ik die term echter bij voorkeur niet. Deze suggereert immers dat er een tijdvak in onze bedeling zou zijn, waarin Christus niet meer present is. Dat is natuurlijk niet zo.

Ook voor onze tijd geldt het woord van Christus, dat Hij na Zijn opstanding heeft gesproken: 'Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'. En tot Zijn bestreden Kerk zegt Hij tot bemoediging, juist ook in onze tijd: 'Ziet, Ik ben met ulieden, al de dagen tot de voleinding der wereld'. Laten wij daarom niet spreken van een 'postchristelijke' tijd of samenleving.

Overigens is duidelijk wat daarmee bedoeld wordt: een samenleving die eertijds gestempeld werd door de aan het christelijk geloof ontleende waarden en normen, maar waarin daarmee steeds radicaler wordt gebroken. Dat is helaas wel de werkelijkheid van de tijd waarin wij leven.

Een post-moderne samenleving

Voor een goed zicht op ons onderwerp is het van belang eerst nog wat dieper in te gaan op enkele aspecten van de tijdgeest.

Onze tijd wordt in filosofisch opzicht gekenmerkt door het postmodernisme. De tijd van het modernisme, met zijn door het verlichtingsdenken gestempelde alomvattende levens- en wereldbeschouwingen als socialisme, liberalisme en communisme, ligt achter

ons. In het post-modemisme is geen sprake van brede visies, maar valt alle nadruk op de individualiteit.

Ik noem een aantal kenmerken van onze post-moderne samenleving:

• secularisering: politiek, wetenschap en economie raken los van religieuze kaders, die tot voor kort richtinggevend waren.

• individualisering: de mens wordt volledig als individu gezien, los van de verbanden waarin hij is geplaatst. De nadruk valt volledig op de autonomie van de individuele mens en de noodzaak tot zelfontplooiing.

• differentiëring: de post-moderne samenleving wordt niet meer gekenmerkt door overzichtelijke structuren; verbanden vallen uiteen. Men spreekt ook wel van pluralisering in economisch en sociologisch opzicht.

• materialisme: het stoffelijke wordt boven het geestelijke geplaatst. Denk aan het hedonisme, de genotscultuur die onze tijd kenmerkt, en het nuttigheidsdenken.

Het zal duidelijk zijn dat deze hier slechts zeer schetsmatig aangegeven ontwikkeling in onze samenleving buitengewoon ingrijpende gevolgen heeft, juist voor de geldende waarden en normen: a. Het secularisatieproces leidt tot het wegvallen van een algemeen normbesef en als bindend geaccepteerde algemene waardenen normenpatronen.

b. Traditionele verbanden die - ook in normatief opzicht - hechtheid geven aan de samenleving, staan onder zware druk.

Verbanden van kerk, huwelijk en gezin zien wij in onze tijd als bindende factor in de samenleving wegvallen c.q. ernstig bedreigd worden.

c. De accentuering van de individuele vrijheid, ook op normatief terrein en de uitholling van het gezag als gevolg van de nog steeds merkbare doorwerking van de gezagscrisis uit de jaren zestig, leiden ertoe dat als 'opgelegd' ervaren normen niet worden geaccepteerd. Niet voor niets zijn autonomie en zelfbeschikking de leuzen van deze tijd.

Normatief bezien is onze - zogenaamd beschaafde - samenleving feitelijk in ontbinding. Zij lijkt nog redelijk geordend, maar er is hoogstens sprake van een dun vernisje! Overigens zou ik niet willen spreken van een 'normloze samenleving', zoals wel eens gebeurt. Als Gods Woord niet meer de norm is, dan komen wij ethisch gezien niet terecht in een niemandsland, maar dan zullen andere normen - gestempeld door de moderne tijdgeest - hun plaats innemen. En de ontwrichtende gevolgen daarvan zien wij in onze dagen zich steeds duidelijker aftekenen.

De positie van de overheid

De hiervoor kort geschetste ontwikkelingen hebben tot gevolg dat er in onze samenleving steeds minder sprake is van een breed gedragen 'publieke moraal'. Die komt niet meer vanuit de kerk, maar evenmin vanuit de staat. De kerk wordt steeds meer teruggedrongen naar een marginale positie. En de staat mag geen zedenmeester zijn. Zedenmeesterij is zo ongeveer het ergste verwijt dat men in politiek Den Haag naar het hoofd geslingerd kan krijgen. Maar toch is die overheid - alleen al via de wetgeving - verantwoordelijk voor het stellen en hand­

haven van de in de samenleving geldende normen. Hoe komt de overheid aan die normen en welke moeten dat dan zijn?

