Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

DE REUK DER KENNIS GODS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Gode zij dank, die ons allen tijd doet triomferen in Christus en de reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. 2 Corinthe 2 : 14.

Dankbare mensen zijn gelukkige mensen, maar er schijnt in de wereld van vandaag weinig rede tot dankbaarheid te zijn. Ondanks de tijd van weelde, die wij beleven heerst toch allerwege een geest van ontevredenheid en van pessimisme en schijnbaar terecht. In de politieke wereldsituatie heerst grote spanning; op economisch gebied vraagt men zich af, hoelang wij het huidige welvaartspeil vol kunnen houden en in de kerk wordt geklaagd over steeds meer afval en wereldgelijkvormigheid. Zullen wij dan dankbaar en gelukkig zijn? In de grond van de zaak schijnen alle dingen daartegen te getuigen.

De apostel Paulus weet daar alles van. Op zijn tweede zendingsreis heeft hij anderhalf jaar in Corinthe gewerkt en bij zijn vertrek naar Efeze laat hij een bloeiende gemeente achter. Nauwelijks echter heeft hij zich in Efeze gevestigd of angstige berichten bereiken hem uit Corintlhe. Verkeerde invloeden brengen de gemeente in verwarring en doen het zuivere Evangelie schade aan. Een snel bezoek, dat Paulus aan Corinthe brengt, heeft geen succes. Men geeft Paulus een grote mond. Met een scherpe brief, die Paulus onder tranen schrijft, zendt hij Titus naar Corinthe en in gespannen verwachting ziet hij de terugkomst van Titus tegemoet.

Al deze nare dingen haalt Paulus in het hoofdstuk van onze tekst naar voren. Zijn dat omstandigheden om onder te jubelen? Er is voor Paulus niet de minste rede om dankbaar te zijn. En toch staat daar midden in dat sombere hoofdstuk plotseling deze mooie tekst: „Code zij dank, die ons allen tijd doet triomferen". Paulus realiseert zich, dat een mens wel eens moeilijkheden kan ondervinden, maar dat Gods werk toch doorgaat en dat ook in het conflict met Corinthe alles nog ten goede gekeerd is en hij schaamt zich, dat hij zo diep in de put heeft gezeten. Daar is geen rede voor, want God laat Zijn werk niet varen. En hij schudt alle verdriet en zorg van zich af en breekt uit in een blijde zegezang,

Hij gebruikt in zijn lied een in zijn dagen bekend beeld. Wanneer een Romeins generaal uit de-oorlog terugkwam als overwinnaar, dan mocht hij, voorafgegaan door hoornblazers, priesters en offerdieren, staande op een zegewagen en omringd door familieleden en officieren, een zegetocht door de stad maken, Overwonnen koningen en veldheren werden in die tocht geboeid meegevoerd en de grootste kostbaarheden van de buit werden op praalwagens aan het jubelende Romeinse volk getoond.

Zo houdt ook de Heere een triomftocht door deze wereld en wij worden in de vaart van Zijn handelen meegesleurd. In het begin van de wereldgeschiedenis heeft Hij de oorlog verklaard aan Zijn grote tegenstander, de duivel en in de volheid des tijds heeft Hij in de Heere Jezus Christus de slang de kop vermorzeld. En dat er nu dwars door alle verdrukking en vervolging heen een kerk is blijven bestaan en dat er gepreekt wordt en dat mensen in hun geestelijke noden worden opgezocht en dat er zendelingen worden uitgezonden, ook dat u lid van een Christelijke gemeente moogt zijn en op dit moment Gods Woord moogt overdenken en dat u daar belangstelling voor heeft, het zijn allemaal tekenen van Gods triomftocht door deze wereld, tekenen, die u midden in uw geestelijke nood doen uitbreken in de blijde jubel: „Gode zij dank, die ons allen tijd doet triomferen in Christus."

Maar is er rede voor Paulus om plotseling zo blijde te gaan zingen? Is dat zo belangrijk, dat een Corinthisch conflict ten goede gekeerd is? Ja, dat is belangrijk, want Paulus weet uit ervaring, welk een wondere overwinning Gods dat is, wanneer een weerbarstig mensenhart de Heere gaat dienen en een oprechte begeerte krijgt naar Zijn Voorhoven. Paulus heeft zichzelf als zo'n weerbarstige leren kennen. Paulus is stilgezet op zijn weg naar Damascus. Hij is door de Heere gearresteerd en nu kent hij zichzelf als een overwonnene Gods en hij ziet zichzelf als een geboeide in de zegetocht des Heeren meelopen.

