Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THEOLOGICAL ETHICS AND HOLY SCRIPTURE: THE USE OF SCRIPTURE IN THE WORKS OF JAMES M. GUSTAVSON, R. PAUL RAMSEY, AND ALLEN D. VERHEY

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEOLOGICAL ETHICS AND HOLY SCRIPTURE: THE USE OF SCRIPTURE IN THE WORKS OF JAMES M. GUSTAVSON, R. PAUL RAMSEY, AND ALLEN D. VERHEY

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laurens Wouter Bilkes, THEOLOGICAL ETHICS AND HOLY SCRIPTURE: THE USE OF SCRIPTURE IN THE WORKS OF JAMES M. GUSTAVSON, R. PAUL RAMSEY, AND ALLEN D. VERHEY, 274 blz., ƒ 49, 95, Inheritance Publication, Box 154, Neeriandia, Alberta, Canada, en uitgeverij J.J.Groen en Zoon, Leiden 1997.

Dit boek heeft gediend als dissertatie te Apeldoorn, met W. H. Velema als promotor, en J. W. Maris als co-promotor. De schrijver, Nederlander van geboorte, studeerde in Amerika en Apeldoorn, was een tijd lang predikant van de Free Reformed Church te Canada, en van de Christelijk Gereformeerde Kerk te Ermelo, en nu, sinds 1988, weer in Canada.

De schrijver is uitstekend bekend met het Amerikaanse klimaat van denken: practicaal gericht, met grote aandacht voor de gemeenschappelijke sociale normen, en met een grote mogelijkheid tot inspraak van de rede, vrucht van de Verlichting. Met name smolten deze elementen samen in het zog. Social gospel (Rauschenbusch). In later tijd legt de nieuw opkomende orthodoxie (H. Richard Niebuhr) vooral grote nadruk op wat men de keerzijde van de belijdenis van Gods transcendentie acht: de relativiteit van onze begrippen. Maar tegelijkertijd is dit een uitnodiging aan de menselijke rationaliteit en collectiviteit om aan het denken over de inhoud der ethiek vorm te geven. Daarbij raakt dan het schriftgetuigenis licht enigermate in het achterschip.

Gustavson bepleit een 'theocentrische ethiek' die alles wil ordenen in relatie tot God. In de confrontatie tussen schriftgetuigenis en werkelijkheid heeft de Schrift vooral een bronfunctie, en dit gebeuren verloopt via de subjectiviteit van de mens. Theologie en ethiek zijn neerslag van reflexie op

(gemeenschappelijke) ervaring. De Schrift staat daar wat los van. Zo blazen sociologie en geschiedenis altijd hun partij mee. Niet ten onrechte vergelijkt de schrijver dit gedachtegoed met de ethische theologie. Dat de persoon van Christus als de belichaming van de theocratie centraal blijft staan, doet voor de schrijver niets af aan het verwijt van subjectivisme.

Ook Paul Ramsey poogt tot een combinatie - synthese? - te komen van erkenning van het schriftgezag en moreel handelen. Ramsey poogt tot een geldend principe voor de praktijk van het leven te komen, en hij zoekt dit in het agape-pnncipe, geheel opgevuld door de persoon van Christus. Om deze te verstaan moet heel de bijbel erbij betrokken worden. En dit principe verbijzondert zich steeds weer in algemene regels; de bijbel zelf geeft deze niet. Zo vervangt de rede de Schrift geenszins, maar komt toch wel telkens - idealistisch - tussenbeide.

Bij Verhey verloopt de gezagserkenning van de Schrift ook vooral via de rede. Immers, de Schrift geeft geen concrete moraal. Alles dient te worden getoetst aan de hermeneutische sleutel die we aantreffen in de opstanding van Jezus. In Hem is de gerechtigheid geopenbaard die beantwoordde aan datgene waarop God recht had en wat mensen aan Hem aan verantwoording schuldig waren. In de gemeenschap met Christus' kruis en opstanding leeft de mens niet uit het directe gezag van de Schrift maar uit zijn exegetische morele geweten, al naarmate de gemeenschap waarin hij verkeert dit uitwijst.

Drie auteurs die allen in de gereformeerde lijn willen staan. Enerzijds door de schrijver knap geanalyseerd. Anderzijds begon dit boek mij ook te hinderen. Immers, bij een zo uitsluitend apologetische benadering blijft men zelf geheel buiten schot. Denkt de schrijver werkelijk een christelijke weg te weten waarbij gezond verstand en intuïtie en gemeenschapsbesef niet een duchtige rol meespelen? En berust heel onze liefde tot de belijdenis niet mede op die tot de gemeenschap, en op nadenken? Zit er in het denken van Gustavson niet iets heel warms, haast piëtistisch, in dat van Ramsey iets heel nuchters en concreets, en in dat van Verhey - Pasen! - iets heel dieps: de wetenschap van de overwinning in gebrokenheid?

Ik vond dit een geweldig helder, instructief boek, maar, helaas, zo apologetisch. De directe weg uit de Schrift naar de werkelijkheid toe bestaat niet. Intersubjectiviteit is wezenlijk voor het verstaan van de openbaring: wie dit ontkent wordt puur formalist. Ik wacht er nu op dat de schrijver met een eigen oorspronkelijke visie komt, zonder verwettelijking. Dan zal hij toch de door hem zo knap getekende theologen danig nodig hebben. Trouwens, worden ook in de parenese van Paulus gezond verstand, gerichtheid op de gemeenschap, en de gegevens cultuur, niet ingebed in het christelijk levensbesef?

Z.

S.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Theologia Reformata | 272 Pagina's

THEOLOGICAL ETHICS AND HOLY SCRIPTURE: THE USE OF SCRIPTURE IN THE WORKS OF JAMES M. GUSTAVSON, R. PAUL RAMSEY, AND ALLEN D. VERHEY

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

Theologia Reformata | 272 Pagina's