Hier doet zich een grote verlegenheid in de politiek voor. Want wel

is duidelijk geworden dat de huidige ontwikkelingen tot desastreuze gevolgen leiden. Recente zedenschandalen hebben dat nog eens scherp onderstreept. De noodzaak van overdracht van waarden en normen wordt door politici van verschillende signatuur benadrukt. Maar welke norm dan? Het opgelaaide debat over normen en waarden in de samenleving is daarop feitelijk vastgelopen.

Een ding is duidelijk: men wil in geen geval terug naar de christelijke waarden en normen!

Onze minister-president, de heer W. Kok, wilde zich tijdens het recente debat over de regeringsverklaring van het tweede paarse kabinet in de Tweede Kamer zelfs op geen enkele wijze uitspreken over de betekenis van de christelijke beginselen voor het herstel van waarden en normen in onze samenleving, met een beroep op de scheiding van kerk en staat! Hier zien wij duidelijk de negatieve gevolgen van dit beginsel dat sinds de vorige eeuw het denken over staatsrecht heeft doortrokken.

Natuurlijk is er onderscheid tussen staat en kerk in verantwoordelijkheid en bevoegdheid, en men mag deze dan ook niet vermengen. Maar Groen van Prinsterer heeft reeds erop gewezen dat het leerstuk van scheiding van kerk en staat onherroepelijk zou leiden tot een

scheiding van staat en godsdienst. Staat en volk worden zo prijsgegeven aan de machten van on- en bijgeloof, zo vreesde hij. Heden ten dage wordt dit zichtbaar in de moderne anti- christelijke ideologieën, die dan feitelijk het primaat krijgen in de normstelling van de overheid. Een duidelijk symptoom van deze ontwikkeling vormt de Algemene wet gelijke behandeling.

De actualiteit van art. 36 NGB

Ik wees al even op het actuele debat over de publieke moraal. Was het een aantal jaren geleden volstrekt achterhaald om over normen en waarden te spreken, dat is nu - gelukkig - wel anders.

Immers: de wal keert het schip. Herstel van waarden en normen wordt in brede kring noodzakelijk geacht. Maar welke dan? ?

Dat debat - zo moeten wij constateren - is vastgelopen. Dat kan ook niet anders, als men de Bijbelse normen bij voorbaat buiten de discussie wil plaatsen. Sommigen zien een rol in de ontwikkeling van een nieuwe collectieve moraal voor de wetenschap; anderen - zoals bijv. de heer Bolkestein - zoeken hun aanknopingspunt bij de moderne mensenrechtenidee.

Grootste probleem blijft echter, hoe de overheid vanuit een sterk geïndividualiseerde moraal, tot een breed gedragen, afdwingbare normopvatting moet komen, nog afgezien van de inhoud daarvan. Bij de thans overheersende volkssoevere initeitsgedachte zou dan de normgeving gebaseerd zijn op een 'toevallige' meerderheid van de helft plus een. Een wel heel wankele basis voor zoiets fundamenteels!

In het denken van deze tijd staan twee dingen centraal. In de eerste plaatseen optimistisch mensbeeld. Op grond daarvan zoekt men aansluiting bij het goede in de mens voor wat betreft de bron van de normering. Daarnaast, en feitelijk in het verlengde daarvan, een geheel andere visie op de overheid.

Beide staan haaks op de Bijbelse visie. Dat is zeer goed te illustreren

aan de hand van het nog steeds zo actuele art. 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dit geloofsartikel stelt dat 'onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid van het menselijk geslacht' de overheid heeft gegeven, opdat de ongebondenheid onder de mensen bedwongen wordt en de doorwerking van de zonde wordt beteugeld. Daarom moet de overheid normen stellen en zonodig met dwingend gezag handhaven. 'Zij draagt het zwaard niet tevergeefs'. In de moderne visie heeft de overheid vooral een voorwaardenscheppend karakter. Zij bemiddelt bij conflicten tussen burgers en haar normerende taak gaat feitelijk niet verder dan het in de wetgeving verankeren van een gebleken meerderheidsopvatting. Een overheid die niet regeert, maar hoogstens registreert! Het paarse beleid in ethische kwesties, met D'66 voorop, is een typisch exponent van deze visie op mens en overheid.

