Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ONZEKERHEID DES GELOOFS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ONZEKERHEID DES GELOOFS

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn mensen, die de onzekerheid des geloofs vanzelfsprekend vinden en achterdochtig staan tegenover de zekerheid des geloofs. Doch er zijn ook anderen, die de zekerheid des geloofs als iets natuurlijks beschouwen en dus als iets dat de mens in zijn eigen hand heeft. Beide hebben het mis, dacht ik. Daar is een zekerheid des geloofs mogelijk, zodat we niet altijd in kleingeloof of twijfel behoeven te leven, maar zekerheid des geloofs is nooit een werk van de mens, maar altijd een gave Gods. Maar dan nog wat. Het ongeloof en het kleingeloof zijn kwalijke dingen van de mens. Ik wil proberen hier wat over te schrijven naar aanleiding van een brief. Iemand schreef: ..Mijn grootvader is 93 jaar geworden en enkele jaren geleden van ons heengegaan. Hij was lidmaat van de... kerk. maar dacht en SDrak anders dan vandaag aan dc dag predikanten en ouderlingen denken, spreken en leven. Hij las veel in oude schrijvers en ik dacht dat hij wel genade bezat, hoewel hij er niet zo heel veel over sprak. Hij deed zijn plichten met kerkgaan en het gebruik der sacramenten.

Maar toen kwam de tijd, dat hij van deze aarde moest scheiden en dan blijkt twee dagen voor zijn dood, dat hij alles

kwijt is en dat hij zo geweldig werd aangevochten, dat hij huilde als 'n kind. Doch de andere dag, dat ik hem weer bezocht, de dag van zijn sterven, toen was hij zo blij. Hij zeide, dat de Heere overgekomen was en er een grote, stille lieflijke vrede was ontstaan door Psalm 46 : 2 (ber.). In deze vrede is hij ontslapen.

Helaas is er in de familie enige strijd ontstaan over dit leven en sterven. Mijn neef heeft geen goed woord voor onze grootvader over Onze grootvader had meer uit de blijdschap van zijn geloof moeten leven en niet maar steeds al zuchtende zijn weg moeten gaan. En dan het ergste. Bij het einde van zijn leven is hij wankelmoedig en twijfelachtig. Dat past een gelovige niet. Wij moeten standvastig geloven en anders bedroeven we daarmee de Heere Jezus. Mijn neef zou, als hij enig zwaar gedoe in zich bespeurde, dit zware gedoe van zich afzetten. Hij neemt alles onvoorwaardelijk aan en gelooft ten volle uit geloofsgehoorzaamheid. Zo als mijn neef het zegt, wordt het van ons geëist en gepredikt. Wij roemen maar en juichen maar. Ik kom daar niet uit, dominee, maar ik weet wel. dat Gods volk het anders leert dan het bij ons gepredikt wordt." Als ik hier even bij aan mag haken, zou ik willen zeggen, dat voor de gelovige inderdaad aanvechting en twijfel en kleingeloof geen onbekende zaken zijn. Job was een aangevochten man. Hij vervloekte de dag van zijn geboorte. Het was hem moeilijk, aan te nemen dat God goed was voor hem, toen hij dit sprak. Asaf was een blijmoedig man bij tijden. David wist ook van vreze en nood. , , Ik zeide wel in voorspoed: k zal niet wankelen in eeuwigheid. Want Gij, Heere. had mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verbergdet, werd ik verschrikt" (Psalm 30 : 7, 8). Dat kan dus, dat God Zijn aangezicht verbergt. Hoe kan nu iemand zeggen: k zal niet wankelen, ik zal verzekerd blijven geloven, ik zal de grote held zijn. Dat moeten mensen zijn, die een kunstgeloof hebben. Kunstbloemen verdorren niet en veranderen niet van kleur. Men moet toch wel weinig kennis of ervaring hebben van het geloofsleven om van zichzelf standvastigheid te verwachten. Professor Voetius heeft een boek geschreven over de ..Geestelijke verlatingen". Bestaan deze tegenwoordig niet meer? Christen uit de Christenreize vindt ternauwernood grond onder zijn voeten, als hij de doodsrivier overtrekt. Ik wil hier niet mee zeggen, dat twijfel en kleingeloof er behoren te zijn. Dat is wat anders Maar het is wel waar, dat bij een levend gelovige twijfel, ongeloof, kleingeloof en dergelijke er altijd weer zullen zijn, zolang we hier op aarde zijn. De Heere Jezus noemt dan ook zijn discipelen onverstandigen en tragen van hart om te geloven. Hij vraagt hen: , Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? " Tot Petms zegt Jezus: Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld." Maar in sommige groepen of kerken erkent men alleen als echt, wat altijd op de bovenste trap staat. Dit is niet schriftuurlijk. Veel levensechter klinkt de worsteling van Hoop en Christen, als zii Apollyon te bestrijden hebben of door de mist en nevel heenttrekken of op het gebied van reus Wanhoop gegrepen worden of in de netten van de moorman met zijn witte kleed gevangen worden En dan niet minder de laatste worsteling, zoals Bunyan dit alles in zijn Christenreis beschrijft.

