Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herenigen of terugkomen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herenigen of terugkomen?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wat een gezeur toch over dat Samenop-Weg... Moet daar zo eindeloos lang over gepraat worden? Waarom zoveel tijd en energie gestoken in kerkordelijke problemen? Als die Gereformeerden zo nodig willen herenigen met ons, Hervormden, laat ze dan gewoon terugkomen. Ze zijn toch zeker zelf weggelopen? "

Deze eenvoudige oplossing van het S.o. W.-probleem is al van diverse zijden aangedragen. Er was natuurlijk niemand die er serieus over heeft gedacht. Zo simpel liggen de dingen nu eenmaal niet in ons kerkelijk leven...

Totdat niemand minder dan ds. mr. J. Haeck, lid van het moderamen van de Generale Synode en secretaris algemene zaken, in het openbaar deze suggestie deed! Nu, dat heeft hij geweten!

Vreemd overigens, dat die uitspraak pas nü openbaar komt. Want ds. Haeck heeft woorden van deze strekking al gesproken op 9 mei, tijdens een lezing voor de Classis Delft. Het verhaal dat hij daar hield stond in extenso in het Hervormd Weekblad van 23 augustus, en daardoor is het wat laat in de publiciteit gekomen. De praeses van de Gereformeerde Synode, ds. E. Overeem, reageerde heet van de naald en zijn reaktie was vernietigend. Van zijn standpunt gezien kan ik dat ook wel begrijpen. Je zult samen bezig zijn van twee kerken één te maken, en dan zal een topfiguur uit die andere kerk zomaar laconiek zeggen: „helemaal niet nodig, heffen jullie je kerk maar op en kom maar bij ons..."

De achtergrond

Nu kan een kind wel begrijpen dat ds. Haeck dat niet zo ongenuanceerd heeft gezegd. Om de achtergrond van zijn suggestie te verstaan is het eigenlijk nodig zijn hele betoog te volgen dat ging over „Het belijden van de kerk in het kader van Samen-op-Weg".

Eerst heeft ds. Haeck - en daarbij ga ik ervan uit dat de tekst van zijn lezing woordelijk in het Hervormd Weekblad is weergegeven - geconstateerd dat het S.o.W.-proces over het algemeen traag verloopt: het aantal gefuseerde gemeenten is verhoudingsgewijs nog uiterst klein. Ook al zijn er soms plaatselijk weinig verschillen in geloofsbeleving - spiritualiteit noemen we dat tegenwoordig! - kerkordelijk zijn er dikwijks heel wat haken en ogen. Daarnaast is er in kringen van de Gereformeerde Bond en ook van de Confessionele Vereniging grote zorg over de voortgang van het proces, omdat men vreest dat door het samengaan van beide kerken de belijdenis nog meer in het gedrang zal komen.

Uitvoerig stond hij vervolgens stil bij de plaats en de functie van de belijdenis. Volgens ds. Haeck heeft de confessie wel degelijk een rol gespeeld in het gesprek tussen de kerken. Vooral de ecclesiologische vragen (vragen t.a.v. de Kerk) zijn fundamenteel aan de orde geweest. De grenzen van de kerk, de leerzucht, de kwestie van de doop-en de geboorteleden enz. En over de kern van de zaak was men het ook wel met elkaar eens. Ik citeer:

„Vanuit de klassieke, gereformeerde belijdenisgeschriften werden een drietal geloofsinzichten aangewezen die in onze kerken kunnen dienen als herkenningspunten. De erkenning van de souvereiniteit van het Woord Gods, de belijdenis van het unieke van de genade, en de bezieling door de moed van het geloof. Deze punten zijn gemeenschappelijk en fungeerden in de afgelopen tien jaar als gezamenlijk akkoord".

Mede op grond daarvan hebben de twee kerken in november 1986 verklaard „in staat van hereniging" te zijn. Wat niet betekent dat een gemeente, Hervormd of Gereformeerd, ook maar op énigerlei wijze zou kunnen worden gedwongen tot enige vorm van samengaan.

De bezwaren werden er niet minder door, zowel vanuit de hoek van de Gereformeerde Bond als uit die van de Confessionele Vereniging, maar evenzeer vanuit de Gereformeerde Kerken. Als voorbeeld noemde ds. Haeck het Pinksterappèl van 1989, waarin het Confessioneel Beraad (vanuit de Ger. Kerken) en de G.B. en de C.V. (vanuit de Ned.Herv.Kerk) blijk gaven van hun zorgen ten aanzien van het functioneren van de belijdenis.

Een ander voornaam knelpunt is volgens ds. Haeck het begrip „vaderlandse kerk". Binnen de Ned.Herv.Kerk leeft over de hele linie min of meer het besef dat God Zelf in de 16e eeuw deze Kerk in deze landen heeft geplant, en dat afscheiding van de kerk, of opheffing van deze kerk, om op te gaan in een nieuw te vormen kerk, menselijk ingrijpen, en dus ongeoorloofd is.