Daar zal het op aan komen om de zegezang van onze tekst op de lippen te nemen, dat wij onzelfs leren kennen als weerbarstige zondaren en dat wij voor de Heere leren capituleren. Hem onze schuld leren belijden. Dan is er geen rede meer om ongerust te zijn, noch om een somber gezicht te zetten. Wie door Christus Zelf is aangeraakt, wie is stilgezet op zijn dwaalweg en het mocht ondervinden, dat de Heere hem te sterk werd, die loopt van dat ogenblik af mee in de stoet van volgelingen van Jezus Christus en deze stoet is geen begrafenisstoet, maar een zegevierende optocht achter de overwinnende Heiland. De volgelingen van deze Heiland hebben over het werk van hun Koning geen zorgen. De enige zorg, die zij hebben, is of zij wel genoeg tot verheerlijking van Zijn Naam leven. Dat zij daarin nog zoveel tekort schieten, daarover moeten zij zich alle dagen bedroeven, dat is hen telkens weer tot schuld. Het werk van hun Koning echter, dat gaat door en daarom kunnen zij zingen door hun tranen heen: „Gode zij dank, die ons allen tijd doet triumferen in Christus."

Het tweede gedeelte van de tekst zegt, hoe het werk Gods doorgaat ondanks menselijke tekortkomingen, nl. doordat God „de reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen". Die kennis is geen theoretische kennis, geen dogmatiek, maar bevindelijke kennis, een kennis hebben aan het werk Gods in ons hart, een ondervonden hebben, dat de Bijbel waar is, een erkennen, dat God Heer is over ons leven, dat Hij ons eerst liefgehad heeft en daarom wederliefde eist. Deze kennis komt in onze levenswandel voor de dag en verspreidt een onweerstaanbare liefelijke geur rondom zich heen. Wie er geen deel aan heeft, moet er toch van zeggen: „Wat ruikt het hier lekker" en hij gaat er naar verlangen daar ook deel aan te mogen krijgen.

Van die reuk der kennis Gods zegt Paulus, dat de Heere haar door ons openbaar maakt, d.i. door Zijn kinderen, door de leden van de gemeente van Christus. Moogt gij daar ook toe behoren? Er zijn twee mogelijkheden: Uw leven is door Christus gewonnen en u laat zich elke dag opnieuw door Hem overwinnen. Dan gebruikt de Heere u als een instrument in Zijn hand om de reuk van Zijn kennis overal te openbaren en de mensen in uw omgeving gaan de Heere danken, omdat zij Gods werk bespeuren, het eeuwige leven ruiken en zich mee laten voeren in Gods triomftocht. Of u maakt door uw handel en wandel de naam des Heeren stinkende. Dan staat u de uitbreiding van Gods Koninkrijk en ook uw eigen zaligheid in de weg.

Het is zaak, dat ge uzelf op dit punt nauwkeurig onderzoekt en dat ge de Heere elke dag opnieuw vraagt met de liefelijke geur van Zijn kennis doordrenkt te mogen worden. Dan is er geen rede om ongerust te zijn. Gods werk gaat immers door. In alle plaatsen maakt de Heere mensen, die Hem niet kennen, met zichzelf bekend en wij ruiken de geur van Zijn Koninkrijk in allerlei schijnbaar kleine en onbelangrijke dingen. Onweerstaanbaar gaat Gods zegetocht voort door steden en dorpen en landen en wij gaan de tijd tegemoet, dat deze tocht uitloopt in heel de wereld op de volle zichtbare glorie van Gods heerlijk Koninkrijk en dat de aarde vol zal zijn van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken. De vraag, die voor u een levensvraag moet zijn, is deze: Bent u reeds een gebondene aan de zegewagen van Koning Jezus? Dan is er geen rede om te klagen, maar om te zingen. Er is veel twijfel en aanvechting, veel inzinking en machteloosheid, maar het werk Gods gaat door. De overwinning is behaald en daarom zijn wij veilig in het bangste gevaar,

want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven en onze Koning is van Isrels God gegeven

('s Gravenmoer)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's