Als zij horen, dat er geen andere weg is naar de stad Gods dan de dood. worden zij wankelmoedig. Zij zochten een ondiepe plaats, een weg. een brug om hen over de doodsrivier te voeren. Hoe diep was de rivier? De diepte der rivier, zo krijgen ze te horen, staat in verband met de mate des geloofs, waarmee gij in uw Koning zult geloven. Met deze kennis stappen ze het water in. Christen begint al direct diep te zinken. Maar Hoop voelt de bodem en heeft vaste grond onder de voeten. En Christen? Er daalde zulk een benauwd heid en donkerheid in zijn ziel, dat hij niets meer kon onderscheiden. Hij kon zich de liefelijke vertroostingen van onderweg niet meer herinneren. Hij vreesde in de rivier te zullen omkomen.. Ook kon men hem aanzien, dat hij met diepe ontroering dacht aan al de zonden, die hij bedreven had zowel tijdens als vóór zijn pelgrimstocht. Tot Hoop zeide hij: Als mijn hart recht was voor God. zou Hij nu wel opstaan om mij te redden, maar om mijn zonden laat Hij mij ondergaan in deze rivier." Hoop echter ziet deze benauwdheden en aanvechtingen als een bewijs, dat God hem wil behouden en leren op Hem te betrouwen. Volgens Hoop hebben alleen goddelozen altijd een verzekerd geloof (Psalm 73 : 45). Toen het geloof in Christen weer oprees, voelde hij vaste grond onder de voeten en maakte daaruit op, dat de rivier zeer ondiep was.

Uit Gods Woord vernemen we, dat God Zich kan onttrekken aan de mens en dat deze man of vrouw het daar zeer benauwd mee heeft. God zegt zelf tot Zijn volk in Jesaja 54 : 7: Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten." David klaagt heel sterk: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten." Het kan bang genoeg zijn bij de gelovige.

David klaagt in Psalm 13: Hoe lang. Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht verbergen voor mij? " In Jesaja 57 : 17 betuigt God: Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verbergde Mij".Wat kan God ver weg wezen. Hoor Asaf in Psalm 83: O God, zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God!" Psalm 10 slaakt de klacht: O Heere, waarom staat Gij van verre? Waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid". Dat is ook de klacht van Heman in Psalm 88: Heere, waarom verstoot Gij mijn ziel en verbergt Uw aanschijn over mij? "

Het is toch wel duidelijk, dat in het leven van Gods volk veel nood en onzekerheid voorkomt. Een andere vraag is of de Heere hen daar in laat? Op deze vraag kunnen we hartgrondig neen antwoorden. Maar zij moeten er toch door heen en er ook telkens weer inkomen, opdat zij zou-

den leren in alles op God te vertrouwen.

En hier komt nu een andere vraag om de hoek kijken. Is het een vaste wet, dat de kleingelovige altijd een kleingelovige moet blijven? Dat is geen vaste wet. Kleingeloof zal ongetwijfeld zalig worden. Maar hij heeft geen makkelijke reis. Kleingeloof kwam uit de stad Oprechtheid en was op weg naar de hemelstad. Op een bepaald gevaarlijk weggedeelte ging hij zitten rusten en werd door drie rovers overvallen. Deze hebben hem al zijn geld ontnomen, maar zijn juwelen hebben zij niet kunnen ontdekken. Dus had hij wel, wat hij voor de eeuwigheid nodig had. maar voor de tijd kwam hij tekort. Zijn juwelen was hij niet kwijt, maar van zijn geld was nauwelijks genoeg overgebleven om de reis te kunnen voortzetten. Ja, als ik goed ben ingelicht, moest de man onderweg bedelen om niet van honger om te komen, want zijn juwelen mocht hij niet verkopen. Maar niettegenstaande het geld. dat hij bedelende ophaalde, moest hij dikwijls dagenlang met een hongerige maag langs de weg lopen.. Voorts had hij meer last van het verlies van zijn reisgeld dan dat hij vreugde had over het bezit van zijn juwelen.