Ik meen hiermee in grote lijnen het betoog van ds. Haeck te hebben weergegeven. Een betoog dat dan eindigt met een paar vragen, waarvan de laatste als volgt luidt:

„Wanneer geen kerkscheidende factoren aanwezig zijn - en één en andermaal is dat verklaard - zou dan de hier en daar gehoorde oproep niet nadere bezinning vragen of de GKN zich opnieuw zouden willen/kunnen aansluiten bij de NHK? "

Kerkgevoel

Blijkbaar heeft de toenmalige secretaris-generaal, ds. R. J. Mooi, de plank nog niet zó ver misgeslagen, toen hij het begrip „kerkgevoel" invoerde... Hij zag dat „kerkgevoel" als een remmende factor in het S.o.W.-proces. Kennelijk kunnen de Hervormden inderdaad dat besef niet kwijt, dat hun kerk een unieke positie inneemt. Maar hebben de Gereformeerden niet dat „kerkgevoel"? Zij steigeren immers ook, zodra er maar gezinspeeld wordt op opheffing van hun kerk en terugkeren naar de Hervormde Kerk? Die dingen liggen „gevoelig". Maar is het alléén maar een gevoelskwestie?

Afscheiding en Wederkeer

Bekijken we de zaak vanuit de historie, dan hebben de Gereformeerde Kerken twee wortels. Immers, in 1892 verenigden zij zich de kerken uit de Afscheiding van 1834 en die van de Doleantie van 1886 tot de „Gereformeerde Kerken in Nederland". Het zou ons nu te ver voeren Afscheiding en Doleantie met elkaar te gaan vergelijken. Wij, Hervormden, kunnen in de regel wat méér begrip opbrengen voor de Afscheiding dan voor de Doleantie, omdat deze laatste meer georganiseerd, meer een daad uit berekening was. Maar in de Akte van Afscheiding van 1834 werd verklaard dat de Nederland Hervormde Kerk „de valsche Kerk is volgens Gods Woord en Art. 29 van onze belijdenis" en dat men derhalve geen gemeenschap wilde hebben met de Nederlandse Hervormde Kerk, „totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren".

Dat laatste is - en ik constateer het met droefheid - nog steeds niet gebeurd. De oorzaak waarom velen anderhalve eeuw geleden meenden de NHK te moeten verlaten is niet weggenomen. Ondanks de Kerkorde van 1951, die duidelijk stelt dat wc belijden in gemeenschap met de belijdenis der vaderen, wordt „allerlei wind van leer" in onze Kerk getolereerd.

Tegelijk vragen we ons af hoe het toch komt dat deze Kerk, ondanks de uittocht van 1834, èn die van 1886, nog bestaat, en dat de reine prediking van het Evangelie uit die Kerk niet is verdwenen, maar zelfs, in vergelijking met de toenmalige situatie, aanmerkelijk is versterkt! Mogen we daaruit niet concluderen dat die God, Die deze Kerk hier plantte, haar ook vier eeuwen later nog niet heeft losgelaten? En zouden wij dan die Kerk mogen loslaten en haar laten opgaan in een totaal nieuwe kerk?

Kijken we vervolgens naar onze partners in het S.o.W.-proces, wier voorvaderen onze Kerk verlieten, om, naar hun eigen woorden, „terug te keren tot de leer, dienst en tucht van de vaderen", dan vragen we - zonder zelfverheffing! - wat daarvan na een eeuw, na anderhalve eeuw, nog is overgebleven...

Kunnen Afscheiding en Doleantie nü ongedaan gemaakt worden door te herenigen met de Kerk die men toen verliet? Op basis van de Akte van Afscheiding?

Ik ben me bewust dat ik hier geen nieuwe vragen aan de orde stel. Ze zijn ook in het verleden in allerlei toonaarden gesteld. Maar we moeten wel goed beseffen waarmee we bezig zijn.

Als het dan in deze tijd niet meer verantwoord is, dat de twee grootste kerken, die voortgekomen zijn uit de Reformatie, en die beide de belijdenis van de Reformatie nog hébben, gescheiden optrekken, zou het dan inderdaad niet een stuk eenvoudiger worden, wanneer wij als Hervormden schuld belijden over het gebeur-

de in de vorige eeuw, en dat zij die van ons uitgingen, zich maar weer bij ons voegen? Het zou in elk geval een grote besparing van tijd en energie betekenen.

Een ander pluspunt zou zijn dat er dan geen drie kerken ontstonden. Want dat zal ongetwijfeld gebeuren wanneer we voortgaan op de ingeslagen weg. Dan krijgen we straks één gefuseerde kerk, plus de restanten van Hervormden en Gereformeerden die de nieuwe kerk niet kunnen meemaken!

We beseffen terdege dat ook in geval van terugkeer van de Gereformeerden het gezag van de belijdenis niet zal worden verstevigd. Maar is dat gezag in een eventuele nieuwe kerk dan wél gewaarborgd?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Herenigen of terugkomen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's