Uiteraard werkt deze geheel andere visie ook door in de visie op het recht en vooral de rechts­

handhaving. Een symptoom daarvan is de gewijzigde rol van de rechter in ons bestel. In steeds meer gevallen treedt feitelijk de rechter in de rol van wetgever. Het is gebruikelijk geworden dat als de geldende wet naar zijn mening afwijkt van de - zich immers zeker tegenwoordig snel wijzigende - maatschappelijke opvattingen - hij de wet niet toepast en zelf een oplossing zoekt die zijns inziens aansluit bij het normbesef in de samenleving. Een duidelijk voorbeeld daarvan vormt de doorbraak bij de euthanasietoepassing in onze samenleving, die in strijd met uitdrukkelijke bepalingen in het Wetboek van Strafrecht, door rechterlijke uitspraken is bewerkstelligd. Geldende wetsbepalingen worden dan dus door de rechter buiten toepassing gelaten omdat deze zijns inziens niet meer aansluiten bij het normbesef in de samenleving. Een andere blijk van de problematiek van de rechtshandhaving in de moderne samenleving betreft de zogenaamde 'gedoogcultuur'. Op verschillende terreinen is sprake van een uitdrukkelijk dulden van wetsovertreding door de tot

handhaving geroepen instanties. Bekend voorbeeld is het gedoogbeleid t.a.v. de soft-drugs (coffeeshops e.d.). Naar mijn mening is dit type gedogen, waarbij wetsbepalingen stelselmatig niet worden gehandhaafd, ondermijnend voor het rechtsbesef van de burger. Welk recht heeft de overheid dan nog op andere terreinen wel handhaving te eisen, zo zal die burger vragen.

Gedoogcultuur en een verkeerd ingevuld tolerantiebegrip dragen ook in niet geringe mate bij aan de explosieve stijging van de jeugdcriminaliteit, vooral onder allochtone jongeren. Deze hebben behoefte aan het duidelijk aangeven van grenzen en een snel en geloofwaardig repressief optreden bij geconstateerde grensoverschrijding. Het Bijbels gezegde 'Zachte heelmeesters maken stinkende wonden' gaat ook hier op.

Gehoorzaamheid aan een anti-christelijke overheid?

Zoals hiervoor bleek, wordt het overheidsbeleid steeds meer

gestempeld door normen die niet aan Gods Woord zijn ontleend. Van neutraliteit kan in dit opzicht nooit sprake zijn. Het beleid zal, naar wij moeten vrezen, dan ook steeds meer anti-christelijke trekken gaan vertonen. Dat stelt ons voor ingrijpende vragen. In hoeverre kan en moet men een dergelijke overheid gehoorzamen.

Een andere vraag die nog wel eens gesteld wordt: kan men nog wel bidden voor een paars kabinet? Een kabinet dat zelf uitdrukkelijk te kennen geeft Gods zegen niet nodig te hebben, en dat in haar beleid identiteit als dragend principe in de samenleving steeds meer lijkt te miskennen? Gods Woord geeft ook hier een helder antwoord. Paulus is in Romeinen 13 niet onduidelijk over de taak van de overheid en over de erkenning van het gezag van die overheid. 'De overheid is Gods dienaresse, u ten goede'. Het is bijzonder veelzeggend te bedenken dat Paulus deze woorden schreef - naar algemeen wordt aangenomen - in de tijd dat Nero keizer was. Paulus riep niet op tot burgerlijke ongehoorzaamheid, integendeel. Ook dan is waar: 'Alle ziel, zij de machten, over haar gesteld onderworpen, want er is geen macht dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd (vers 1).

Gehoorzaamheid is geboden, want die zich tegen de macht stelt, wederstaat de ordinantie van God. In vers 5 zegt Paulus dat het nodig is onderworpen te zijn, niet alleen omwille van de straf, maar ook om des gewetenswil (zie ook de kanttekening bij vers 5!). Zeer zeker zal dit in toenemende mate spanning opleveren. Deze gehoorzaamheid zal steeds meer een gewetenszaak worden. Maar er is een grens: 'Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen' (Hand. 5: 29).