Wat is nu echter het grote euvel van alle kleingeloof? Zou het mogelijk dit zijn, dat wij toch nog te veel met eigen riemen roeien. Wat is de weg tot de gemeenschap met God, Gods genade of 's mensen verdienste? Kan het twijfelachtig geloof soms ook liggen aan het onderwijs, dat wij ontvangen? Willen we nog te veel uit het verbroken werkverbond leven?

Op deze vraag zou ik willen antwoorden, dat het geloof in de ziel om allerlei redenen klein kan blijven. Daar is eerst de macht van de zonde in het vlees. Men kan een sterk geloof hebben, maar de verdorvenheid des harten, de lusten van het vlees, de oprijzende begeerlijkheden zullen altijd weer de vreugde over de genade dempen. Daarnaast en niet minder van kracht is de begeerte om uit zijn eigen gerechtigheid te leven. Een mens wil graag in zichzelf iets zijn. Hij kan zich niet voorstellen, dat er van zijn kant niets gedaan behoefd te worden. Als God naar onze naam vraagt, willen we graag zoiets kunnen zeggen als: Verbeterde, van harte Zoekende, vurig Biddende, Bekommerde, Veelgetrooste, aanvankelijk Bekeerde, Vrome. Onze ware naam is echter: Onrechtvaardige, Zondaar. Goddeloze, Afkerige, Ongehoorzame.

Wat te doen? We mochten onder de werkelijke staat onzer namen verbrijzeld van hart worden, God rechtvaardigen en onszelf veroordelen en zeggen: al wat deze namen betekenen, ben ik. Dan is God getrouw om ons te verlossen. Maar wat kan het lang duren eer het zover komt. Wij mensen maken eerst allerlei plannen om de naam van een Vrome te krijgen. Hoe benauwd is het, als dit mislukt. Wij willen de zonde wegbidden of van haar verlost worden in angstige strijd. Wat een nood als het mislukt. En toch zijn zulke begeerten en pogingen nuttig. Immers door deze ondervindingen leert de mens grondig aan zichzelf vertrijfelen en zijn heil

alleen bij Christus zoeken. Hij leert dus met verbazing in Hem te geloven, die de goddeloze rechtvaardigt.

Hoe kunnen wij de naam Jezus leren verstaan? Alleen maar door zijn eigen naam Zondaar te leren. Hoe vollediger wij deze naam laten gelden des temeer zal ook de naam Jezus bij ons geldigheid hebben. Wat verwacht God van ons? Alleen maar wat in de naam Zondaar ligt opgesloten, dus dat wij zondigen. Stel u zelf aan God voor in al uw armoe en naaktheid. kostelijke beloften zijn daaraan verbonden. Ik behoef niet anders te zijn dan zondaar om mij met de heerlijkste dingen te vertroosten. Als deze waarheid in een bekommerd hart afdaalt, zal wat hem te voren beangstigde, bemoedigen. Als Jezus zondaars zaligt, zult gij, Zondaar, zeker zalig worden, of Jezus moest geen volkomen Zaligmaker zijn. Hoe dieper zich iemand alzo als zondaar gevoelt en erkent, des te meer grond heeft hij om te vertrouwen. dat Jezus hem van alle zonde en ellende zal verlossen. Daarom is de naam Verlorene, Ellendige, Zondaar zo goed. Die namen betekenen, dat wij niets mee kunnen werken. Maar ook: als wij in het zaligmaken iets mee willen werken en het. aan Jezus niet alleen en geheel toevertrouwen, hebben wij niets anders dan rampspoed te verwachten. Toch is het moeilijk, want wij zijn te eigenwijs, te hoogmoedig en te eigengerechtigd om Jezus alles toe te vertrouwen. De Geest moet met de hamer des Woords ons met veel slagen vermorzelen.