De spanningsvelden die hier liggen zullen naarmate de geestelijke strijd zich toespitst steeds groter worden, en de positie van de christen in de samenleving steeds moeilijker. Ik noem in dit verband alleen maar als voorbeeld de snel groeiende aantasting van de zondagsrust in relatie tot de 7 x 24-uurseconomie. Vanuit de christelijke politiek zal in de huidige situatie moeten worden aangedrongen op ruimte voor gewetensvrijheid en de erkenning van gewetensbezwaren.

Daarbij doet zich echter het probleem voor dat nimmer gepleit kan worden voor onbeperkte gewetensvrijheid: ook het geweten behoort door Gods Woord genormeerd te zijn. Maar het moeilijke en trieste is dat de overheid voor dat noodzakelijke onderscheid geen enkele antenne meer heeft!

Wat het gebed voor de overheid betreft, denk ik dat meer dan ooit actueel is de vermaning van Paulus aan zijn geestelijke zoon Timotheüs: 'Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen voor alle mensen; voor koningen en allen die in hoogheid zijn; opdat wij een stil en gerust leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid' (1 Tim. 2: 1-3).

Dus juist nu mag het gebed voor de overheid niet verslappen!

Toch perspectief!

Misschien rijst de vraag: wordt er nu toch niet een te somber beeld geschetst. Er is toch nog veel goeds in onze samenleving? En inderdaad: veel is ons nog gelaten, dat moet zeker in dankbaarheid jegens de Heere worden erkend. Maar toch: een samenleving die in moreel opzicht in ontbinding is.

'De bronnen van het morele kapitaal drogen snel op', aldus de socioloog L. Laeyendecker. Hoe kan het ook anders, als wij de enige bron van recht en moraal verlaten? Een moraal los van God leidt tot chaos en ontwrichting.

Aangrijpend is dat de overheid die toch dienaresse Gods is (Rom. 13: 4) zich steeds meer in dienst stelt van de anti-christelijke machten. De ontwikkelingen in ethisch opzicht gaan razend snel. Een versnellingsproces dat in niet geringe mate wordt gestuurd door de moderne media.

De Bijbelse opdracht is de geesten te beproeven of zij uit God zijn.

Daarbij is het onze roeping een lichtend licht en een zoutend zout te zijn. Wat stralen wij uit? Een moreel superioriteitsgevoel past ons allerminst. Wel een diepe bewogenheid over de ontwikkelingen in deze samenleving, waarvan wij zelf deel uitmaken. Nog mogen christenen in deze samenleving hun plaats innemen, ook binnen de overheid op terreinen als rechtspraak en de politiek. Wij weten niet hoe lang nog. Onze roeping is zolang het kan en mag in woord en daad een helder getuigenis te geven. Staande blijven in de maalstroom van deze tijd kan nooit in eigen kracht. Daartoe is de wapenrusting des geloofs onmisbaar.

Maar wij mogen niet in mineur eindigen. De post-moderne samenleving is geen post-christelijke samenleving. God de Heere regeert. Dwars door de wereldweeën heen breekt het Koninkrijk Gods zich baan. Een ware Christen mag leven in het besef dat de oprukkende anti-christelijke machten reeds overwonnen machten zijn!

Dat alleen biedt houvast en perspectief!

Mr. Dr. J. T. van den Berg Tweede Kamerlid voor de SGP

* Lezing gehouden in september 1998 voor studenten van de Cer. Cem.

Literatuur

Diverse auteurs, Hef debat over de moraal (Trouw-bundel 1996).

C.C. de Kruijff, Waakzaam en nuchter. Over christelijke ethiek in een democratie (1994).

L. Laeyendekker, Godsdienst-moraal-cohes/e.een verbroken verbond? In: J. de Bruijn e.a., Geen heersende kerk, geen heersende staat (1998).

H.F. Massink, 'Christelijk burgerschap in een postmoderne wereld', in: Meer dan mensenkennis (congresbundel 1997). H.F. Massink e.a.. Theocratische politiek (1994).

W.H. Velema, Christendom op de ferugfoc/? (.''(Driestar-bundel 1997). K. van der Zwaag e.a., Gewetensvrijheid (1994).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1999

De Reformatorische School | 44 Pagina's

Normhandhaving in een post-christelijke samenleving *

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1999

De Reformatorische School | 44 Pagina's