Het is alzo waar, dat wij onszelf in de weg staan. Maar hoe komt ons eigen ik daar nu van tussen uit? Dat wij zozeer overtuigd raken van onze grote nood, dat wij niet meer weten of wij bekommerd of zoekende, bekeerd of onbekeerd zijn, maar ons vanwege onze grote nood alleen aan Christus houden, zonder handen en zonder kracht aan onze kant. Dan komt er grond onder onze voeten. In Gods Woord lezen we, dat alle bijbelheiligen omver gevallen zijn. Waarom en waartoe zijn al deze vrome en heilige mannen gevallen? Om ons te betuigen, dat wij niet deugen Het is Christus alleen. Hij alleen moet blijven staan. Hij alleen heeft het ook teweeggebracht, dat de gelovigen staan, als zij staan. Als wij bekeerd wórden, worden we zo groot als de Enakieten, maar de trouwe God weet ons wel klein te stoten Daar komt het op aan, dat wij de genade beleven, dat we in onszelf tot een niet gemaakt worden. Dat moet ook gepredikt worden. Wij moeten een begin hebben en alles doen om wat te worden. Het kan niet anders of wij moeten eerst leren boe groot onze zonde en ellende is. Deze nu is zo groot, dat wij wat willen zijn, hoewel wij niets zijn. Dus moet het maar gepredikt worden, dat wij door het eerste stuk heen moeten, doch niet om daar iets in te worden, doch juist om alles te verliezen. Daarom bestaat het geloof hierin, dat wij diep overtuigd raken van onze doemstaat en waarachtig verootmoedigd zijn over onze schuld en onze machteloosheid om iets te doen om onszelf te redden. Vervolgens wil God, dat wij geloven, dat allen, die in Jezus geloven, vergeving van zonde hebben. Van onszelf hebben wij geen geloof. Maar het wonderlijke werk des Geestees maakt ons zeker van het vrije aanbod van genade. Dat is een groot stuk. Laat ieder onverzekerde, die het geleerd heeft, dat uit hem niets goeds kan voortkomen, zichzelf afvragen of hij het aanbod van genade gelooft, als aan hem gedaan. Dit is van hoog belang. Het is bovendien waar. dat in het Evangelie aan ieder verloren zondaar, arme, ellendige de Zaligmaker wordt aangeboden. De Heilige Geest pleegt het aanbod aan de ontblote zondaar te verzegelen. U moet weten, dat Christus u in het aanbod geschonken is. M.a.w. alle zekerheid moet op het genadeverbond gebouwd worden. Jezus is geschonken. Daarvoor moeten de ogen geopend worden. De Geest werkt een vast vertrouwen, dat Hij geschonken is.

Waaraan kan ik weten of dit vertrouwen ook in mij is. Hieraan, dat er een liefde en hoogachting geboren is tot de aangeboden Jezus. Als de verloren zondaar Jezus onder het oog krijgt, in zijn gepastheid en algenoegzaamheid en als Hij verzekerd wordt, door de werking des Heigen Geestes, dat Hij hem in het aanbod geschonken is, wordt zijn hele wezen ingenomen — ziel, verstand, wil, oordeel en genegenheden — om Hem hartelijk en als een Zaligmaker voor zich te begeren.

Waar kan nu de zondaar blijven steken? Ten eerste in zijn pogingen om enige eigengerechtigheid te werken. Als hij daarmee doorgaat of daarheen terugkeert, wordt de zekerheid des geloofs bemoeilijkt. Het is immers niet alleen nodig dat de zondaar ontbloot wordt, voordat hij tot Christus komt, doch ook daarna. Ten tweede kan hij blijven steken in enige twijfel ten opzichte van het aanbod van genade. Die twijfel ontstaat dan doordat hij zich afvraagt of er werkelijk niets anders nodig is dan vrije genade en of God werkelijk aan een zondaar als hij, deze genade meer dan overvloedig genoegzaam aanbiedt. Velen blijven in het aanbod steken Zij willen iets hebben of iets zijn om geschikt te wezen voor Christus. Daarom is het van zo uitermate groot belang, dat het aanbod recht gepredikt wordt. Sommigen moet gezegd worden, dat het alleen voor

de armen en verlorenen is. Velen durven geen gebruik te maken van het aanbod, anderen maken er misbruik van. Allemaal eigen schuld. Maar zalig de mens, die ook in de aanbieding tot de rechte zekerheid gebracht wordt.

D.

L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE ONZEKERHEID DES GELOOFS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 april 1965

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's